©Andrew Stanbridge / Amnesty International
Nieuws, Wereld, Samenleving, Politiek -

Myanmar: Legertop moet vervolgd worden voor misdaden tegen de mensheid

Amnesty International heeft talrijke en geloofwaardige bewijzen verzameld die aantonen dat de opperbevelhebber van het Myanmarese leger, generaal Min Aung Hlaing, en twaalf andere individuen betrokken zijn bij misdaden tegen de mensheid die werden begaan tijdens de etnische zuivering van de Rohingya-bevolking in het noorden van de provincie Rakhine.

woensdag 27 juni 2018 10:47
Spread the love

In het uitgebreide rapport “We Will Destroy Everything”: Military Responsibility for Crimes against Humanity in Rakhine State, Myanmar vraagt Amnesty International om de situatie in Myanmar door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof (ICC). Het Strafhof moet de feiten onderzoeken en vervolging instellen.

“De uitbarsting van geweld – met moord, verkrachting, foltering, brandstichting en uithongering – gepleegd door de Myanmarese veiligheidstroepen in dorpen in het noorden van de provincie Rakhine, was geen actie van losgeslagen soldaten of legereenheden. Een massa bewijzen duidt erop dat dit geweld een onderdeel was van een zeer georkestreerde, systematische aanval op de Rohingya-bevolking”, zegt Matthew Wells, senior crisisexpert van Amnesty International.

“Zij die bloed aan hun handen hebben moeten ter verantwoording worden geroepen voor hun rol in  het toezien op of uitvoeren van misdaden tegen de mensheid en andere ernstige mensenrechtenschendingen. Ook de top van de militaire commandostructuur en generaal Min Aung Hlaing mogen niet ontzien worden.”

Bewijzen verzamelen

Amnesty International noemt in het rapport ook de namen van negen ondergeschikten van de legeropperbevelhebber en drie leden van de Politie voor Grensbewaking (BPG) vanwege hun rol in de etnische zuiveringscampagne.

Het rapport is het resultaat van negen maanden intensieve research, onder meer in Myanmar en Bangladesh. Het is tot dusver het meest uitvoerige verslag van Amnesty International van de manier waarop het Myanmarese leger na 25 augustus 2017 meer dan 702.000 vrouwen, mannen en kinderen – meer dan 80 procent van de Rohingya-bevolking in het noorden van Rakhine bij het begin van de crisis – dwong naar Bangladesh te vluchten.

Het rapport geeft nieuwe details over de commandostructuur en de troepeninzet van het Myanmarese leger, maar ook over de arrestaties, gedwongen verdwijningen en foltering van Rohingya-mannen en -jongens, uitgevoerd door de veiligheidstroepen in de weken voor de huidige crisis losbarstte.

Het onderzoeksrapport bevat eveneens de meest gedetailleerde informatie tot nu toe over de misdaden die de gewapende groep ARSA (Arakan Rogingya Salvation Army) beging voor en na de gecoördineerde aanvallen die ze op 25 augustus uitvoerde op controleposten van de veiligheidsdiensten. Zo hebben ARSA-leden mensen van verschillende etnische en religieuze gemeenschappen om het leven gebracht in het noorden van de provincie Rakhine. Ze zijn eveneens verantwoordelijk voor het doden en ontvoeren van vermoedelijke Rohingya-informanten van de autoriteiten.

Amnesty International documenteerde eerder ook al de historische context van langdurige, geïnstitutionaliseerde discriminatie en segregatie tegen de Rohingya. Dit apartheidsbeleid werd gekenmerkt door zware inbreuken op het internationaal recht zoals moord, verkrachting, foltering, platbranden van dorpen, gebruik van landmijnen, uithongering, massale verbanning en andere ernstige mensenrechtenschendingen.

Het nieuwe rapport van Amnesty International is gebaseerd op meer dan vierhonderd interviews en een massa ondersteunend bewijsmateriaal zoals satellietbeelden, geverifieerd foto- en videomateriaal, forensische analyses en wapenonderzoek door experten. Dat laat toe om in huiveringwekkend detail in te gaan op de systematische schendingen begaan tijdens de “zuiveringsoperaties” van het leger na de ARSA-aanvallen.



©Andrew Stanbridge / Amnesty International

Het rapport identificeert ook de specifieke militaire divisies en bataljons die betrokken waren bij de verschrikkelijkste wreedheden. Amnesty International heeft vastgesteld dat de veiligheidstroepen zich schuldig maakten aan negen van de elf types van misdaden tegen de mensheid die zijn opgesomd in het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof.

Leger zaaide dood en vernieling

Het rapport doet uit te doeken hoe het oppercommando van het leger enkele van zijn hevigste bataljons, berucht vanwege schendingen elders in het land, een centrale rol toebedeelde in de operaties in het noorden van de provincie Rakhine. Met rampzalige gevolgen voor de Rohingya-bevolking.

In de weken voor 25 augustus schakelde het leger bataljons in van de 33ste en 99ste lichte infanteriedivisies (LID). Deze twee gevechtsdivisies waren volgens Amnesty International eind 2016 en midden 2017 betrokken bij oorlogsmisdaden in Kachin en de noordelijke provincie Shan, toen daar interne gewapende conflicten woedden.

De militaire bevelhebbers maakten in sommige Rohingya-dorpen hun intenties meteen duidelijk. Rond 20 augustus 2017, vijf dagen voor het geweld volop uitbarstte, ontmoette een commandant van de 33ste LID in Chut Pyin, in Rathedaung Township, Rohingya-leiders uit de naburige dorpen. De commandant waarschuwde dat als de ARSA in dit gebied actief zou zijn, of de dorpsbewoners iets “verkeerd” zouden doen, dan zouden zijn soldaten meteen op de Rohingya schieten, zonder onderscheid. Dat bevestigden zeven mensen die bij de ontmoeting aanwezig waren en die apart werden geïnterviewd door Amnesty International.

Daarnaast kreeg Amnesty International een geluidsopname in handen, die volgens de mensenrechtenorganisatie authentiek is, van een telefoongesprek in het Birmaans tussen een Rohingya-inwoner van Inn Din, in Maungdaw Township, en een legerofficier. In het gesprek zegt de officier: “Wij hebben een bevel gekregen om het hele dorp plat te branden als er enige onrust is. Als jullie, dorpelingen, niet vreedzaam leven, zullen we alles vernietigen.”

De golf van geweld die daarna volgde, waarbij veiligheidstroepen honderden Rohingya-dorpen in het noorden van de provincie Rakhine volledig of gedeeltelijk in de as legden – waaronder bijna elk Rohingya-dorp in Maungdaw Township – is goed gedocumenteerd, door onder andere Amnesty International. Dit onderzoeksrapport levert bijkomende details over de grootschalige en systematische aanval op de Rohingya-bevolking, onder meer over de massale slachtpartijen die in elk van de drie townships plaatsvonden – in de dorpen Chut Pyin, Min Gyi en Maung Nu. Duizenden Rohingya – mannen, vrouwen en kinderen – werden vermoord. Ze werden vastgebonden en meteen geëxecuteerd, of neergeschoten en gedood terwijl ze wegliepen, of ze werden levend verbrand in hun huizen. Het precieze aantal doden die deze militaire operatie eiste, zullen we misschien nooit kennen.

De veiligheidstroepen verkrachtten ook Rohingya-meisjes en -vrouwen, zowel in hun dorpen als tijdens hun vlucht naar Bangladesh. Amnesty International interviewde twintig vrouwen en twee meisjes die hun verkrachting hebben overleefd. Elf van hen waren het slachtoffer van groepsverkrachting. De organisatie documenteerde verkrachting en seksueel geweld op 16 verschillende plaatsen in alle drie de townships in het noorden van Rakhine. De praktijk was wijdverbreid en terroriseerde Rohingya-gemeenschappen; en ze droeg bij tot de campagne om Rohingya te verdrijven uit het noorden van Rakhine. Sommige slachtoffers van verkrachting zagen bovendien hun familieleden voor hun ogen vermoord worden. In minstens één dorp lieten veiligheidstroepen slachtoffers van verkrachting achter in gebouwen die ze in brand staken.

Willekeurige arrestaties en foltering door grenspolitie

In de oplopende spanning voor de aanvallen van 25 augustus en de dagen daarna arresteerden de Myanmarese veiligheidstroepen honderden Rohingya-mannen en -jongens uit dorpen in het noorden van Rakhine en hielden hen naar willekeur vast. Amnesty International interviewde 23 mannen en twee jongens die door de veiligheidstroepen in deze periode waren gearresteerd en gefolterd of mishandeld.



©Andrew Stanbridge / Amnesty International

De Rohingya-mannen en -jongens werden vaak afgeranseld bij hun arrestatie en werden daarna naar basissen van de grenspolitie (BGP) gebracht. Daar werden ze dagen of zelfs weken vastgehouden, volledig afgesloten van de buitenwereld.

BGP-agenten folterden de gevangenen om informatie uit hen los te krijgen of om hen te dwingen tot de bekentenis dat ze bij ARSA betrokken waren. Amnesty International documenteerde in detail folteringen in twee specifieke BGP-basissen: in Taung Bazar, in de noordelijke Buthidaung Township, en in het dorp Zay Di Pyin, in Rathedaung Township. Meerdere overlevenden noemden BGP-officieren bij naam die verantwoordelijk waren voor de folteringen in deze basissen.

Vrijgelaten gevangenen beschreven foltermethoden, zoals het toebrengen van zware slagen, verbranden van lichaamsdelen, waterboarding, verkrachting en ander seksueel geweld. Verschillende Rohingya-mannen die hadden vastgezeten in de BGP-basis in Taung Bazar vertelden dat hun baard in brand werd gestoken. Verschillende Rohingya-mannen en twee jongens die opgesloten zaten in de BGP-basis in Zay Di Pyin vertelden dat ze niets te eten en drinken kregen, dat ze bijna doodgeslagen werden en, in veel gevallen, dat hun genitaliën verbrand werden.

Een boer uit een dorp in Rathedaung Township vertelde Amnesty International: “Ik stond recht, met mijn handen gebonden achter mijn hoofd, ze trokken mijn longyi [een sarong-achtig kledingstuk] uit en plaatsten een [brandende] kaars onder mijn penis. [Een BGP-agent] hield de kaars vast en [zijn overste] gaf bevelen … ‘Vertel de waarheid of je zal sterven’, zeiden ze.”

Sommige gevangenen overleefden de folteringen tijdens hun gevangenschap niet. Een van hen was een 20-jarige man die werd doodgeslagen met een houten plank nadat hij om water had gevraagd.

Voor ze werden vrijgelaten, moesten gevangenen hoge omkoopsommen betalen en een document ondertekenen waarin ze verklaarden dat ze nooit waren mishandeld. Tien maanden later zijn de Myanmarese autoriteiten nog informatie verschuldigd over de personen die nu nog gevangen zitten, waar ze worden vastgehouden en wat de aanklachten tegen hen zijn, als die er al zijn. Deze opsluitingen worden volgens het internationale recht beschouwd als willekeurige detenties.

Bevelhebbers verantwoordelijk

Amnesty International kon vertrouwelijke documenten over het Myanmarese leger inkijken. Daaruit blijkt dat, tijdens militaire operaties zoals die in het noorden van de provincie Rakhine, troepen ter plaatse normaal gezien opereren onder de strakke controle van hooggeplaatste bevelhebbers. Gevechtseenheden – die het merendeel van de misdaden tegen de Rohingya begingen – zijn verplicht hun acties, inzet en wapengebruik strikt te rapporteren. Van die informatie waren hoge officieren op de hoogte, of moeten op de hoogte zijn geweest.

Bovendien reisden topofficieren, onder wie generaal Min Aung Hlaing, naar het noorden van Rakhine, onmiddellijk voor of tijdens de etnische zuivering, om toe te zien op delen van de operatie.

Hoge officieren wisten – of zouden moeten hebben geweten – van de misdaden tegen de mensheid die werden begaan. Maar ze maakten geen gebruik van hun gezag om deze misdaden te voorkomen, te stoppen of te straffen, en probeerden zelfs achteraf de grote meerderheid van deze misdaden te verdoezelen. Bovendien is er voldoende bewijs om een onderzoek te eisen naar de betrokkenheid van sommige of zelfs alle topofficieren bij het plannen, bevelen of uitvoeren van moord, verkrachting, foltering en het platbranden van dorpen.



©Andrew Stanbridge / Amnesty International

De research van Amnesty International heeft geleid tot de identificatie van 13 personen die een sleutelrol speelden in de misdaden tegen de mensheid. Amnesty vraagt dat alle verantwoordelijken voor de rechter worden gedaagd.

Tijd om rekenschap af te leggen

Geconfronteerd met toenemende internationale druk hebben de autoriteiten van Myanmar vorige maand de oprichting aangekondigd van een “Independent Commission of Enquiry”, een onafhankelijke onderzoekscommissie, die de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen moet onderzoeken. Vorige onderzoeken van de regering en het leger naar schendingen in de provincie Rakhine dienden alleen om militaire wreedheden weg te moffelen.

“De internationale gemeenschap mag niet zich niet laten misleiden door deze nieuwe poging om te voorkomen dat de daders rekenschap moeten afleggen. Ze moet daarentegen een einde maken aan de jaren van straffeloosheid en verzekeren dat dit donkere hoofdstuk in de recente geschiedenis van Myanmar zich nooit meer herhaalt”, zegt Matthew Wells.

“De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moet stoppen met politieke spelletjes en moet de situatie in Myanmar dringend doorverwijzen naar het Internationaal Strafhof. De Veiligheidsraad moet ook een wapenembargo tegen Myanmar instellen en gerichte financiële straffen opleggen aan hooggeplaatste functionarissen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen en misdaden.”

“Terwijl de internationale gemeenschap werkt aan een internationale consensus en steun voor een doorverwijzing naar het ICC, moet zij via de VN-Mensenrechtenraad een mechanisme opzetten om bewijsmateriaal te verzamelen voor gebruik in toekomstige gerechtelijke procedures.”

take down
the paywall
steun ons nu!