Afvalverbrandingsoven in Slovenië. Foto: welp.sk/CC BY-SA 3:0
Essay - Oikos,

Onze klimaattoekomst: elitair of democratisch?

In dit essay voor het 100ste nummer van het tijdschrift Oikos van de gelijknamige denktank bekijkt psycholoog Paul Verhaeghe een aantal toekomstscenario's. Alles zal afhangen van de manier waarop wij de klimaatcrisis aanpakken. Of het een elitair armageddon wordt of een nieuwe maatschappij gebaseerd op mensenrechten en democratie zal afhangen van onze keuze tussen klimaatactivisme en klimaatonverschilligheid.

woensdag 22 december 2021 14:59
Spread the love

 

Onze vorm van economie, bekend als vrijemarkteconomie in haar laatste, neoliberale fase, ligt aan de basis van een dubbel mondiaal probleem. Het eerste werd al duidelijk vanaf haar aanvangsperiode en is het best bekend: een toenemende ongelijkheid op grond van uitbuiting.

Er zijn voldoende studies die het structurele karakter daarvan aantonen: de winst van de een betekent onvermijdelijk het verlies van de ander. De duidelijkste illustratie vinden we bij de kolonisatie van zogenaamde ‘primitieve’ volkeren en de uitbuiting van een groot deel van de eigen bevolking, beide ten voordele van een groep die steeds rijker én kleiner wordt.

Het tweede probleem werd pas de voorbije eeuw zichtbaar en voelbaar: de effecten op onze natuurlijke omgeving, en dan vooral op het klimaat.

Als gevolgen van eenzelfde oorzaak hangen de twee problemen nauw samen. Toch zijn ze tezelfdertijd ook sterk verschillend. Het oudste, de ongelijkheid, is van ethisch-politieke aard. Het gaat over macht en onderdrukking, over het bevoordelen van een minderheid ten koste van een meerderheid.

Uit de aard van de zaak zelf – ethisch-politiek – zijn de meningen daarover verdeeld, en gaandeweg zelfs meer en meer gepolariseerd. Volgens de ene groep is sociale ongelijkheid een fenomeen dat aansluit bij onze natuurlijke inborst, en komt het bevoordeligen van de sterksten de maatschappij in haar geheel ten goede.

Dit is de overtuiging van bijvoorbeeld de Mandeville (1725) die bij de neoliberale ‘Chicago boys’ onder leiding van Milton Friedman een moderne stem vond. Bij een andere groep treffen we een radicaal tegenovergestelde visie aan.

Een maatschappij met een toenemende sociaaleconomische ongelijkheid zorgt voor de toename van ongeveer alle psychosociale problemen, ook bij de geprivilegieerden. Dat is de boodschap van Wilkinson en Pickett (2009), wat dan op politiek niveau een verdere uitwerking kreeg bij Piketty (2013).

Nogmaals: dit is een ethisch-politiek probleem, wat betekent dat het zeer moeilijk is om daar een hard wetenschappelijk debat over te voeren. De eerste visie werd onderbouwd vanuit het sociaal darwinisme, dat met de publicatie van Dawkins The Selfish Gene (1976) brandstof gaf aan het beleid van Reagan en Thatcher.

De tweede visie wordt onderbouwd vanuit het reeds geciteerde sociaalpsychologisch onderzoek van Wilkinson en Pickett (2009). Het onderzoeksbesluit van Dawkins (genen evolueren vooral op grond van competitie) is ondertussen achterhaald. Het onderzoek van Wilkinson en Pickett vindt binnen de sociale wetenschappen veel bevestiging, maar wordt door een grote groep daarbuiten betwijfeld.

Dat is niet zo moeilijk, omdat het onderzoek uit de gammawetenschappen1 betreft. Het volstaat de gebruikte parameters (armoede, ongelijkheid) anders te definiëren, en je krijgt andere besluiten.

Dit is niet het geval bij het tweede gevolg van de vrijemarkteconomie. Een paar decennia geleden waren kritieken op het economisch bestel nog geruststellend ideologisch: langharig tuig tegenover keurig in maatpak geklede heren, ‘sossen’ tegenover ‘kapitalisten’, waarbij het vooral over sociale ongelijkheid ging.

Vandaag de dag komt kritiek uit de mond van natuurwetenschappers: klimatologen, biologen, oceanologen, natuurkundigen, en gaat het niet langer over sociale ongelijkheid, wel over onze leefomgeving. De effecten van het hyperkapitalisme op de natuur zijn hard wetenschappelijk meetbaar; de voorspellingen die klimatologen in het recente verleden gemaakt hebben, blijken telkens accuraat te zijn, op een verontrustend detail na: het gaat sneller dan verwacht waardoor het tijdsvenster om in te grijpen steeds kleiner wordt.

Voor de kleine groep die voordelen haalt uit het hyperkapitalisme zijn deze onderzoeksresultaten hoogst onwelkom. Hun reactie is dezelfde als deze van de Kerk die vier eeuwen geleden de plak zwaaide: maak de boodschapper verdacht.

Wetenschappers die ingingen tegen de bijbel werden weggezet als ‘ketters’, de huidige economische machtshebbers branden wetenschappelijke bevindingen af als ‘links’. Wat niet belet dat de wetenschap zowel toen als nu gelijk heeft: de aarde draait rond de zon en de impact van de groei-economie op de natuur is dodelijk.

Het belangrijkste verschil is dat we deze keer geen vier eeuwen de tijd hebben om de verandering door te voeren, hoogstens vier decennia. De inzet is bovendien vele malen groter dan bij de botsing tussen religie en wetenschap. De aarde draait rond de zon, mooi. Groei is dodelijk, slik.

Als soort staan we voor een letterlijk levensbelangrijk probleem dat we zelf veroorzaakt hebben, bovendien met een tijdsvenster voor oplossingen dat steeds korter wordt.

Een werkzame oplossing vraagt om een correcte probleemdefiniëring

Een van de zaken die jonge onderzoekers aan de universiteit leren is het belang van hun onderzoeksvraag. De wijze waarop we een probleem definiëren, bepaalt meteen de richting van de oplossing. Slechte probleemdefiniëringen geven in het beste geval slechte oplossingen. In het ergste geval creëren ze nog meer problemen.

Tegenwoordig gaat het overal over ‘het probleem van de klimaatverandering’, wat op zich al een vooruitgang is in vergelijking met nauwelijks tien jaar terug, toen er nauwelijks over gepraat werd.

Heel snel komt het gesprek vervolgens op de te hoge CO2-uitstoot, als belangrijkste oorzaak van die klimaatverandering, en hoe we die omlaag kunnen krijgen. Hand over hand neemt de overtuiging toe dat we moeten stoppen met fossiele brandstoffen, dat er een volledige omslag moet gebeuren naar ‘groene’ energie.

Laat ons nu even aannemen dat we erin zouden slagen een dergelijke omslag te realiseren, en we bijgevolg ons energieverbruik kunnen behouden op het huidige niveau (wat op zich al een uitdaging van formaat is; slechts weinig mensen beseffen hoe de digitale omslag steeds méér energie vereist).

De Boliviaanse hoogvlakte Salar de Uyuni (salar = zoutmeer) vol lithium was een van de drijfveren achter de door de VS gesteunde staatsgreep van 2019. Foto: Diego Delso/CC BY-SA 4:0

Mochten we daarin slagen, dan zullen de gevolgen van deze ‘oplossing’ dodelijker zijn dan wat we nu al meemaken. De reden daarvoor is eenvoudig. Een dergelijke omslag naar ‘groene’ energie vraagt een gigantische materiaalextractie (lithium!), met een bijbehorende toename van energieverbruik (elektrische auto’s komen er niet vanzelf) en een bijbehorende stijging van andere ecologische problemen, naast de CO2. Dat is wat ik bedoel met ‘oplossingen’ die nog meer moeilijkheden creëren, als gevolg van een foute probleemdefiniëring.

Het is tijd om ernstig te worden, de speeltijd is voorbij. Het mag vreemd klinken, maar de klimaatverandering is niet het probleem, zij is een gevolg. Het eigenlijke probleem is de structurele noodzaak aan economische groei – een vrijemarkteconomie kan niet zonder.

De ironie wil dat de belangrijkste ‘groei’ ondertussen van levensbedreigende aard is: stijging van de broeikasgassen in de atmosfeer, stijgende temperaturen, stijgende verzuring van het oceaanwater, stijging van het zeespiegelniveau.

Groei is het probleem

Veel mensen beschouwen ‘winst’ en ‘groei’ als synoniemen, en begrijpen bijgevolg niet wat daar verkeerd mee is; een bedrijf, een ondernemer mag toch winst maken? Dat hoeft inderdaad geen probleem te zijn, maar groei is iets anders.

Groei houdt in dat een bedrijf winst boekt bovenop die van het vorige jaar, anders ‘groeit’ het niet. En laat dat nu net een noodzaak zijn in een door de beurs gedomineerde economie. Wie flink wat geld wil verdienen, koopt aandelen van bedrijven die groeien. Een beursgenoteerd bedrijf floreert bij gratie van de aandelen, dus moet het dividenden uitkeren, dus moet het blijven groeien.

Multinationals gaan over lijken (dit is geen metafoor) om liefst elk kwartaal groeicijfers te kunnen voorleggen. Stilstaan is niet achteruitgaan, stilstaan is sterven. Dit mechanisme moeten we goed begrijpen: deze vorm van economie kan niet zonder groei, zelfs de hoeveelheid groei moet blijven toenemen.

De ecologische gevolgen worden helemaal duidelijk eens je beseft dat we te maken hebben met een exponentiële functie. In normale taal: de reële toename wordt steeds sneller groter. Een jaarlijkse groei van twee tot drie procent lijkt niet zo veel, tot je het cumulatieve effect ervan ziet.

Een dergelijke jaarlijkse groei betekent dat de productie en consumptie van goederen op een tijdspanne van drieëntwintig jaar verdubbelen. Dubbel zoveel materiaalextractie, dubbel zoveel energieverbruik, dubbel zoveel transport.

Ter illustratie: in 2000 bedroeg het jaarlijkse mondiale materiaalverbruik 50 miljard ton, in 2017 was dat al opgelopen tot 92 miljard ton. Het resultaat is dat we ondertussen vier van de negen grenzen voor een leefbare aarde overschreden hebben.

Naast de klimaatverandering zijn er nog acht planetaire grenzen (de hoeveelheid ontbossing, oceaanverzuring, het verlies van biodiversiteit, de afbraak van de ozonlaag, de zoetwatervoorraad, stikstof- en fosforbelasting, de biogeochemische stromen) waarvan het overschrijden een bedreiging is voor het voortbestaan van het leven in zijn huidige vorm (J.Rockström & M.Klum, 2015).

Dit verklaart waarom een vervanging van fossiele door groene energie geen oplossing is. Iedereen zonnepanelen en warmtepompen, enkel nog elektrische auto’s, CO2-opslag in de grond, nieuwe kerncentrales?

Een focus op één planetaire grens gebeurt ten koste van de acht andere en maakt de catastrofe alleen maar groter. In de praktijk leiden ze tot een toename van alle moeilijkheden die we net moeten oplossen. Groei is niet de oplossing, groei is het probleem.

Een zaak van macht

Groei en vrijemarkteconomie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Afstand doen van groei betekent afstand nemen van een beursgedreven vrijemarkteconomie. De consequentie is gigantisch: dit verplicht ons over te stappen naar een radicaal ander economisch model, een met duurzaamheid als eerste en laatste criterium. Deze consequentie verklaart de heftige reacties en de pleidooien voor nepremedies zoals ‘groene groei’.

Ondertussen zijn er voldoende studies die aantonen dat een op duurzaamheid gebaseerde maatschappij niet alleen mogelijk is, maar voor een meerderheid van de bevolking zelfs een aangenamere samenleving zal opleveren (Hickel, 2021). Waarom gaan we dan niet met zijn allen voluit voor deze omslag?

Het antwoord ligt vervat in wat ik in mijn inleiding vermeldde: deze vorm van economie heeft ertoe geleid dat de macht in de handen ligt van een zeer kleine groep mensen die er alle belang bij hebben om dit economisch model te behouden. Dit is onvermijdelijke evolutie, zoals aangetoond door Bas van Bavel (2018) (link naar boekrecensie).

Deze Nederlandse hoogleraar sociale en economische geschiedenis heeft op grond van goed onderbouwde historische studies aangetoond hoe de evolutie van een vrijemarktsamenleving verloopt en wat de maatschappelijke gevolgen daarvan zijn.

Een cruciale kanteling in deze evolutie is de verschuiving van productiemarkten naar kapitaalmarkten, van Main Street naar Wall Street. Vanaf dat ogenblik wordt kapitaalverhoging het doel en groei het middel. Het gevolg is een snelle accumulatie van vermogen bij een steeds kleiner wordende groep die daardoor een steeds grotere macht verwerft.

Binnen de kortste keren sturen zij ook de politiek aan in functie van hun eigen belang. Het gros van de bevolking wordt de mogelijkheid ontnomen om daadwerkelijk deel te nemen aan het politieke leven – ze mogen nog hun stem uitbrengen, maar zelfs een verkozen overheid luistert niet langer naar hun reële bekommernissen.

Omwille van de overheidsschuld worden natiestaten gegijzeld door internationale kredietinstanties die de institutionele organisatie van de markten gaat bepalen. De voorbeelden zijn legio: multinationals die nauwelijks belastingen betalen en milieuwetgevingen die niet nageleefd worden (er is toch geen controle).

Wat ook opvalt is dat tot voor kort de meest gezaghebbende stemmen in verband met klimaatmaatregelen telkens mensen uit de economische groep waren. Dat is geen toeval: niet alleen sturen zij de politieke beslissingen aan, ze beheersen ook de informatiekanalen, waardoor een meerderheid van de bevolking nauwelijks beseft wat er aan de hand is.

Dit is zeer vergelijkbaar met de manieren waarop de Kerk haar macht uitoefende tot diep in de negentiende eeuw, onder meer door haar impact op onderwijs en informatie.

Willen we een oplossing, dan moet er een ingrijpende wijziging komen in de machtsverhoudingen. Een omslag naar een duurzame economie vraagt in eerste instantie een politieke en een sociaaleconomische wijziging. Afhankelijk van de politieke keuzes, en dus afhankelijk van wie de politiek aanstuurt, kan de toekomst er heel verschillend uitzien.

Klimaatonverschilligheid

De verwachting dat de huidige machtshebbers plots het licht zullen zien en vervolgens op korte termijn zowel een sociaal als een ecologisch bewustzijn zullen ontwikkelen, acht ik zeer gering. Temeer omdat er binnen deze groep een verschuiving ontstaan is van klimaatontkenning naar klimaatonverschilligheid.

De realiteit van de ecologische ramp wordt nog maar door weinigen ontkend, zij het dat het bredere publiek zich nog te veel blindstaart op de stijging van de broeikasgassen. In de plaats van de klimaatontkenners zijn er nu de klimaatonverschilligen, mensen die het niet nodig vinden om de oorzaken afdoende aan te pakken.

Sommigen onder hen verwelkomen het einde van de mensheid, als een vorm van welverdiende straf (‘De aarde zal beter af zijn zonder ons’). Een tweede, veel grotere groep gaat ervan uit dat het allemaal wel zal meevallen, want straks komen er miraculeuze oplossingen uit de laboratoria van topwetenschappers. Voor beide groepen is ingrijpen overbodig en hoeft er niets te veranderen.

Hun invloed is al bij al niet zo belangrijk in vergelijking met een nochtans veel kleinere derde groep, die minder de publieke ruimte betreedt. Ik heb het over de één procent die ervan overtuigd is dat zij hun huidige manier van leven in de toekomst verder zullen kunnen zetten, simpelweg omdat ze over de materiële mogelijkheden beschikken.

Vermoedelijk koesteren een aantal van hen zelfs het idee dat de toekomst er rooskleuriger uitziet dan het heden; eens een meerderheid van de mensheid verdwenen is, zullen vervelende gevolgen zoals CO2 -uitstoot op termijn zichzelf wel oplossen, samen met een aantal sociale problemen veroorzaakt door ‘deplorables’.

In de slotscène van de roman Atlas Shrugged (Ayn Rand, 1957) (boeklink), de bijbel van de neoliberale vrijemarkteconomie, kijkt de hoofdfiguur vanuit een vliegtuig neer op de verwoeste aarde, terwijl hij triomfantelijk een dollarteken maakt – de ‘creative destruction’ is er, het paradijs van de ondernemer breekt aan. Voor wie de roman niet kent: dit is géén ironie.

Op mijn donkerste momenten zie ik dit doemdenkscenario: dat een kleine groep mensen zich ‘aanpast’ aan de klimaatverandering op een dusdanige manier dat zij hun comfortabel leven kunnen verderzetten ten koste van een meerderheid die eraan ten onder gaat. De vraag is niet of de mensheid de klimaatverandering zal overleven, de vraag is hoeveel mensen die niet zullen overleven, en hoe de toekomstige maatschappij er zal uitzien.

Socioloog Peter Frase beschreef in 2016 vier verschillende mogelijkheden, Four Futures. Als uitgangspunt gebruikte hij twee problemen: de klimaatverandering en werkloosheid ten gevolge van automatisering, die hij vervolgens sterk ideologisch kadert.

In mijn benadering vervang ik de problemen van automatisering en werkeloosheid door sociale ongelijkheid, en leg ik het accent op de noodzakelijke verschuiving van groei naar duurzaamheid. Op economisch vlak hanteer ik de stelling die Hickel (2021) recent nog mooi onderbouwde: dat schaarste een doelbewuste creatie is van een vrijemarkteconomie, terwijl we de facto in een wereld van overvloed leven.

Gebaseerd op Hickel en Frase kom ik eveneens tot vier mogelijke toekomstscenario’s. De bepalende criteria daarbij zijn de omvang van de sociale ongelijkheid en de verdeling van de overvloed.

Vier scenario’s

Het eerste scenario, het exterminisme, gelijkt heel goed op onze huidige maatschappij, zij het in een exponentiële uitvergroting. De maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan zijn te gering en komen te laat. In het Westen treffen ze vooral de midden- en onderklasse, buiten de Westerse wereld iedereen.

De ongelijkheid wordt nog vele malen groter, de meerderheid moet het met steeds minder stellen, in tegenstelling tot een kleine groep die in overvloed leeft. Deze kleine groep heeft zich teruggetrokken in geklimatiseerde enclaves die militair zwaar beveiligd worden, deels geautomatiseerd, deels door goed betaalde leden van de onderklasse. Denk aan films zoals The Hunger Games (2012, F.Lawrence) of Elysium (N.Blomkamp, 2013), zij het zonder de rooskleurige afloop. Het vervolg vinden we in een tweede of een derde toekomstperspectief.

Het tweede scenario toont een postapocalyptische maatschappij, als het zwartgallige vervolg van het exterminisme. Ondertussen heeft de klimaatverandering draconische proporties aangenomen, zelfs de geklimatiseerde enclaves trekken het niet langer, ook al omdat hun beveiliging niet meer werkt. Het wordt ieder voor zich, waarbij kleine groepen mensen letterlijk vechten om te overleven. De ironie wil dat de ongelijkheid sterk afgenomen is, in die zin dat iedereen nu blootgesteld wordt aan de gevolgen van de klimaatverandering en iedereen in dezelfde schaarste deelt. Het resultaat is een grauwe wereld zoals in beeld gebracht door The Road (J.Hillcoat, 2009).

Het derde scenario is het rentenier-isme, als rooskleurig vervolg van het exterminisme. De klimaatenclaves houden decennialang stand, ook al omdat de aanvallen van buiten steeds zwakker worden. Het merendeel van de mensen overleeft de klimaatverandering niet, met als gevolg dat de natuur de kans krijgt om zich langzaam maar zeker te herstellen. De één percent kunnen hun geklimatiseerde burchten verlaten en in relatieve gelijkheid verder leven, op grond van een overvloed die ze niet langer hoeven te delen met een overbevolkte wereld.

Het vierde scenario is het enige waarin de klimaatverandering grondig aangepakt wordt. Er komt een ander politiek bestuur dat op korte termijn een mentaliteitsverandering doorvoert op grond van informatiecampagnes en onderwijs, en die tezelfdertijd maatregelen oplegt in functie van het algemeen belang. Elke activiteit met een negatieve impact op de klimaatverandering, en ruimer, op de natuurlijke omgeving, wordt verboden.

Er volgt een drastische omschakeling van de economie, met duurzaamheid als belangrijkste norm. Arbeid wordt georganiseerd volgens het model van coöperatieven en commons. Twee generaties verder is de ongelijkheid sterk afgenomen en volgt er een billijke verdeling van de overvloed die er nog altijd is.

Politieke beslissingen bepalen onze toekomst

De toekomst voorspellen is een heikele zaak, ook al omdat zij inzake klimaatsverandering afhangt van beslissingen op mondiaal niveau. Elk van de geschetste perspectieven wordt bepaald door politieke keuzes.

Enkel bij het vierde scenario wordt het roer op politiek en sociaaleconomisch vlak radicaal omgegooid, bovendien op zeer korte tijd. Bij de drie eerste scenario’s blijft de politieke (in feite: de economische) macht bij dezelfde, steeds kleiner wordende groep en wordt het sociaaleconomische beleid een voortzetting van het huidige, zij het drastischer en absoluter.

Deze prikkeldraad tussen Polen en Wit-Rusland (Belarus) is niet van pinnen voorzien maar van kleine scheermesjes. Foto: twitter @mblaszczak

Een voorbode daarvan zien we nu al in de afsluitingen met scheermesprikkeldraad aan de buitengrenzen van ‘Fort Europa’, en in het laten zinken van boten met klimaatvluchtelingen die in het slechtste geval nog beschoten worden ook.

De volgende test komt er wanneer klimaatvluchtelingen binnen Europa zelf zullen opduiken, met mensen uit Spanje, Italië en Griekenland die noordwaarts migreren omdat hun grondgebied niet langer leefbaar is.

Welke richting het zal uitgaan, is mij onduidelijk. Wat makkelijker te voorspellen valt, betreft de toename van natuurrampen, ook in Europa. Als gevolg daarvan acht ik het zeer waarschijnlijk dat verscheidene natiestaten tijdens het komende decennium officieel de noodtoestand zullen uitroepen, met eventueel zelfs een uitbreiding op EU-niveau.

Nood breekt wet, bij een noodtoestand volgen er drastische maatregelen die geen rekening houden met verworven rechten. Dit kan de deur openen voor een politiek-economische paradigmashift. Wat ik vrees, is een totalitair regime; waarop ik hoop, is een deliberatieve democratie.

Democratisch of totalitair?

Een politieke oplossing voor de ecologische problematiek gebaseerd op onze huidige invulling van democratie, is een illusie. Verkiezingen leveren al geruime tijd geen representatief parlement meer op, net zoals het parlement al geruime tijd niet langer het belang van het volk representeert.

Politici worden aangestuurd door economische machtshebbers (Cfr. Bart De Wever: “VoKa is mijn baas”) en nemen maatregelen in hun belang. De Europese Green Deal wordt nu al ondergraven door lobbygroepen van de multinationals, daarin bijgetreden door verkozen politici (Wetzels, H., 2021).

Op de koop toe leven we in een particratie, waarbij elke partij een aantal clans telt die elkaar het licht in de ogen niet gunnen (de gevaarlijkste vijanden zijn leden van de eigen partij). Een politiek stelsel gebaseerd op verkiezingen en partijen werkt niet langer en is enkel nog in naam democratisch.

Deze vaststelling wordt door steeds meer mensen gemaakt, waarna er heel vaak een foute en zelfs gevaarlijke conclusie volgt: “Democratie werkt niet”. Gevaarlijk omdat er vervolgens een pleidooi komt voor een strenge top-downaanpak, en dus voor een dictatuur.

Dit is niet zomaar een schrikbeeld, de voorbeelden zijn er. Trump en Bolsonaro zijn ‘democratisch’ verkozen leiders, wat al toont dat verkiezingen gecombineerd met politieke partijen geen democratisch bestel meer opleveren. De politieke beslissingen die dergelijke regeringen nemen, worden aangestuurd door de zogenaamde ‘één procent’ en leiden tot het hoger beschreven exterminisme.

De correcte conclusie is dat verkiezingen niet langer borg staan voor een democratie (Van Reybrouck, 2013), en vervangen moeten worden door een nieuwe methodiek om tot een representatief bestuur te komen.

In mijn inleiding schreef ik dat de gevolgen van de vrijemarkteconomie zowel sociaal als ecologisch zijn. Willen we beide problemen op een democratische manier oplossen, dan hebben we een nieuwe invulling van democratie nodig.

Het enig bruikbare antwoord ligt voor mij in het volledig doorvoeren van een deliberatieve democratie, zoals ik beschreven heb in Autoriteit (wie een praktische inleiding wil lezen, verwijs ik graag naar het artikel van Mommers & Rovers uit 2020). Inderdaad, volledig, en niet zoals bijvoorbeeld in Frankrijk gebeurde met de zogenaamde burgerberaden. Het halfslachtig doorvoeren van een deliberatieve democratie levert gegarandeerd een mislukking op, waarna dit als argument dient tegen het doorvoeren ervan.

Ook hier botsen we op het probleem van de macht: geen enkele politieke partij is bereid in dit systeem te stappen, omdat ze daarmee hun macht uit handen moeten geven. In het ideale geval gebeurt een dergelijke invoering geleidelijk. De vraag is of we daartoe nog de tijd zullen hebben.

 

Dit artikel werd overgenomen van het tijdschrift Oikos, 100ste nummer uitgegeven door Oikos, denktank voor sociaal-ecologische verandering. Dit artikel kan enkel vrij worden overgenomen voor niet-commerciële doeleinden na toestemming van de auteur en de uitgever.

Je kan je abonneren op het tijdschrift. Hier vind je het redactiemanifest van de organisatie. Oikos publiceert tevens boeken over commons (gemeenschappelijk bezit), populisme, marktwerking, energietransitie en democratie. Oikos is het Griekse woord voor huis, gezin, huishouden.

Paul Verhaeghe publiceert boekrecensies op zijn blog, een aantal daarvan vind je ook bij DeWereldMorgen.be

Bibliografie:

Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford: Oxford University Press.

Frase, P. (2016). Four Futures. New York: Verso.

Jason Hickel, (2021). Minder is meer. Hoe degrowth de wereld zal redden. EPO, Berchem, 273 pp. ISBN 978 9462 6728 10. Lees hier de recensie.

Mommers, J. & Rovers, E. (2020). Meer dan een inspraakavond, beter dan een referendum: met deze democratische vernieuwing kan de burger zélf beleid maken. In: De Correspondent, 15 oktober 2020.

Rockström, J. & Klum, M. (2015). Big World, Small Planet. Yale University Press, 2015.

van Bavel, B. (2018). De onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en neergaan. Amsterdam: Prometheus. Lees hier de recensie.

Verhaeghe, P. (2015). Autoriteit. Amsterdam: De Bezige Bij, 272 pp. ISBN 978 9403 1482 12.

Wetzels, H. (2021). De grijze schaduw van de Green Deal. Krijgt Europa machtige bedrijven mee met klimaatambities? In MO 141, herfst 2021.

Wilkinson, R. & Pickett, K. (2010). The Spirit Level. Why Equality is Better for Everyone. London: Penguin Books, published with revisions (original edition 2009).

Note:

1   Met gammawetenschappen bedoelt men de wetenschappen die zich met maatschappij en gedrag bezighouden: o.a. sociologie, antropologie, bestuurskunde, economie, rechten, politicologie, psychologie en communicatiewetenschap. Alfawetenschappen bestuderen de producten van menselijke geest: o.a. geschiedenis, filosofie, musicologie, linguïstiek, literaire studie, mediastudie. Bètawetenschappen bestuderen natuurwetten en theorieën: o.a. wiskunde, informatica, logica, biologie, chemie, technische en natuurwetenschappen. Alfa, bèta, gamma zijn de drie eerste letters van het Griekse alfabet (definitie WikiPedia, nvdr).

Geen copyrightvermelding

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!