Assange 23 april
Jeremy Corbyn voor Assange, Muntplein in Brussel, 23 april. Foto: Malkia Mutiri
Mediakritiek -

Onze media geloven niet in persvrijheid op World Press Freedom Day

Er is een eenvoudige manier om te testen hoe ernstig onze media World Press Freedom Day op 3 mei 2022 nemen. Kijk naar hoe ze het jaar ervoor omgingen met aanvallen op de persvrijheid. Het is ronduit beschamend: dappere aandacht voor wat in Rusland en China verkeerd loopt, schijnheilig doen alsof er hier geen probleem is met machtsconcentratie van de mediabedrijven en met ... Julian Assange.

dinsdag 3 mei 2022 14:09
Spread the love

 

Elke 3 mei is het World Press Freedom Day sinds deze dag door de VN werd uitgeroepen in 1993 “om bewustzijn te kweken voor het belang van persvrijheid”. Regeringen worden herinnerd aan Artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens.

Artikel 19. Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.

Niemand die eraan twijfelt dat in westerse antipoden Rusland, China en in andere landen – waaronder enorm veel westerse bondgenoten, Egypte en Saoedi-Arabië om er maar twee te noemen – geen persvrijheid bestaat.

Assange 23 april

Veel volk op de manifestatie voor Julian Assange, géén journalisten. Foto: Malkia Mutiri

Over die eersten lezen we zeer regelmatig dappere opinies, analyses, duiding in onze media die met het publiek hun verontwaardiging delen over de wantoestanden op vlak van persvrijheid in andere landen.

Whataboutism is wél relevant, tot spijt van wie het benijdt

Critici die erop wijzen dat in eigen land ook heel wat verkeerd loopt op dit vlak en dat diezelfde journalisten/media daar bitter weinig over te vertellen hebben, krijgen meestal het verwijt dat zij de facto steun geven aan die verwerpelijke regimes.

Daarmee zou de discussie dan afgesloten zijn. Niets is minder waar. In de echte wereld buiten de mediabubbel is ‘whataboutism‘ zeer relevant. Het is de ideale ijkmethode om de ernst van journalistiek te meten.

Assange 23 april

Muntplein, Brussel, 23 april. Foto: Malkia Mutiri

Noam Chomsky vatte het ooit plastisch samen: “Principes zijn universeel. Je kan ze niet selectief toepassen. Als je dat wel doet zijn het geen principes” en “Wantoestanden veroordelen in landen waar je geen enkele impact op hebt is even dapper als verontwaardigd doen over slavernij in de achttiende eeuw. Heel mooi maar compleet vrijblijvend. Veel nuttiger is wantoestanden aanklagen in landen waar je wel een impact kan hebben, zoals in eigen land of bij je bondgenoten.”

Je eigen land, je eigen bondgenoten, je eigen media bekritiseren is een morele plicht voor elke journalist die zijn beroep ernstig neemt. Of dat nu het geval is? Verre van. Het is tevens een kwestie van morele geloofwaardigheid.

Hoe geloofwaardig is een krant, tijdschrift, tv, radio nog die oorlogsmisdaden van Rusland in Oekraïne veroordeelt maar al jaren wegkijkt van identiek dezelfde oorlogsmisdaden in Libië, Syrië, Afghanistan, Pakistan …

Reclame als bron van inkomsten, een ideologische filter

Dichter bij huis: hoe komt een krantenartikel over dat mensen aan het woord laat over de vervuiling door fijnstof rond scholen in de steden en dat combineert met paginagrote advertenties voor de nieuwste stadswagen of met bijna-gratis vliegreizen?

Redacties beweren graag dat zij een beschermd statuut hebben dat hun onafhankelijkheid zou garanderen. Zij doen alsof advertenties ‘neutrale boodschappen’ zijn, die geen impact hebben op hun journalistieke werk.

Assange 23 april

Muntplein, 23 april. Foto: Malkia Mutiri

De ideologische impact van reclame in de media – niet de directe commerciële impact, maar de ideologische! – op het publiek wordt al jaren bestudeerd door ernstige academici.

Zij zijn het er allen over eens dat de media omwille van hun inkomsten uit reclame wel degelijk de aard van hun berichtgeving aanpassen. Dat gebeurt slechts uiterst zelden op niveau van de individuele journalist. Het is eerder in de selectie van wat wel nieuwswaardig is dat die impact zich laat gelden.

Amerikaans journalist Ben Bagdikian (1920-2016) schreef er zijn standaardwerk The Media Monopoly (1983) over. Andere bekende mediacritici zijn Robert McChesney en zijn Global Media: The New Missionaries (2001) dat hij samen met Edward Herman schreef.

Cover editie 2008

Deze laatste pende samen met de hierboven al geciteerde Noam Chomsky Manufacturing Consent – The Political Economy of the Mass Media (1988 – update 2008). Minder bekend maar even relevant is Michael Parenti’s boek Inventing Reality: The Politics of the Mass Media (1986).

Niet toevallig zijn de beste mediacritici van de voorbije decennia allemaal burgers en journalisten in de VS waar de commercialisering en ideologische uniformering van de massamedia het verst is doorgedreven. Amerikanen geloven graag dat zij vrije media hebben. Dat is niet het geval.

Wat zij hebben is commerciële mediabedrijven, media niet gecontroleerd door de overheid maar door grote bedrijven (en door miljardairs). Die evolutie is al tientallen jaren bezig maar werd recent nog eens benadrukt: de rijkste man op aarde is Elon Musk, hij heeft Twitter gekocht, Jeff Bezos, de tweede rijkste, is eigenaar van de Washington Post, nummers 5 en 6 op de wereldranglijst bezitten Google, nummer 4 en nummer 9 zijn de baas van Microsoft.

Sommige politici weten maar al te goed dat het niet meer over de inhoud gaat.

Deze verglijding is al zeer lang bezig, maar het blijft maar doorgaan. Zelfs een topkrant als De Standaard vindt het tegenwoordig redactioneel OK op zijn frontpagina te verwijzen naar een proces zonder enige maatschappelijke meerwaarde, over een dispuut tussen twee bekende filmsterren en daar binnenin twee volle pagina’s aan te wijden.

Het argument is dat deze berichten veel worden bekeken en beluisterd. En dan? Mensen gaan ook naar zware verkeersongevallen kijken in hun straat, is dat een argument voor méér auto-ongevallen. En waarom dan geen pornografie, kijkcijfers gegarandeerd, er zijn toch geen taboe’s meer?

Sommige politici weten maar al te goed dat het niet meer over de inhoud gaat. Een cassante titel boven een interview over een plek waar men zich ‘niet in België zou voelen’ is goed voor ontelbare heen-en-weer-overnames op sociale media en omgekeerd, interviews, ‘nabesprekingen’ en vooral véél media-aandacht’.

Wat ‘zich in België voelen’ verder precies betekent wordt nergens gedefinieerd. Wat overblijft is de leegte.

Neen, het is hier niet beter

In eigen land voltrekt zich een gelijkaardig proces van verdere mediaconcentratie in steeds minder handen. Recent verscheen Fuck de media, red de pers van Guido Van Liefferinge, dat niet toevallig door de grote media compleet wordt genegeerd.

Een databank search van GoPress (dat alle printmedia van België omvat) vindt exact één referentie naar het boek, in magazine MO*. In de intro van het boek van Rik Van Cauwelaert staat te lezen: “zijn beschrijving van wat zich dezer dagen in de perswereld afpeelt, is correct en zal door insiders worden onderschreven”.

epo.be

Guido Van Liefferinge was ooit hoofdredacteur van het weekblad Dag Allemaal. Een journalist van Dag Allemaal zei er op voorwaarde van anonimiteit het volgende over: “Ja, er staat veel waarheid in het boek. Maar wat wil je dat ik doe? Ik ga het zelfs niet voorstellen op de redactie, ik wil mijn job niet kwijt.”

Het gaat in Nederland dezelfde weg op (zie Hoe de laatste twee grote Nederlandse dagbladuitgevers hun zelfstandigheid verspeelden).

In hun boek Manufacturing Consent halen Herman en Chomsky vijf filters aan die bepalen wat wel of niet nieuwswaardig wordt geacht. Filter één is de eigendomsstructuur, filter twee zijn de bronnen van inkomsten, filter drie is het bronnenmateriaal.

Grote media halen hun basisinformatie bijna volledig bij officiële bronnen, persagentschappen (Reuters, AP, AFP en binnenlands Belga), mededelingen van de overheid en meer en meer ook ‘klaar voor gebruik’-persmededelingen van grote bedrijven.

The case of Julian Assange

Recent werd dat treffend geïllustreerd door de manier waarop de media berichtten over de Europese samenkomst op het Muntplein in Brussel op 23 april 2022 om steun te betuigen aan Julian Assange die in een maximum security gevangenis in Londen wacht op zijn uitlevering aan de VS voor het publiceren van de bewijzen van oorlogsmisdaden van het Amerikaans leger in Irak.

De VS baseren hun eis tot uitlevering op twee argumenten: Assange zou de betrokken gegevens gestolen hebben door hacking van computers en zo geheime informatie hebben verspreid die de nationale veiligheid van de VS zouden bedreigen. Het tweede argument is dat Assange met zijn publicaties mensenlevens in gevaar zou hebben gebracht.

Niemand minder dan huidig president Joe Biden verklaarde in een interview enkele jaren geleden dat er geen enkel bewijs is dat WikiLeaks en Assange ook maar één persoon in gevaar hebben gebracht. Ook op het proces konden de advocaten van de VS daarvoor geen enkel bewijs leveren.

 

Toespraak Jeremy Corbyn op het Muntplein in Brussel op 23 april 2022 (14’45”, Nederlandse ondertitels aanklikken op CC-button onderaan rechts):

 

Elke journalist die naam waardig, weet al lang dat deze beschuldiging op drijfzand is gebouwd (en dat de enige getuige die beweert met Assange te hebben samengewerkt zijn getuigenis heeft ingetrokken, omdat ze van a tot z verzonnen blijkt te zijn).

Persagentschappen, ‘betrouwbare’ bron

Wat lezen we in de media over de samenkomst voor Assange in Brussel? Bijna niets. Dat een journalist in Groot-Brittannië na uitlevering levenslang riskeert in de VS omdat hij zijn werk deed is geen grote frontpagina’s of eerste punten of het avondnieuws waardig.

Ik heb alleen volgende korte berichten gevonden op het internet over 23 april. De Morgen, de Brusselse krant Bruzz, Het Laatste Nieuws en in het Dagblad van het Noorden (een regionale krant in Nederland) schreven er een kort bericht over dat telkens gebaseerd blijkt op een bericht van persagentschap Belga.

Amerikaans journalist H.L. Mencken (1880-1956): “Persvrijheid is beperkt tot zij die er een bezitten”.

De tekst in alle artikels is bijna identiek, met onder meer viermaal dit citaat: “Hij zou daardoor onder meer de dood van informanten van de Amerikaanse strijdkrachten op zijn geweten hebben.”

Screenshot demorgen.be, 23 april 2022

Geen enkel artikel vermeldt dat dit door de feiten wordt tegengesproken. 12 jaar na de eerste publicaties van WikiLeaks kunnen de VS nog steeds niet één naam noemen van een persoon die door de onthullingen in gevaar is gekomen, laat staan zou zijn vermoord. Ook op het proces konden de advocaten van de VS geen enkel geval noemen.

Het probleem begint uiteraard bij de scribent van Belga die deze zin zo neerschrijft zonder enige toelichting te geven over de geloofwaardigheid van die stelling. Het vermindert de verantwoordelijkheid van de scribenten in de vier andere media niet, die dat bericht bijna letterlijk overnamen.

Je kan hier drie mogelijke besluiten uit trekken:

  • De Belga-journalist en de vier andere journalisten weten niet dat de beschuldiging van ‘de dood van informanten’ onwaar is. In dit geval zijn het journalisten die hun werk niet doen en niet eens de basics van het dossier van Julian Assange kennen.
  • De Belga-journalist en de vier andere journalisten weten wél dat de beschuldiging van ‘de door van informanten’ onwaar is. In dit geval zijn het journalisten die hun werk niet doen omdat zij hun overtuiging laten primeren op de feiten, door essentiële informatie voor hun publiek te verzwijgen.
  • Het zou kunnen dat de betrokken journalisten weten wat de feiten zijn maar het niet aandurven of verloren moeite vinden om tegen de ‘manufactured consent’ van hun redactie in te gaan die er de facto op neerkomt dat zij het eens zijn met de uitlevering van Assange aan de VS.
Assange 23 april

Stella Morris, partner van Julian Assange op het Muntplein op 23 april. Foto: Malkia Mutiri

In geen van deze drie gevallen kunnen deze personen zich ‘journalisten’ noemen. Dit is dus hoe de media in werkelijkheid met de persvrijheid omgaan, een foutieve bewering over een collega-journalist die hem met levenslange gevangenisstraf bedreigt, wordt gewoon overgenomen zonder ook maar één korte informatieve toelichting.

Geen enkele hoofdredacteur durft het aan om openlijk te zeggen dat hij/zij er geen probleem mee heeft dat Assange zal worden uitgeleverd. Teveel eerlijkheid is blijkbaar niet altijd gewenst. Net zo is er geen enkele hoofdredacteur die het aandurft om van de onvoorwaardelijke vrijlating van Assange een topzaak te maken.

In de VS heeft PayPal de rekening afgesloten van meerdere progressieve nieuwssites, zonder daar enige uitleg voor te geven. Daarmee is PayPal niet aan zijn proefstuk toe. Jaren geleden deed het bedrijf dat al om donaties aan WikiLeaks onmogelijk te maken.

Ook deze nieuwssite had recent de eer een eerste verwittiging te krijgen van Facebook (zie Oorlog, Facebook en censuur: DeWereldMorgen.be buigt niet).

Over dit alles uiteraard geen enkel bericht in de media.

Dit is journalisten onwaardig. Dit is beschamend. Dit is laf.

 

Guido Van Liefferinge. Fuck de media – Red de pers. EPO, Antwerpen, 2022, 200 pp. ISBN 978 9462 6736 94

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!