University of the City of Los Angeles: ooit een baken van openbaar kwaliteitsvol en goedkoop universitair onderwijs, nu enkel nog toegankelijk voor de rijken of voor zij die bereid zijn jarenlang hun studielening terug te betalen

Noam Chomsky over onderwijs en economie als wetenschap en als praktijk

Het Vlaamse Gewest maakt studeren aan de universiteit duurder. Is dit een neutrale besparingsmaatregel of een deel van een breder ideologisch project? Noam Chomsky ziet het al jaren in de VS. Die evolutie breekt nu ook hier door. Dit interview van 27 november 2011 verklaart mee waarom onderwijs duur hoort te zijn volgens de Vlaamse regeringspartijen.

dinsdag 29 november 2011 07:55
Spread the love

 

(Opmerkingen tussen haakjes zijn toelichtingen bij de vertaling)

INTRO 27 november 2011: In het vijfde deel van zijn gesprek met Michael Albert heeft Chomsky het o.a. over het belang van onderwijs, over indoctrinatie in het onderwijs, over privé-bezit en het verschil tussen economie als wetenschap en als praktijk.Wat is de doelstelling van onderwijs in de hedendaagse maatschappij? In de VS?

De clichés van wat onderwijs hoort te zijn, kennen we. Wat is de échte bedoeling van ons onderwijssysteem?

Een groot deel van de bedoeling is training voor gehoorzaamheid en instemming. Eigenlijk is er al sinds de jaren ’60 een aanzienlijke beweging in die richting. De jaren ’60 waren afschrikwekkend voor de elites. De rechterzijde, ‘liberals’, wie ook, ze hielden er niet van dat de mensen te onafhankelijk werden.

De literatuur focust vooral op de extremistische marge, die natuurlijk wel bestond. Waar ze echter zeer bezorgd over waren, waren niet die gekke extremisten, maar de middenstroom van activisten, die het land aan het civiliseren waren. Die begonnen vragen te stellen die moeilijk en onaangenaam waren. Over de oorlog, seksisme, allerlei dingen. Het echte probleem was dus die toenemende onafhankelijkheid van de mensen. Het was zelfs zo overdonderend dat ze er niet konden over zwijgen.

We hebben het daar al over gehad, maar er is een belangrijk boek dat iedereen zou moeten lezen, de eerste publicatie van de “Trilateral Commission”, de internationale liberale elite van Europa, de VS en Japan (Belgische leden waren onder andere  Antoinette Spaak (FDF), Marc Eyskens (CD&V) , Willy de Clercq (VLD), Joseph Houthuys (ACV), Daniel Jansen (UCB, Solvay), bankier Leon Lambert (BBL) en Henri Simonet (PS, later MR)). En dat zijn dan de ‘liberals’.

Zij waren bezorgd over die ‘overdreven’ democratie. Groepen mensen, die vroeger gewoonlijk passief en apathisch waren, begonnen nu de politieke arena te betreden, hun eigen eisen te formuleren … allemaal te veel druk op de staat. ‘We moeten meer matiging hebben in de democratie’.

Iets waar ze zich veel zorgen over maakten, waren de studenten. Een deel van hun analyse was – dit komt van Harvard University, van één van hun professoren, Samuel Huntington (Amerikaans reactionair filosoof, 1927-2008) – dat het probleem lag in het ‘falen’ van de instellingen in de ‘indoctrinatie van de jeugd’. Letterlijk hun woorden! Die zin wordt meestal niet gebruikt, het wordt zo een beetje achtergehouden, maar er was genoeg aandacht voor zodanig dat het toch uitkwam.

Dus, de instellingen verantwoordelijk voor de ‘indoctrinatie van de jongeren’ doen hun job niet: scholen, universiteiten, kerken. De jongeren werden niet meer degelijk ‘geïndoctrineerd’. We moeten daar iets aan doen. Dat was een wijdverspreid fenomeen. Dat vertaalde zich in wetgeving en in de inspanningen voor het herstellen van de ‘orde’ onder Nixon. Daar hoort ook de oorlog tegen de drugs bij, die daar voor een groot deel door was gemotiveerd, met inbegrip van de mythologie van een leger verslaafden en nog van die dingen. Je merkt dat in het verhogen van het studiegeld en andere disciplinerende technieken voor de jongeren, om hen beter te indoctrineren. Dat gaat ook vandaag nog verder.

Neem de regering Obama. Obama heeft de voorstellen van Bush verhard en uitgebreid, van wat toen de ‘No Child Left Behind’ wetgeving werd genoemd (‘geen kind achtergelaten’). Dat kwam ook van ‘liberals’ zoals Edward Kennedy en anderen. No Child Left Behind is een eufemisme, het betekent ‘trainen om testen af te leggen’. Laat kinderen niet creatief zijn, dingen ontdekken en zo. Zorg ervoor dat ze de volgende test passeren.

Er zit heel wat druk achter die wet, want de lonen van de leerkrachten hangen er van af. En dan is er ook de druk van de evaluaties en zo. Wel, dat gaat over ons allemaal. Iedereen die naar een goede school ging, zoals wij, is er geraakt omdat hij gehoorzaam genoeg was om al die idiote dingen te doen. Er komt dus een test, allemaal te gek voor woorden, je leert van buiten wat je van buiten moet leren en twee dagen later ben je alles weer kwijt. Waarna je weggaat en doet wat je zelf wil doen. Iemand die deze ervaring niet heeft gehad, is nu een uitzondering. Dat is dus het kader van ons onderwijs.

Dit gaat dus terug op de bezorgdheid over het ‘falen’ van de instellingen, verantwoordelijk voor de indoctrinatie van de jeugd. Ik zal  je een persoonlijk voorbeeld geven. Ik was recent in Mexico voor een lezing aan de UNAM (Nationale Universiteit van Mexico), de grootste universiteit. Ongeveer honderdduizend studenten, zeer hoge kwaliteit, goede campus en gratis. Ik gaf ook een lezing aan de stedelijke universiteit (van Mexico City), ook vrij, helemaal open. Iedereen kan gaan.

Heel wat mensen zijn daar niet klaar voor, dus worden er voorbereidende cursussen gegeven. Daarvoor moet je dan wel op de wachtlijst en zo, maar ook hoge kwaliteit, ik was onder de indruk. De stadsuniversiteit werd opgericht door López Obrador, een soort linkse burgemeester, maar het werkt wel (heeft zopas zijn kandidatuur voor de komende presidentsverkiezingen ingediend, de vorige had hij nipt verloren van de huidige president).

OK, dat is dus Mexico, een arm land. Daarna ging ik naar Californië voor lezingen. Californië is misschien wel de rijkste plaats op aarde. Ooit had het een uitstekend openbaar onderwijssysteem, het beste. Dat wordt nu ontmanteld. Aan de grote universiteiten, Berkeley en UCLA (University of the City of Los Angeles), gaan de studiegelden zodanig omhoog dat ze privé-universiteiten worden. Ze zullen waarschijnlijk ook effectief geprivatiseerd worden. De eigenlijke kroonjuwelen, zoals Harvard en Yale, zullen grote elite-universiteiten worden.

De rest van het onderwijs wordt ondertussen afgebouwd. Het was een goed staatssysteem (van de ‘staat’ Californië). Dus dat is in de rijkste regio van de wereld. Mexico is één van de armste landen ter wereld. Dat gebeurt niet om economische redenen. Niet meer dan dat er economische redenen zijn voor het feit dat Mexico waarschijnlijk de enige echt onafhankelijke krant in noordelijk Amerika heeft, iets wat wij alleen in de marge hebben.

Dit zijn zowel sociale als economische beslissingen. Daar zijn allerlei redenen voor, je kan die bekijken, dat is de moeite waard. Het onderwijs wordt doelbewust omgevormd, je kan dat letterlijk lezen in de wetgeving en de commentaren, om te indoctrineren. Dat is wat ‘trainen voor het afleggen van testen’ beoogt.

Ik kan je persoonlijke voorbeelden van leerkrachten geven. Recent vertelde een ouder mij dat haar dochter – in het zesde lagere denk ik – in iets geïnteresseerd was waar in de klas over werd gesproken en de leerkracht daar een vraag over stelde. Ze wou daar een beetje meer over nadenken. Die leerkracht zei daarop: “Sorry, daar kan ik het niet over hebben, dat staat niet in de test en we moeten de test passeren”. Ik ben zeker dat dit voortdurend gebeurt.

Dit is een vorm van indoctrinatie en van het opleggen van discipline. Dat is er altijd al wel geweest. Als je teruggaat naar de oorsprong … één van de meest indrukwekkende historische verwezenlijkingen van het Amerikaanse onderwijs – als je de normen vergelijkt – is dat de VS al een openbaar massaonderwijs had lang voor dat in Europa gebeurde. Het had grote onderzoeksuniversiteiten, die Europa niet had enzovoort. Het was dus vooruit op zijn tijd en een groot deel van het economisch en industrieel succes van de VS is daar op gebaseerd.

Maar zelfs bij het prille begin was één van de doelstellingen van dat massaonderwijs om onafhankelijke boeren om te vormen tot gedisciplineerde fabrieksarbeiders. Dat was een enorme verandering.  Die wilden dat niet. Daar was heel wat strijd over. Als je teruggaat naar de negentiende eeuw, werkende mensen beschouwden loonarbeid toen ongeveer als slavernij. Abraham Lincoln: ‘Dit is enkel verschillend van slavernij omdat het tijdelijk is’. Dat was de positie van de Republikeinse Partij!

Dat was een wijd verbreid standpunt! Het was dus hard werk om dat idee uit de mensen hun hoofd te krijgen en ze onderdanig te maken aan de grote bedrijven, waar ze dan feitelijk radertjes in een machine werden. Een groot deel van het onderwijs was bedoeld om ze daar voor op te leiden. Dat is niet helemaal zo, er bestond ook creatief onderwijs.

Vanuit die visie is het huidige onderwijssysteem dus vooral bedoeld om te indoctrineren, jouw term …

Dat is het woord dat zij zelf (de Trilateral Commission) gebruiken, ik neem het van hen over.

Juist. Het is dus bedoeld voor de nieuwe bijkomende klasse, om hen voor verveling te ‘klimatiseren’, hen bekwaam te maken om ongelooflijke verveling te verdragen, bevelen te gehoorzamen, discipline te volgen en zo.

En om een opleiding te krijgen.

En om opgeleid te worden in de bekwaamheden die het systeem, dat ze gaan vervoegen, verlangt. In enkele gevallen betekent dit dat een kleine groep mensen, die voorbestemd zijn om het systeem te besturen, een aantal vaardigheden gaan leren die geassocieerd worden met nadenken en openheid van geest en zo. Zij zullen immers de meesters zijn. Als dit het beeld is van het onderwijs dat wij ‘ondergaan’ – ik denk dat dit het juiste woord is in de VS en in de ontwikkelde wereld – wat is dan ‘goed onderwijs’?

Daar zijn voorbeelden van. Ik bedoel, bekijk de eerstejaarsopleidingen in de wetenschappen, waar ik les geef (MIT). Een van de redenen waarom ik niet eens overwoog om ergens anders te gaan, is dat ik de cultuur hier erg apprecieer. Dit is een wetenschappelijke universiteit, alles draait rond research.

Van studenten wordt verwacht dat ze daar kritisch over zijn. Van hen wordt niet verwacht dat ze alles maar neerpennen wat er hen gezegd wordt. Als ze rechtstaan in de klas: “Ik denk dat u verkeerd bent, ik heb een beter idee”. Wel, dat is goed. Het werkt natuurlijk niet honderd procent zo, maar het is dat soort cultuur dat je wil cultiveren. In feite is dat de goede manier om wetenschappen te onderwijzen.

Daar is een goede reden voor. Anders zouden de wetenschappen gewoon doodbloeden. Ze overleven dankzij uitdagingen, creativiteit, nieuwe ideeën, die dikwijls van jonge mensen komen. Als een academicus wiens grijze cellen nog werken, niet leert van zijn studenten, dan is er iets mis. Zo zou opvoeding moeten zijn. Zo zou het gewoon overal moeten zijn.

Ik weet dat je een hekel hebt aan het geven van goede raad, maar toch, stel dat iemand pas van school af is en overweegt om professor te worden. Als die persoon dan zegt: “Ik wil sociaal relevant bezig zijn, ik wil verantwoordelijkheid, ik wil bijdragen tot een rechtvaardige maatschappij. Is professor worden dan een goede loopbaan om te overwegen of zijn de valkuilen en de gevaren zo groot dat ik waarschijnlijk toch dysfunctioneel ga worden,  dat ik niet in staat zal zijn om …”

Eerst en vooral, bedenk dat geen enkel mens alleen maar een professioneel is. Je bent altijd een menselijk wezen. Je kan een algebraïsch topologist zijn en heel goed werk verrichten, sociaal relevant werk. Neem hier op MIT de vredesgroepen van de faculteiten, die waren niet erg radicaal, maar naar de normen van de tijd toen stonden ze buiten het respectabele spectrum. Dat waren grotendeels studenten van de faculteiten en wetenschappers. Professionele wetenschappers. Nobelprijslaureaten.

Maar als die persoon je vraagt of hij econoom of socioloog of psycholoog zou worden …

Ten eerste, een professor zijn of schrijnwerker of eender wat je maar beslist, dat sluit niet uit dat je een mens blijft. Er is dus veel dat je kan doen. Veronderstel dat je een beroep wil gaan doen met onmiddellijke menselijke consequenties. Economie, geschiedenis, sociologie … Dat gaat moeilijk zijn, maar er zijn mensen die het doen. Er zijn mensen die dat doen en daar zeer goed in zijn. Niet gemakkelijk, weet je, je botst op de filters en barrières van het systeem.

Je hebt de vraag eigenlijk een beetje ontweken.  Het kan natuurlijk, ik heb vrienden, maar wat doet een mens dan om zichzelf te beschermen tegen wat negentig procent van de tijd gebeurt, namelijk dat je die verlangens verliest en dat je toegeeft aan de instructies om carrière te maken. Hoe beschermt een mens zich daar tegen?

Door eerlijk te zijn en een dikke huid te hebben. Je moet begrijpen wat de reactie zal zijn. De mensen houden er niet van om uitgedaagd te worden. Professor zijn, kan een zeer comfortabele baan zijn. Je kan professor zijn in één van de betere universiteiten hier in New England (de noordoostelijke kuststaten van de VS) en je dan bezig houden met het herschrijven van je thesis, er wat nieuwe gegevens bijvoegen, wat nieuwe documenten opgraven en zo.

Je hoeft dan niet na te denken, je hoeft geen studenten te zien. Die stellen je dan nooit boeiende vragen en je voelt je daar OK bij. Professors worden teveel betaald trouwens, ik inbegrepen. Het is een aangenaam, comfortabel bestaan. Ze zullen het bijgevolg niet graag hebben als je hen daarover uitdaagt. Trouwens, als je econoom bent en je daagt hen uit, dan zul je heel wat krachten tegen je in krijgen.

Neem nu dit. Toen Obama zijn economische adviseurs selecteerde, wie heeft hij dan gekozen? Heeft hij de Nobelprijswinnaars gekozen die vragen stelden, zoals Joseph Stiglitz of Paul Krugman of anderen? Niet bepaald vurige radicalen, maar toch, ze stelden vervelende vragen. Dat zijn dus Nobelprijslaureaten! Die werden niet eens overwogen.  Wie hij wel koos, waren de mensen die de crisis veroorzaakt hebben: Larry Summers, Robert Rubin, groot adviseur!, Tim Geithner (reactionaire economen die mee aan de basis liggen van de financiële crisis in de VS).

Omdat hij in de zak van de grote financiële instellingen zit. Zij hebben hem aan de macht gebracht. Hij koos personen die hun job doen. Het is eigenlijk interessant om zien hoe dat werkt. Je leert heel wat over het politiek systeem door goed op de voorpagina’s te letten. De grote financiële instellingen, die nu eigenlijk de kern van het systeem uitmaken sinds de veranderingen van de jaren ’70, die verkozen hem boven McCain (de Republikeinse tegenkandidaat in 2008). Zij waren de kern van zijn financiële steun, ze hebben hem eigenlijk aangekocht.

Hij wordt dus uiteraard verondersteld voor hen te werken! Dan krijg je die adviseurs, die beleidskeuzes, de reddingsplannen voor Goldman Sachs, het overnemen van de schulden van AIG (Amerikaanse banken), het hele verhaal. Dat leidde tot heel wat woede onder de bevolking. Heel wat van die woede is zwaar misleid, maar de woede is verstaanbaar.

Nu zijn we Blankfein (Amerikaans bankier) en anderen aan het redden, net die kerels die de crisis veroorzaakt hebben en meer winsten dan ooit tevoren hebben gemaakt! Die geven dan enorme bonussen, net nadat we hen gered hebben. Niet alleen het TARP (Troubled Asset Relief Program, overname door de federale staat van de schulden van de ongezonde delen van de banken om ze te redden van de ondergang). Ze beweren nu wel dat ze het TARP terugbetaald hebben, maar dat is slechts een klein deel van het geheel.

Hier heb je dus die kerels die de crisis veroorzaakt hebben, die doen het goed. Terwijl wij afzien. Voor werknemers in de productieve sectoren is dit zoals de Grote Depressie (van de jaren ’30). Eén op zes zonder werk. Daar heb je al die woede.  Obama is een politicus, hij moest daar een antwoord op geven, dat deed hij door zijn retoriek te veranderen. Hij begon over hebberige bankiers en dat ze die bonussen niet mochten hebben en zo.

Hij werd snel op zijn plaats gezet. Binnen enkele dagen al kondigden de bankiers en de financiële instellingen openlijk aan – je kon het op de voorpagina van de New York Times lezen – dat als hij zo bleef doorpraten, ‘dan gaan wij je vernietigen’. We laten je vallen. Wij hebben jou en de Democraten gefinancierd, dat doen we niet meer. We geven dat nu aan de Republikeinen.  Dat zijn dus de mensen die verondersteld worden onze vrienden te zijn. De baas van JP Morgan Chase (Amerikaanse bank), zou een persoonlijke vriend (van Obama) zijn.

Besef dus maar goed, als je zo’n praat begint te verkopen, over regulering spreken en zo, – zelfs al meen je dat niet – dan maken we komaf met jou. Nauwelijks enkele dagen later gaf Obama al toe. Hij gaf een interview aan de zakenpers, Bloomberg News, dat je in de Wall Street Journal kan lezen, waarin hij dan zei: “Oh, die bankiers, dat zijn eigenlijk fijne kerels, dat zijn mijn beste vrienden. Ik speek namens het Amerikaanse volk als ik zeg dat die hun bonussen verdienen, want wij geloven in de vrije markt en al de rest”, iets waar hij zelfs nog geen minuut iets van gelooft. Die opeenvolging van gebeurtenissen was als een bijtend kritische karikatuur van het politieke systeem.

Dat brengt ons dan bij het volgende grote gespreksonderwerp dat ik wil bespreken: de economie, de wetenschap en de praktijk. Ik heb een reeks vragen over economische structuren, instellingen etc. Wat is er volgens jou mis met privé-bezit van de productiemiddelen?

Hier ben ik het eens met de Amerikaanse werkende bevolking van de negentiende eeuw. Loonarbeid was ten gronde niet verschillend van slavernij, behalve dat het tijdelijk is, wat voor een groot deel van de bevolking toen zo was. Er zouden geen relaties van hiërarchie mogen zijn, dominantie, onderschikking, gecentraliseerde controle over de levensmiddelen, mensen die bevelen geven en anderen die ze uitvoeren.

Zit dat allemaal in privébezit?

Ja.

Hoe?

Het gaat hier eerst en vooral niet over een persoon, maar over een instelling. Dat is dan misschien een groot bedrijf of een privézaak of zo. Ten gronde is dat intern een totalitaire organisatie, dat moet wel. Er is een groep aan de top – eventueel één persoon – die nemen de beslissingen, ze geven bevelen, die houden de hiërarchie in stand.

Helemaal onderaan heb je dan de mensen die de ‘toestemming’ hebben om zichzelf te verhuren om te overleven. Dat noemen we dan een job, loonarbeid. De gemeenschap daarbuiten, die ‘mag’ dan de geproduceerde goederen kopen. Die worden dan zwaar overladen met propaganda om hen zover te krijgen dat ze willen consumeren, ook als ze het niet doen. Dat is dus de aard van het systeem.

Dat is zo dicht bij totalitarisme als je je maar kan inbeelden. Het wordt zelfs slechter, want als je het hele systeem van de grote bedrijven (‘the big corporations’, de Amerikaanse multinationals die allemaal zonder uitzondering ooit konden beginnen dankzij massale overheidssteun) bekijkt, zijn dat allemaal instellingen gecreëerd door de overheid, die grote privileges hebben gekregen van de staat, dus van de bevolking, in de mate dat het systeem democratisch is. Je kan theoretisch argumenteren, op puur technische gronden, dat het de moeite loont hen die privileges te geven, maar dat verandert niets aan de feiten.

Neem nu de aard van de grote bedrijven. Die zijn gebaseerd op het principe van ‘beperkte aansprakelijkheid’ (limited liability, de ‘ltd’ achter bedrijfsnamen). Wat dat betekent is dat, als je een aandeelhouder bent van een groot bedrijf en dat bedrijf pleegt massamoord, dan ben je ‘beperkt aansprakelijk’. De deelnemers zijn daar dan niet schuldig aan. Moord door de grote bedrijven is een enorm fenomeen. Het wordt echter bijna nooit afgestraft. Ik kan een paar voorbeelden geven, maar het wordt niet erg bestudeerd.

Dat is een serieus cadeau. En dat is nog maar het begin. Daarna heeft de staat enorme winsten aan die bedrijven geschonken. Dat is nu zelfs vastgelegd in de Amerikaanse wet. We hebben daar een flagrant voorbeeld van gezien in januari laatstleden. Het Hooggerechtshof heeft beslist in het voordeel van Citizens United tegen de Federal Electoral Commission (een rechtszaak in 2010 gewonnen door een lobbygroep – met de zeer misleidende naam ‘Citizens United’– van de grote bedrijven tegen de kieswetgeving, sindsdien mogen bedrijven onbeperkt kiescampagnes financieren, wat de komende presidentsverkiezingen nog op grotere schaal gaat commercialiseren).

Uiterst rechts in het Hof, wat de ‘conservatieven’ wordt genoemd, maar niks met ‘conservatisme’ te maken heeft, dus de uiterst rechtse meerderheid, die nog door Bush was opgedrongen, en die zeer radicaal juridisch actief is – het omgekeerde van wat ze verondersteld worden te doen –  die slaagde erin er iets door te jagen dat de grote bedrijven toelaat om verkiezingen te kopen. Dat deden de bedrijven natuurlijk al, maar eerder op indirecte en nogal gecompliceerde manier. Nu zegt de wet gewoon: “Je kan publiciteit maken voor de kandidaat van je keuze tot op de laatste dag, voor zoveel geld als je maar wilt.”

In het vonnis zeggen ze dan ‘bedrijven en vakbonden’ maar dat is een slechte grap, dat geldt alleen voor bedrijven. Deze beslissing werd gesteund door de ACLU (American Civil Liberties Union, ooit een progressieve burgerrechtenbeweging, nu uiterst conservatief). Dit was een van de groepen die het Hof een verzoekschrift ten gunste bezorgde.

Op een zekere manier begrijp ik dat wel. Het gaat terug op een idee van een eeuw geleden dat bedrijven eigenlijk ‘natuurlijke personen’ zijn. De rechtbanken en de bedrijven namen toen het standpunt aan dat bedrijven al eerder hadden uitgedrukt en dat op de achtergrond al aanwezig was. Dat werd dan uiteindelijk geformaliseerd een eeuw geleden. Het idee is dus dat grote bedrijven, hoewel ze legale entiteiten zijn die door de staat werden gecreëerd, eigenlijk ‘natuurlijke personen’ zijn, zoals mensen dus.

Ze zijn dus gelijk aan mensen van vlees en bloed. Wel, mensen van vlees en bloed hebben rechten, de Bill of Rights (de tien amendementen bij de oorspronkelijke Amerikaanse Grondwet waarin tien burgerlijke vrijheden omschreven staan), dus hebben bedrijven die ook. Dat gebeurt dus nu al. Dat kwam niet uit de lucht vallen, het werd alleen maar geïnstitutionaliseerd. Bovendien werd ook beslist dat bedrijven identiek zijn aan hun managers. Identiek. Het bedrijf wordt dus een persoon, niet zoals arbeiders en de gemeenschap, vergeet die maar, ook niet eens zoals de aandeelhouders. Het bedrijf en het management zijn één. Dus het management is een persoon, met alle rechten van een persoon.

De wetgeving werd later nog erger. De zogenaamde vrijhandelsakkoorden, die niets met vrijhandel te maken hebben, geven de grote bedrijven, dus hun bestuurders, rechten die verder gaan dan persoonlijke rechten. Dat is de kern van NAFTA (North American Free Trade Agreement tussen Canada, de VS en Mexico) en de Wereldhandelsorganisatie. Er zijn dus entiteiten die door staten zijn opgericht, die op allerlei manieren massale openbare financiële steun krijgen, zoals hun research en ontwikkeling. Die hebben meer rechten dan personen.

Komt dan die beslissing van het Hooggerechtshof in januari 2010 die zegt: “Jullie, het management van de bedrijven, kunnen de verkiezingen direct opkopen”. En de ACLU keurt dat goed, want dat is vrijheid van spreken. Die feitelijke meerderheidsbeslissing (van het Hooggerechtshof) is zeer interessant.

De pers heeft dat niet opgemerkt, zelfs juridische commentatoren niet, maar die meerderheidsbeslissing, geschreven door opperrechter Kennedy (Anthony McLeod Kennedy, geen familie van ‘de’ Kennedy’s, aartsconservatief lid van het Hooggerechtshof benoemd door president Reagan), bevat één van de meest bikkelharde kritieken op de media die ik ooit heb gelezen. Dit gaat veel verder dan wat mediacritici zoals Ed Herman of Norman Solomon ooit hebben gezegd (Amerikaanse progressieve mediacritici).

Wat rechter Kennedy zegt, is het volgende: “Kijk, de media zijn zelf grote bedrijven, zoals bijvoorbeeld CBS, die hebben vrijheid van spreken, wij censureren hen niet, waarom zouden we dat dan doen met General Electric? Die moeten ook vrijheid van meningsuiting hebben.”

CBS krijgt massale subsidies van de overheid, zoals de toegang tot openbare radiogolven, en nog veel meer naast alle normale rechten van een bedrijf, op voorwaarde dat ze een openbare dienst verlenen. Die openbare dienst bestaat erin dat ze informatie eerlijk moeten overbrengen, opinies geven en zo.

Ze worden regelmatig bekritiseerd dat ze daar niet aan voldoen, wat natuurlijk klopt, maar Kennedy beweert dus – hoewel hij waarschijnlijk niet eens snapt wat hij zegt – dat ze geen publieke verplichtingen hebben. Ze zijn zoals General Electric. Wel General Electric heeft ook wettelijke verplichtingen, namelijk om de winst te maximaliseren. Als een bestuurder van General Electric daar van afwijkt, breekt hij de wet.

Wat Kennedy zegt, is dat CBS en de New York Times en zo geen openbare verplichtingen hebben. Ze moeten helemaal geen nieuws of informatie brengen, ze moeten eigenlijks niets doen behalve winst maken. Heb je ooit al een hardere kritiek gehoord van de media die zo ver gaat? Dat is zomaar gepasseerd en de ACLU heeft dat goedgekeurd, omdat ze allemaal in die krankzinnige ideologie vastzitten, die beweert dat door de staat gecreëerde, kunstmatige instellingen zoals personen van vlees en bloed zijn.

Ik heb allen maar wat elementen verzameld, het is eigenlijk nog erger dan dat. Dit zijn de hoofdbestanddelen van het systeem van vrije ondernemingen, dit is een slechte grap.

Maar om tot je vraag terug te komen, eenmaal je privé-eigendom hebt over de productiemiddelen, dan is dit de manier waarop de dingen gaan gebeuren, bijna automatisch. Ik bedoel, de VS is extremer dan de meeste andere landen … maar de VS heeft dan ook een zeer klassenbewuste businessklasse! Dit zijn echte marxisten. Als je de businessliteratuur naleest, dat is alsof je Mao’s rode boekje leest. De waarden zijn dan wel omgekeerd, maar de terminologie is dezelfde.

Ze voeren een bittere klassenstrijd, voortdurend, ze rusten geen minuut. En dat is ook perfect logisch, het is hun taak om macht en winst te maximaliseren, je kan ze niet bekritiseren dat ze dat doen.  Ze zijn daar in feite zelfs wettelijk toe verplicht. Dit zijn gewoon aspecten van privé-ondernemerschap. Komt daar nog bij dat ze gebaseerd zijn op maatschappelijk onverdraagzame principes: hiërarchie en dominantie.

Michael Albert

Michael Albert (1947) studeerde fysica aan het MIT, maar werd vooral bekend door zijn activiteiten tegen de Vietnamoorlog en de ontwikkeling van de theorie van de participatorische economie. Hij is reeds lange tijd actief als activist, schrijver en uitgever. Hij was ondermeer student en medestander van Chomsky in Boston. Hij is medeoprichter van de mediagroep ZCommunications.

Vertaling: Lode Vanoost

© ZCommunications.org

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!