foto: Rosa Schiano

Onderweg naar Gaza

vrijdag 24 februari 2012 15:29
Spread the love

In een haast, zo passeer ik door Egypte. Gedreven om te weten of ik naar Gaza zou kunnen gaan en gestuwd om de proef onmiddellijk op de som te nemen. De taxichauffeur heeft me begrepen en herintroduceert me in Caïro’s verkeerskannibalisme. De stedelijke buitenlucht smaakt naar benzine en het straatbeeld vult zich met wild toeterende auto’s, bestuurd door verbeten gesticulerende mannen met een betonnen poot op het gaspedaal, terwijl ze bruusk navigeren en scheerlings langs elkaar rijden.

De dag erna toont een Caïro in kostuumwisseling: het zwart van de politieagenten is voornamelijk vervangen door het militaire groen van het SCAF, dat alom aanwezig is. Tanks, versierd met afwachtende en luierende soldaten, staan opgesteld in Garden City, in de buurt van de ambassades, terwijl er overal checkpoints zijn opgetrokken. Egypte heeft de Syrische ambassadeur de dag van mijn aankomst aan de deur gezet, maar een handvol activisten houdt een symbolische demonstratie voor de Syrische ambassade. Ze worden ingesloten door honderden agenten, die geparkeerd staan op enkele meters van de Belgische ambassade. Zowel de Belgische ambassade als de Egyptische persdienst houdt belofte en levert me de gevraagde documenten af die me over de grens zouden moeten loodsen.

Het Tahrirplein, plein van de vrijheid, is in handen van enkele jongeren, wiens tentjes verspreid zijn over het plein. Ze lijken de verkeersdrukte geluwd te hebben en de actieve demonstraties zijn momenteel rustende, waardoor Tahrir zijn roes lijkt uit te slapen. De solidariteit met andere landen leeft echter sterk en her en worden beelden geprojecteerd uit Syrië, waarrond discussie gevoerd wordt en actiegroepen zich vormen.

Door de woestijn

Vanachter het stoffig geelgrauwe gordijntje, dat de kleur van de woestijn reflecteert en de tanks van het Egyptische leger, trekt de Sinaï zich aan ons voorbij. We zijn onderweg naar Al Arish, een stad op een tiental kilometer van Rafah. Ik ben de enige niet-Arabier aan boord en de buschauffeur kijkt me angstvallig aan. “Moet je echt naar Al Arish? Wat ga je daar doen?” Bedoeïnen in de Sinaï hebben de afgelopen weken buitenlanders ontvoerd om het Egyptisch leger onder druk te zetten. Ik weet dat hij hieraan denkt, het weegt eveneens op mijn maag, maar dit is de enige weg die uiteindelijk naar Gaza leidt.

Ik zet me voor een jong koppel met een baby en hoop dat ik snel vrouwelijk gezelschap krijg naast me. Hij heet Wa’ed, hij blijkt Palestijns en na twee minuten ben ik onder zijn hoede en die van de zijnen genomen. We zullen samen van Al Arish naar Rafah reizen en ik zal kunnen ontsnappen aan de opdringerige schreeuw van een horde jonge mannen om mijn rugzak een tel aan te kunnen raken om er vervolgens geld voor te eisen. Dat is vervelend in mijn wereld, maar het verhaal van armoede, het verval van menselijke waardigheid, het idee van de blanke rijkdom en de ongelijkheid, dat erachter schuilt is pijnlijk. De positie die me wordt toegewezen, die van kapitaalkrachtige blanke, maakt me ongemakkelijk, waarschijnlijk omdat het klopt in dit plaatje. Enkele uren later zal ik toch in de bedelende ogen van een man uit Al Arish kijken, die me minuten eerder mijn rugzak aanreikte. Zijn doffe blik blijft me aanstaren nadat ik hem enkele Egyptische ponden overhandig. “Ayza mooz.” Hij wil de bananen die uit mijn rugzak getuimeld zijn. Na een weifelende blik, een ongemakkelijke glimlach en zijn beschaamde lach, loopt hij weg, met mijn ontbijt en middagmaal onder zijn arm geklemd.

We steken de machtige Suez over, waarna alles woestijngeel en felblauw kleurt. Ze bekampen mekaar spelend in de eindeloosheid; de koepel boven ons en het zand onder ons en worden slechts af en toe overmeesterd door een strook geïrrigeerd groen. Ondertussen vertelt mijn buurman gezapig over zijn leven en zijn gezin in Gaza. Hij heeft een winkeltje met fruit en groenten, vier dochters, twee zonen en drie vrouwen en ik moet absoluut thee komen drinken om iedereen te ontmoeten. Liefst vandaag nog, maar als dat niet kan, dan morgen. Met een glimlach in de ogen neem ik de uitnodiging uiteindelijk aan. De gastvrijheid en de warme nieuwsgierigheid waarmee mensen onbekenden onthalen en de bereidwilligheid om te helpen, is immens. Anderzijds ben ik een vrouw en die reizen hier normaliter niet alleen. En naast me zit een vreemde man op de bus, waar vrouwen afstand van houden. Hij is bijzonder vriendelijk, maar ik zoek ‘de’ grens. Mijn ontvankelijkheid mag niet overgaan in gewilligheid. Het beeld van de gemakkelijke westerse vrouw, die wel openstaat voor een seksueel avontuurtje, blijft helaas geregeld aan me plakken. Met dat stukje zilver rond mijn vinger, hoop ik dat men verondersteld dat ik getrouwd ben. Ik kruip tegen het raam aan en doezel in. Ik word wakker en Wa’ed heeft zich verplaatst. De afstand zie ik voor respect, bevestigd door een goedkeurend, knikkend hoofdgebaar.

“Rafah, Rafah”

We naderen de grens en ik hoor de taxichauffeurs driftig hun taxi’s vullen om vanuit Gaza Stad naar Rafah te reizen. Ergens in de verte. We staan momenteel echter nog voor de statige poort, die in stilte is gehuld. Egypte wenst ons een fijne reis en hoopt op een spoedig wederkeren, of zo staat het toch boven ons geschreven. De grenspost is bemand met tal van tanks en soldaten die verloren rondhangen. De horde mensen die hier vorig jaar rond iedere reiziger drumde om een paar pond te verdienen, is sterk uitgedund.

Tot mijn grote verbazing staat niemand aan te schuiven aan de grens. De zwarte metalen poort zwaait gezwind open en we worden zowaar met een lach onthaald, niet met de serie snauwen van vorig jaar. Iedereen wordt onmiddellijk toegelaten tot het Egyptische deel van de grens. Komt Egypte de belofte van het openen van de grens dan toch na? Ik moet even wachten op mijn persoonlijke escorte die me vervolgens in hoog tempo door de grens jaagt. Tien luttele minuten later zit ik als eerste op de bus die me naar Palestina zal brengen.  Aan de Palestijnse zijde wordt ik opnieuw apart genomen. “Miss or Mrs. Ange?” En de vraag zal zich een paar keer herhalen, het antwoord lijkt hen niet echt te zinnen. Men wil weten wat ik hier kom doen in Gaza, wat ik studeerde, of ik wel genoeg geld heb en met een opgetrokken wenkbrauw, de volgende vraag: “Hoe zie je Gaza?”. Merkwaardig genoeg, lijkt hij echt te willen weten of ik Gaza apprecieer of niet, want zijn volgende vraag is: “Waar houd je het meest van in Gaza?” En de woorden verdwijnen allemaal in zijn notitieschrift, waarna hij een kopie van mijn boek bestelt. “Welkom in Gaza, ik wens je een goed verblijf.”

take down
the paywall
steun ons nu!