Interview, Nieuws, België -

“Na 25 mei krijgen we weer duidelijke links-rechts tegenstelling”

Op 25 mei mogen we liefst drie parlementen vol stemmen. De moeder der verkiezingen, een hoogdag voor de democratie. Filosoof Thomas Decreus heeft daar zijn twijfels bij. "Verkiezingen op zich zijn niet het wezenlijke kenmerk van de democratie."

woensdag 8 januari 2014 12:45
Spread the love

‘Een paradijs waait uit de storm’ is de titel van uw boek. Het gaat over het samenspel tussen de vrije markt en de democratie. Waarom hebt u die twee thema’s samen behandeld?

“Ik groeide op in een tijdperk waarin de vrije markt steeds dominanter werd. Niet alleen in de praktijk, maar ook ideologisch.”

“Door toedoen van auteurs als Hayek en Friedman is men de vrije markt als de absolute voorwaarde gaan beschouwen voor het tot stand komen van een vrije samenleving. Vrije markt en democratie werden in de volksmond haast synoniemen.”

“Het heeft als gevolg dat vraagtekens plaatsen bij de vrije markt je nog steeds een stigma van ‘communist’ of ‘stalinist’ oplevert. In mijn boek wil ik die impasse doorbreken door op meerdere wijzen aan te tonen dat democratie en vrije markt helemaal niet zo compatibel zijn.”

“Op zich is dat niets nieuws. Talloze auteurs hebben daar natuurlijk op gewezen, maar toch is het een idee dat steeds verder naar de achtergrond verschoven is in het publieke debat. Ik vond het daarom nodig om dat conflict tussen markt en democratie opnieuw in de verf te zetten.”

Ik heb altijd begrepen dat democratie en vrije markt twee verschillende zaken zijn. De democratie houdt zich met het politiek proces bezig en de vrije markt is onderhevig aan economische wetten. Is dat geen goede zaak om het zo te organiseren?

“Dat is eigenlijk een illusie. In realiteit bestaat er niet zoiets als een “vrije markt”. Het economische gebeuren wordt altijd georganiseerd en ingericht door de politiek.”

“Een vrije markt is geen natuurfenomeen, maar dient gecreëerd te worden door instituties en wetten die er over moeten waken dat de markt ‘vrij’ blijft. Stellen dat de economie enkel via economische wetmatigheden verloopt is dus larie. Hieruit volgt dat het klassiek liberale onderscheid tussen markt en staat ook naar het rijk der fabeltjes moet verwezen worden.”

“In een typisch liberale framing van het socialisme is de socialist iemand die meer staat wil en minder markt, terwijl de liberaal dan minder staat en meer markt wil. Iemand die het socialisme op die manier begrijpt is duidelijk onbekend met de socialistische traditie.”

“Doorheen die traditie is altijd – en terecht – gewezen op de sterke wederzijdse relatie tussen kapitalisme en staat en op de onderdrukkende natuur van beide instituties. Vergeet in dat verband niet dat Marx’s ultieme doel was het laten wegsterven van de staat.”

“Johan Van Overtveldt verweet me ooit eens in een publiek debat dat ik niet kon beweren dat we in een neoliberaal land leven, aangezien het overheidsbeslag in onze economie meer dan 50% is. Zoiets kan je enkel stellen wanneer je uitgaat van een heel naïeve tweedeling tussen markt en staat natuurlijk.”

“Ik denk dat de dominantie van een neoliberale ideologie helemaal niet strijdig is met het reëel bestaan van een groot overheidsbeslag, net zoals kapitalisme en staat elkaar ook helemaal niet uitsluiten. Wel integendeel, een ver doorgedreven liberalisering zal altijd gepaard moeten gaan met een sterke staat die de vrijheid van de markt wettelijk oplegt en kan afdwingen.”

“Ook de dislocaties veroorzaakt door een dergelijke liberalisering zullen moeten opgevangen worden door een curatief-repressief apparaat dat neigt te groeien. Kijk in dit verband naar de landen waar het neoliberalisme het meest voet aan grond kreeg: de VS en Groot-Brittanië. Je kan niet stellen dat de overheid daar kleiner is geworden. Eerder is ze van aard en vorm veranderd, maar zeker niet verkleind.

U verzet zich heel sterk tegen het neoliberalisme, maar wat is dat neoliberalisme precies?

“Het neoliberalisme – of het marktdenken zoals ik het ook noem – vertrekt vanuit de premisse dat de markt het beste model is om de samenleving in te richten en te organiseren. Het gevolg is dat er in steeds meer segmenten van de samenleving marktmechanismen worden geïmplementeerd.” 

“Men gaat er vanuit dat de markt immers op een betere, efficiëntere en goedkopere manier werkt dan de politiek of andere organisatiewijzen. Dit is de essentie van het neoliberalisme of het marktdenken.”

Maar op zichzelf genomen is een vrije markt toch niet zo slecht? Iedereen heeft toch bijvoorbeeld gelijke toegang tot die vrije markt?

“In theorie wel. Maar zelfs in die theorie moet je al een belangrijk onderscheid maken tussen een vrije toegang en een gelijke toegang. Er is een vrije toegang tot de vrije markt maar geen gelijke toegang!” 

“Dat laatste zou immers impliceren dat vermogen perfect verdeeld is onder alle spelers van de markt. Dit is echter nooit het geval. Het leidt ertoe dat we in praktijk steeds vanuit een positie van ongelijkheid vertrekken en dat die ongelijkheden versterken naarmate we de vrije markt laten spelen.”

“Wat kan je doen om die situatie te verhelpen? Herverdelen en reguleren. Dan creëer je een meer gelijke toegang tot de markt, maar die gaat wel ten koste van een zekere vrijheid van marktactoren omdat je tornt aan, onder meer, het eigendomsrecht.”

Betekent de economische crisis ook dat het marktdenken in een crisis zit?

“Het marktdenken zit – helaas – niet in een crisis. Er is wel een steeds luider klinkende intellectuele kritiek op. Een aantal individuen, zoals Paul De Grauwe, die vroeger fan waren zijn nu tot inkeer gekomen, maar in het grotere geheel betekent dit niks.” 

“Kijk gewoon naar welke oplossingen de politiek naar voor schuift voor de economische crisis: men bespaart en privatiseert. Heel dat marktdenken leeft nog zeer sterk bij beleidsmensen.”

“Een land als Griekenland, bijvoorbeeld, is haast volledig uitverkocht aan de private sector. Of zie ook dichter bij huis: de huisvuilophaling in Sint-Niklaas werd recentelijk geprivatiseerd, in Antwerpen denkt men eraan om de kinderopvang te privatiseren.”

“Als je trouwens kijkt naar welke sociale en economische voorstellen N-VA naar voren schuift in de aanloop naar het partijcongres, dan zien we tekstboekvoorbeelden van wat een neoliberaal beleid inhoudt: de publieke sector dient afgeslankt te worden, belastingen worden verlaagd, de indexering moet er aan geloven en men wil de macht van de vakbonden breken.”

“Tegelijk neemt het repressieve karakter van de staat toe. De transfer van het publieke naar het private die de N-VA voorstelt zal klassentegenstellingen in onze samenleving verder verscherpen. Dat zal velen in de ellende storten, maar mits mobilisatie kan het ook leiden tot een hernieuwde en radicale sociale strijd. Dat hoop ik althans.”

Democratie

U onderschrijft de mening van de IJslandse president Ólafur Ragnar Grímsson die onlangs in een interview zei: “The crisis has brought up a fundamental dilemma for our Western society: Is democracy more important for us than the free market?” ?

“Volledig. Alleen, ik denk niet dat het de crisis is die ons voor die keuze stelt. Sinds het ontstaan van het kapitalisme heeft er altijd een conflict bestaan tussen markt en privaat eigendom enerzijds en democratie anderzijds. In wezen zijn het immers tegengestelde logica’s.”

“De vrije markt en eigendomsrecht vertrekken vanuit de aanname dat ieder individu zijn eigenbelang kan nastreven en dat de gemeenschap zich daar niet mee hoeft te bemoeien. Democratie vertrekt vanuit het idee dat de gemeenschap, bestaande uit vrijen en gelijken, collectief beslissingen neemt. Op een heel elementair niveau zie je reeds hoe die twee logica’s met elkaar botsen.”

“Bovendien veronderstelt politieke gelijkheid ook altijd een vorm van sociale en economische gelijkheid. Die laatste vorm van gelijkheid kan je echter nooit bereiken wanneer je de markt ongebreideld laat spelen en uitgaat van een verabsolutering van het eigendomsrecht.”

“Wie democratie wil, moet een politisering van het eigendomsrecht en een sterk gereguleerde markt omarmen. Er is volgens mij geen middenweg. Democratie en markt zijn in wezen antagonismen. Voor mij is dat het meest belangrijke inzicht van de linkse traditie. Wie dat inzicht ontkent, kan zich heel moeilijk links noemen.”

Als ik aan democratie denk, denk ik automatisch aan verkiezingen. En daarbij beslist de meerderheid.

“Het is één van die mythes. Verkiezingen op zich zijn niet het wezenlijke kenmerk van de democratie. Tijdens de democratische revoluties van de achttiende eeuw was men zich er heel sterk van bewust dat verkiezingen een kenmerk waren van een aristocratisch regime, en niet van een democratisch regime.”

“Dat vind je letterlijk terug bij verlichte geesten als Montesqiueu, Rousseau en de Founding Fathers. Zij opteerden ervoor om leiders via verkiezingen aan te stellen in plaats van op radicale wijze invulling te geven aan het begrip volkssoevereiniteit.”

“Er bestond in die tijd, net zoals nu trouwens, een zekere angst voor de letterlijke toepassing van het concept democratie. Dat zou, volgens de achttiende-eeuwse denkers, immers betekenen dat het volk – dus ook slaven, werkvolk, vrouwen en ongeletterden – inspraak kreeg in de besluitvorming.”

“Volgens velen zou een dergelijk regime leiden tot verdeling, irrationeel conflict en burgeroorlog. Wat daarom nodig was, aldus onze verlichte geesten, was een systeem waarin de meest hoogopgeleide, deugdzame lieden een beleid zouden voeren in naam van het volk en gericht op het algemeen belang. Government for the people in plaats by the people dus. Het middel dat hiertoe geschikt was, waren verkiezingen.”

“Men was er zich heel sterk bewust van dat de implementatie van een kiessysteem leidt tot een elitevorming. Het zich succesvol verkiesbaar stellen veronderstelt immers kapitaal, talent en opleiding waardoor een belangrijk deel van de bevolking reeds uitgesloten wordt van een uitvoerend of wetgevend mandaat. Dat mechanisme is nog steeds werkzaam in tijden van algemeen enkelvoudig stemrecht. Ga maar eens na hoeveel arbeiders er in ons parlement zetelen.”

Wat is dan democratie?

“Ik denk dat het heel moeilijk is om democratie sluitend te definiëren. Dat op zich zou immers al behoorlijk ondemocratisch zijn. Alsof ik het recht heb om in eigen naam te gaan bepalen hoe een regering van allen door allen moet gedefinieerd worden. Dat is volledig strijdig met het democratisch ideaal zelf.”

“Maar daar zeg ik het ook: ideaal. Misschien is democratie in de eerste plaats een ideaal of een belofte. Het is de belofte van een volledige machtsgelijkheid tussen alle leden van de politieke gemeenschap.”

Doorheen de geschiedenis hebben mensen steeds op een andere wijze gestalte proberen te geven aan dat ideaal of die belofte. Democratie is dus vooral een historisch project: de manier waarop men gelijkheid probeert te realiseren verandert steeds doorheen de tijd omdat ongelijkheid ook steeds andere vormen aanneemt.”

“De strijd tegen ongelijkheid is een permanente strijd. De grootste fout die men kan maken is denken dat de strijd gestreden is, dat het ideaal verwezenlijkt is. Op dat moment zijn we immers het verst af van het democratisch ideaal omdat nieuwe vormen van ongelijkheid dan niet meer herkend worden.”

De EU is bezig met een bankenunie en af en toe hoor je dat er meer herverdeeld moet worden. De burger meer betrekken bij het bestuur. Is er geen kentering bezig voor meer democratie?

“Ik geloof persoonlijk van niet. Europa de-democratiseert. Belangrijke beslissingscentra zoals de Commissie blijven bijzonder ondemocratisch en ontransparant van aard. En dat straalt af op de gehele Europese besluitvorming.”

“De EU heeft een ernstig probleem wat betreft democratische legitimiteit. Recentelijk werd ook nog, in alle stilte, een vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU onderhandeld dat erg verstrekkende gevolgen heeft voor de democratie. Eén van de implicaties van dat vrijhandelsakkoord is bijvoorbeeld dat bedrijven staten kunnen laten vervolgen wanneer deze, volgens de belanghebbende bedrijven, de vrijhandel in de weg staan.”

“Je ziet zo dat hiermee de deur wordt opengezet naar rechtstreekse aanvallen op vormen van sociale regelgeving. Het democratisch deficit schuilt erin dat wij burgers gedwongen worden tot de rol van passieve toeschouwer en lijdend voorwerp van een dergelijk akkoord. Onze stem doet er niets toe. Ontzettend belangrijke beslissingen worden in alle stilte genomen, in gesloten vergaderzalen. En dat is ook hoe men het wil.”

We zien toch ook overal nieuwe bewegingen opkomen die het status-quo ter discussie stellen en de democratie nieuw leven willen inblazen. Is dat geen hoopvol signaal?

“Op zich is dat zeker en vast een hoopvol signaal. Maar de vraag is of die nieuwe bewegingen ook de nodige kracht hebben om dingen daadwerkelijk in beweging te zetten. Ik heb die nieuwe bewegingen zoals Occupy en de Indignados volmondig gesteund en ik doe dat nog steeds, maar tegelijk moeten we vaststellen dat ze een belangrijk deel van hun potentieel niet gerealiseerd hebben.”

Op symbolisch vlak waren deze bewegingen bijzonder effectief: iedereen kent Occupy, iedereen kent de slogans, de actievormen en dergelijke meer. Over heel de wereld waren er mensen die zich identificeerden met de oproep en de actievormen van deze bewegingen.”

“Dat is een erg spectaculaire verwezenlijking. Maar, tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de reële politieke en sociale verandering die deze bewegingen hebben teweeg gebracht tot op heden miniem is. Eigenlijk zijn het bewegingen die een soort van bewustzijn hebben geschapen, de nood tot verandering hebben aangewakkerd maar zonder deze ook effectief te realiseren. Ze zijn voor mij nog steeds een begin van iets. Maar ik hoop dat het niet eindigt bij dat begin.”

U ziet het pessimistisch in.

“Eerder realistisch, denk ik. Buitenparlementaire actie heeft altijd zin en is volgens mij zelf het belangrijkste middel om zaken in beweging te brengen.”

“Maar je kan je er niet toe beperken als je de wereld wil veranderen. Ik ben geneigd om de diagnose van Chantal Mouffe en ook Stéphane Hessel te onderschrijven. Zij stellen dat ook een concreet politiek engagement en project nodig om zaken daadwerkelijk te veranderen.” 

“De leuze zou dus moeten zijn: ‘na het plein, het parlement!’. We moeten de reële machtscentra heroveren, in plaats van in de schaduw van die centra onze eigen volksvergaderingen te organiseren.”

Dus u pleit niet voor een revolutie?

“Eén van de filosofen waardoor ik sterk beïnvloed ben, namelijk Ernesto Laclau, stelde ooit dat hij politieke hervormingen prefereerde boven revolutie, maar dat hij tegelijk erg te vinden was voor de introductie van een revolutionaire dimensie binnen politieke hervormingen.”

“Ik kan me goed vinden in dit standpunt om meerdere redenen. Ten eerste denk ik dat het onzinnig is om binnen de huidige, West-Europese context te gaan pleiten voor een totale revolutie. Binnen de hedendaagse constellatie is dat geen realistische strategie.”

“Ten tweede denk ik dat het concept revolutie een beetje overspannen verwachtingen oproept. Ik geloof niet dat we via een gewelddadige omwenteling opnieuw, from scratch, de wereld kunnen heropbouwen. Dat is negentiende-eeuwse naïviteit. Bovendien is het huidige systeem te onderling verbonden en complex om via één, eenvoudige omwenteling totale verandering tot stand te brengen.”

“Moeten we dan braaf de geijkte paden volgen? Natuurlijk niet. Net zoals Laclau vind ik wel dat we opnieuw een revolutionaire dimensie mogen introduceren in ons politieke handelen.”

“Ten eerste moeten we opnieuw durven dromen en een radicaal politiek project op touw zetten, dat gelijkheid als basiswaarde naar voren schuift. Daarbij dient een zekere onverzoenlijkheid aan de dag gelegd te worden.”

Ten tweede, moeten we, om een dergelijk project te realiseren, niet afzien van revolutionaire middelen. Laat me het zo stellen: als het kan doen we het via geijkte, institutionele paden. Als het moet, kan van die paden afgeweken worden door middel van stakingen, buitenparlementair verzet en ongehoorzaamheid.”

“Het meest effectieve is een mix van beide strategieën: een politiek-institutionele weg en een buiten-parlementaire weg, gecombineerd met acties van algemene burgerlijke ongehoorzaamheid en symbolische geweldpleging. Dat is wat ik bedoel met het introduceren van een revolutionaire dimensie. In die zin ben ik wel degelijk revolutionair.”

Hoe moet een sociale beweging zoals de vakbond inspelen op nieuwe actievormen en bewegingen?

“De vakbonden moeten zorgen dat ze voeling hebben met die nieuwe actievormen en nieuwe bewegingen. Ze mogen zichzelf niet zien als de enige, legitieme vertegenwoordiger van de sociale strijd, maar als een machtige partner tussen andere partners. Nu, dat doen ze ook volgens mij.”

Misschien moeten de vakbonden wat radicaler worden?

“Dat is een moeilijke evenwichtsoefening want als je te radicaal wordt, dan gaan er deuren dicht en verlies je invloed binnen het huidige politieke bestel. Langs de andere kant kan je stellen dat het historisch compromis van de verzorgingsstaat zo goed als opgeblazen is.”

“Als je die diagnose maakt, kan je wel degelijk eisen dat vakbonden zich opnieuw radicaler en strijdlustiger opstellen. Maar, dat mogen ze volgens mij niet zomaar doen. Terugkeren naar een model van openlijke sociale strijd kan enkel als je een groot deel van de publieke opinie en de werkende bevolking achter jou hebt.”

“In die zin denk ik dat de vakbonden veel meer moeten investeren in communicatie om te zorgen dat ze een beter draagvlak hebben in de publieke opinie.” 

“Waarom geen goed gefinancierde en georganiseerde denktank die de publieke opinie ontvankelijker maakt voor vakbondsstandpunten? Waarom geen links Itinera dat net als Itinera zelf kan genieten van gemiddeld twee media-interventies per dag?”

De politieke toekomst van België

Ziet u momenteel in België politieke krachten die een links project kunnen realiseren?

“Op dit moment nog niet. Maar er is een interessante hergroepering bezig op links. SP.A verliest, maar tegelijk zitten zowel Groen als PVDA+ in de lift. Dat betekent dat er een groeiend potentieel ontstaat voor een nieuw links project en dat vind ik interessant.”

“Maar tegelijk is het onmiskenbaar zo dat het dominante geluid in Vlaanderen rechts is. Links is op dit moment de tegenstem. Het leidt de politieke dans niet.” 

“Maar ook dat schept perspectieven, denk ik. Net omdat de rechterzijde op dit moment Vlaanderen als haar speeltuin beschouwt, zijn er ook meer dan ooit mogelijkheden om een groot links tegenoffensief op te zetten. Er is een vijand die ons tot samenwerking dwingt. Het is samen zwemmen of verzuipen.”

U pleit eigenlijk voor een kartel SP.A-Groen-PVDA+?

“Eigenlijk niet, want een kartel is een verbintenis tussen die partijen. Ik pleit eerder voor een samenwerkingsverband.”

“Momenteel zit SP.A massaal PVDA+ te bekampen. Dan vraag ik me af: waar zijn ze mee bezig? Sp.a moet juist toejuichen dat PVDA+ meer stemmen haalt want dat betekent dat het linkse kamp sterker wordt. Mijn boodschap voor de linkse partijen is: zie elkaar niet als vijanden. Die luxe hebben we niet.”

Maar als ik naar Vlaanderen kijk zie ik eerder een partij zoals het Vlaams Belang die zich volkser opstelt dan de linkse partijen.

“Helemaal niet. Vlaams Belang is een ondemocratische partij. Zich volks opstellen is niet per definitie democratisch.”

“Democratie behoort tot links. Democratie betekent voor gelijkheid opkomen in de seksuele, culturele, economische en sociale sfeer. Ik zie een partij als Vlaams Belang dat alleszins niet doen.”

“Kijk gewoon naar hoe die partij functioneert: reeds twintig jaar dezelfde kopstukken die op autocratische wijze de partij besturen. Daarnaast is en blijft het natuurlijk zo dat het Vlaams Belang een door en door racistische partij is met fascistische wortels en connecties. We zijn veel te ver doorgeslagen in het gedogen van die partij.”

“Ooit is ecolo-politicus Olivier Deleuze opgestaan uit Reyers Laat omdat Vlaams Belang lid Reddy De Mey mee aan tafel kwam zitten. Hij had gelijk. Ik zou het ook doen. Iedere vorm van dialoog of gesprek met een neo-fascistische partij komt neer op het verstrekken van legitimiteit aan zo’n partij. Ik wil daar op geen enkele manier aan meewerken.”

Ik hoor het u wel zeggen dat links en democratie samen horen. Maar het is wel een rechtse partij zoals de NV-A die succes heeft bij de massa. Hoe verklaart u dat?

“Er zijn meerdere verklaringen voor te geven. Maar een deel van de verklaring is alvast de zwakte van parlementair links.”

“Sinds 1989 zit links in een crisis. De ineenstorting van de Sovjet-Unie heeft voor veel linkse krachten een identiteitscrisis met zich mee gebracht. Zeker de sociaal-democraten redeneerden dat er voor het kapitalisme geen echt alternatief meer was en sloegen de fameuze Derde Weg in.”

“In Vlaanderen hebben ze echter nog steeds geen linksomkeer gemaakt op die Derde Weg. Een paar jaar geleden bazelde Caroline Gennez nog in een opiniestuk dat het conflict tussen arbeid en kapitaal niet meer van deze tijd is.”

“Dat is een beetje alsof Bart De Wever zou beweren dat het communautaire conflict passé is. Ook recentelijk nog beweerde Bruno Tobback in een kranteninterview dat er ‘niets links is aan een hangmat’. Dat is vertrekken van een karikatuur van ons sociaal stelsel en die rechtse karikatuur als waarheid reproduceren. Koren op de molen van rechts dus. Je kan evengoed gewoon op een N-VA lijst gaan staan, denk ik dan.”

“Er is een les die de sociaal-democraten in Vlaanderen maar niet lijken te snappen, namelijk: je trekt rechtse kiezers niet in je kamp door zelf rechtser te worden, maar wel door op authentieke wijze links te zijn en je core-business te verdedigen. Ga uit van je sterktes, van je eigenheid en van de krachtige traditie van de sociaal-democratie, in plaats van die traditie in de uitverkoop te zetten voor een paar stemmen meer. Die tactiek werkt gewoonweg niet!”

“Met andere woorden, ik ga er dus van uit dat de sterkte van rechts gedeeltelijk te wijten is aan de zwakte van links. Daarenboven is de sterkte van rechts ook te verklaren door het feit dat zij net wel op ongecompliceerde wijze een eigen verhaal vertellen. Ze nemen duidelijke standpunten in en verdedigen die met een zekere compromisloosheid. Dat zou links ook moeten doen.”

Links moet terug radicaal zijn?

“Niet per se radicaal maar wel duidelijk. Waarom heeft iemand zoals De Wever zoveel succes? Omdat die gewoonweg duidelijkheid schept rond zijn eigen ideologische positie en zegt: ik ben rechts, conservatief en Vlaams.”

“Zo trek je mensen aan. Als politicus moet je niet luisteren naar marktonderzoeken maar eerder een duidelijk en authentiek profiel hebben. Politici moeten zich niet spiegelen aan reclamemannen maar aan kunstenaars of acteurs. Je moet niet verkopen, je moet een waarachtige rol neerzetten. De rest volgt vanzelf.”

Hoe ziet u de politiek in Vlaanderen evolueren op korte termijn?

“Ik ben geen waarzegger maar ga het toch proberen. Als N-VA geen verkiezingsoverwinning behaalt in 2014, zal die partij imploderen en komt er plaats voor een nieuw verhaal. Ze zijn zeer groot geworden in korte tijd en dat zal problemen geven wanneer de overwinningsmood wegebt. Ze zitten nu al een beetje in problemen met lokale afdelingen die zich niet gedragen.”

“Nu, de kans is natuurlijk heel groot dat N-VA een klinkende verkiezingsoverwinning zal behalen. In dat geval zal vooral ingezet worden op een rechtse coalitie die zich verenigd weet rond sociaal-economische thema’s. Ik vermoed dat dat een coalitie zal worden naar Antwerps model, wat betekent dat alle linkse krachten in de oppositie belanden.”

“Voor de regerende partijen biedt dat een opening om een bikkelhard sociaal beleid te voeren. Er zal dus een periode van sociale onrust volgen. Maar dat biedt ook perspectieven, volgens mij. Links kan zich herenigen op de banken van de oppositie en de sociale strijd kan een nieuw elan krijgen omdat rechts zijn ware, asociale gedaante zal laten zien. Er zal opnieuw een strijd mogelijk zijn langsheen een klare en duidelijke links-rechts tegenstelling. Laat die strijd maar komen, zeg ik.”

take down
the paywall
steun ons nu!