De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Moskou wil ons de baas worden

Moskou wil ons de baas worden

dinsdag 3 maart 2020 12:52
Spread the love

Een bespreking van:

Keir Giles, Moscow Rules: What Drives Russia to Confront the West, Brookings Institution, Washington & The Royal Institute of International Affairs (Chatham House), London, 2019, xx + 234 pp. ISBN 978-0-8157-3574-8

Robert Service, Kremlin Winter: Russia and the Second Coming of Vladimir Putin, Picador, London 2019, xiv + 406 pp. ISBN 978-1-5098-8303-5

Mark Galeotti, We Need to Talk About Putin: How the West Gets Him Wrong, Ebury Press, London (Penguin Random House UK), 2019, 143 pp. ISBN 978-1-5291-0359-5

 

 

Volgens de machthebbers in Moskou ging het in de recente geschiedenis ongeveer zo:

Na het opbreken van de USSR wist men in het Westen niet goed wat het verder met Rusland aan moest. In het begin deed het Westen alsof wij een van hen waren geworden, maar niet heus. De NAVO was altijd tegen de Sovjet-Unie gekeerd geweest, maar de NAVO werd na de ondergang van de USSR niet ontbonden; Rusland kon er ook geen lid van worden. Beloofd was dat na het samenvoegen van de DDR met de Bondsrepubliek het grondgebied van de NAVO niet verder naar het oosten op zou schuiven, maar Polen, Tsjechië en Hongarije mochten in 1999 wel lid worden van de NAVO (met heel veel tromgeroffel van Polen over ons, Rusland, nu niet meer als door de communisten geleide op wereldmacht beluste buur, maar kennelijk als eeuwige vijand), en in 2004 werden zelfs een aantal opvolgerstaten van de Sovjet-Unie lid: Estland, Letland en Litouwen, naast Slowakije, Roemenië, Slovenië en Bulgarije. Vanaf 2002 al waren de Amerikanen bezig om van Polen toestemming te krijgen voor de bouw van een antiraketsysteem, zogenaamd tegen ballistische rakketten van Iran, maar wie gelooft dat. Want toen wij aanboden mee te werken aan het realiseren van een dergelijke faciliteit in Azerbeidzjaan, waar wij al een radarsysteem in bedrijf hebben, handig dichtbij Iran en echt beter geschikt voor het verkrijgen van radarbeelden, was het: ja, ja, nee, dank je wel, daar zien we vanaf. En o, o, wat zijn grenzen heilig en hoe ontzettend belangrijk is soevereiniteit. Zonder toestemming van de Veiligheidsraad werd Belgrado door NAVO-vliegtuigen gebombardeerd, om Servië te dwingen Kosovo statelijke zelfstandigheid te verlenen. Wij hadden nog gewaarschuwd: doe dat nu niet, daarmee gaat een – zeggen jullie – belangrijk principe aan gort, maar nee, humanitaire overwegingen, de Albaanse Kosovaren werden onderdrukt, dat soort argumenten. En dan George Bush junior, die in 2008 Georgië en Oekraïne NAVO-lidmaatschap belooft. Wat is die? Gek geworden of zo? Het is het gedrag van een hegemoon, een wereldmacht, die denkt dat ze zich van niemand meer iets hoeft aan te trekken, en Rusland eenvoudig op zijn boordje spuugt. In 2007 had Vladimir Putin in München nog gezegd: Amerika gedraagt zich als de laatste der wereldmachten en Rusland lijkt niet meer van tel. Maar denk erom, naar ons idee is ook Rusland een macht om rekening mee te houden, en wij zullen het nodige doen om dit idee gestalte te geven. De wereld is na het recente verdwijnen van de bipolariteit, na het wegvallen van de tegenstelling tussen de USA en NAVO enerzijds, en het Warschaupact en de USSR anderzijds, naar onze opvatting een multipolaire wereld geworden. De VS gedragen zich brutaalweg als de grote overwinnaar, die zijn best doet de rol en de betekenis van Rusland te marginaliseren en te bagatelliseren. Dachten ze in Amerika echt dat Georgië veiliger werd als ze dat armoedige landje volduwden met 1 miljard aan wapens? Gesteund door de VS dacht Micheil Saakasjvili kennelijk zich in zijn ‘betrekkingen’ met ons, Rusland, maar van alles te kunnen veroorloven. Hij schold de politieke leiding in Moskou haast routineus de huid vol en meende Zuid-Ossetië te kunnen heroveren; wat een misverstand. Hij was zo onvoorzichtig de wapens tegen ons op te nemen. We hebben het bij Zuid-Ossetië gelaten. We hadden Tbilisi kunnen innemen.

Over Oekraïne gesproken. Toegegeven: de politieke PR van Oekraïne was bij de eerste Oekraïens-Russische gascrisis in de winter van 2005-2006 prima in orde. De Oekraïne wist zich in het Westen te presenteren als slachtoffer, terwijl ze de dader was. Oekraïne had als ‘zelfstandige, soevereine staat’ altijd aardgas van ons geleverd gekregen voor een vriendenprijsje, ongeveer de prijs die wij bij onze klanten in Rusland zelf in rekening brachten, ver onder de wereldmarktprijs. Oekraïne vond ook zelf wel dat ze op zo’n binnenlandse prijs aanspraak kon maken, want tot voor kort waren we toch ook in feite één en hetzelfde land geweest. Van dat verschil tussen onze prijs en de wereldmarktprijs voor gas zijn trouwens een aantal mensen in de Oekraïne, ook Oekraïense politici, heel erg rijk geworden. Maar goedkoop was kennelijk niet goedkoop genoeg, want de rekening werd zelden of nooit op tijd voldaan. Vanaf januari 2006 wilden we een hogere prijs van Oekraïne voor ons gas, niet zo hoog als wat de Duitsers per 1000 kuub in rekening werd gebracht, maar, toegegeven, hoger dan het vriendenprijsje van voorheen. Konden ze niet betalen, wilden ze niet betalen, en wat hebben ze gedaan? Het gas dat wij door de leiding stuurden om door te leveren aan onze klanten verderop in Europa hebben ze gewoon gestolen; en ja, onze klanten verderop in Europa kregen daardoor te weinig gas. En wij kregen de schuld. Ineens hadden wij de ‘energiezekerheid’ en dus de ‘energieveiligheid’ van de EU in gevaar gebracht. Juist omdat wij niet meer op die manier door politici in Kiev willen worden afgeperst, hebben we haast gemaakt met Nord Stream I en willen we ook Nord Stream II zo snel mogelijk voltooien,[1] want aan onze belangrijkste klant, Duitsland, willen we kunnen blijven leveren. En nu doet president Donald Trump van de Verenigde Staten zijn best om voltooiing van Nord Stream in Europa te verhinderen, door Westerse bedrijven die meewerken aan de bouw ervan op een verboden lijst te plaatsten, waardoor zij zullen worden geboycot door bedrijven en financiële instellingen waarover statelijke autoriteiten van de VS directer zeggenschap hebben. Waarom: om te verhinderen dat Duitsland voor zijn gasvoorziening afhankelijk wordt van Rusland, en om te verzekeren dat Oekraïne door ons, door Rusland moet worden betaald voor doorvoer van gas. Dit wat betreft Trumps idee van soevereiniteit. Tsja, Duitsland kan die beslissing om via Nord Stream zogenaamd afhankelijk te zijn van Rusland natuurlijk niet zelf nemen. Nord Stream gaat ‘ten koste’ van Oekraïne, heet het dan. En misschien speelt hier ook wel mee dat de VS, sinds een paar jaar netto exporteur van gas, dankzij de techniek van fracking, op zoek is naar klanten voor zijn LPG. Estland, Letland en Litouwen lid van de NAVO is tot daaraan toe, maar Oekraïne lid van de NATO en van de EU? Want zo is het: de NAVO is de militaire cover van de EU, en eerst lid worden van de EU betekent eenvoudig: NAVO-lidmaatschap volgt wat later. President Viktor Janoekovitsj van Oekraïne was zogenaamd de kandidaat van Moskou. Wat daarvan ook zij: hij was president van Oekraïne vanaf februari 2010. Hij was dat geworden na verkiezingen waarin hij toenmalig zittend president Viktor Joesjtsjenko had verslagen. Eerlijke verkiezingen, zeiden buitenlandse (Westerse) waarnemers. De ‘prowesterse’ Joesjtsjenko had het kennelijk bij de meerderheid verbruid. De zogenaamde kandidaat van Moskou, Janoekovitsj dus, voerde vervolgens wel besprekingen over een associatieverdrag met de EU. Later hoorden en lazen we wel overal in de westerse media dat Janoekovitsj een boef en een kleptocraat was, maar dat was hij ook in de tijd dat de EU er geen probleem in zag om met hem te onderhandelen over associatie. Dat verdrag kwam ook bijna tot stand. Alleen had Janoekovitsj, de Oekraïense overheid, een klein, of eigenlijk fors, acuut financieel probleem. De miljarden die hij van het Westen verlangde bleven uit. Toen hebben wij Oekraïne tegemoet kunnen komen met een financiële hulplijn, onder meer door de alweer fors opgelopen betalingstekorten voor aan Oekraïne geleverd gas te schrappen. Daarop volgde volgens het Westen een ‘volksopstand’ tegen Janoekovitsj en diens regiem. Wij zien daarin de hand van Oekraïense fascisten en hun westerse handlangers. Lui die trots zijn op de strijd van hun politieke voorgangers samen met de Nazi’s tegen de Sovjet-Unie; bewonderaars van Stepan Bandera, de Oekraïense nationalist en fascist, die Polen, Joden en Russen heeft vermoord, ter wille van een ‘vrij’ (fascistisch) Oekraïne. Politici uit de VS en ook uit de EU waren zó gehecht aan soevereiniteit en democratie van Oekraïne, dat ze de zogenaamde volksopstand tegen Janoekovitsj en diens beleid persoonlijk kwamen steunen. En let wel: Janoekovitsj had zich tot vervroegde presidentsverkiezingen bereid verklaard, maar de fascisten konden niet wachten tot maart 2014. Het moest per se toen, en het moest kennelijk gewelddadig. Senator John McCain kwam helemaal overvliegen om vanaf de straten van Kiev als een echte hofhond naar Rusland te blaffen, en dat kleine grut, hoe heten ze, Verhofstadt, en die andere, die zo slecht uit zijn woorden kwam, Van Baalen, kwamen ook een duit in het zakje doen. Het interesseerde hen kennelijk weinig dat ze zich in hun strijd vóór ‘Europese waarden’, schaarden aan de kant van revolutionairen en moordenaars.

We klagen er niet over, maar wat ons feestje had moeten zijn, de Olympische Winterspelen, in Sotsji, waarmee we de weeropstanding van Rusland hadden willen vieren, was bijna verpest door Obama. De Olympische Zomerspelen van 1980 in Moskou waren publicitair en financieel enorm tegengevallen, omdat de Amerikanen (en veel van hun bondgenoten) de spelen boycotten, als straf omdat wij, de Sovjet-Unie, Afghanistan waren binnengevallen. Zouden ze later zelf ook doen, maar toen om goede redenen natuurlijk. En voor Sotsji hing de dreiging van een boycot wéér in de lucht. Nu waren we niet lief genoeg voor homo’s en andere mensen met een vreemde seksuele geaardheid (hoewel wij van staatswege niet eens hadden gezegd dat homofilie van volwassen verboden was, maar dat je dat soort afwijkend gedrag niet mocht propageren). Dat is dan Amerika’s idee van westerse waarden: precies zo doen als Washington op dat moment zegt wat goed voor mensen is, ook buiten de landsgrenzen. Zeker, en toen hebben we Sebastopol en de Krim bevrijd. Daar wonen nauwelijks Oekraïners; en vraag het de mensen daar zelf: die willen bij Rusland horen. En inderdaad, wij zijn solidair met de Russen in Donetsk en Loehansk (Loegansk), die het zat waren om tot Oekraïners te worden gemaakt en in eigen land te worden gereduceerd tot tweederangsburgers. Zij delen onze waarden, gestempeld door het Russisch orthodoxe christendom, terwijl dat Westen van jullie, decadent en van God los, ook wat dit betreft in ons een tegenstander vindt, want wij staan borg voor wat het westen inmiddels verloochent.

Zo, ongeveer, zou Moskou zijn van ons afwijkende positie aan ons, in het Westen, kunnen verklaren, omstandiger, langer, met meer hoofdpunten en zeker met meer details als daarvoor ruimte zou kunnen worden gevonden, en wat grover en venijniger van toon dikwijls als het verhaal niet voor ons bestemd zou zijn maar dient voor intern gebruik. Ik denk zelf dat veel van óns ongemak met Moskou, thans, terug te voeren is tot ons idee dat Rusland een te grote mond heeft, eentje die niet past bij zijn status. Dat Rusland een veel belangrijker rol opeist in de wereldpolitiek (en het daarbij passende aanzien verlangt) dan past bij een land met een Bruto Nationaal Product dat nauwelijks groter is dan dat van Spanje. Van Spanje hoor je toch ook niet? Ja, af en toe eist het Gibraltar op, en wil het de Engelsen daar weghebben, maar verder? En wat bevolkingsaantal betreft: 143 miljoen of daaromtrent. Dat zijn bij lange na niet meer de 300 miljoen van voorheen de USSR, aan het eind van de jaren 1980. 143 miljoen is 15 miljoen meer dan Japan, en 15 miljoen minder dan Bangladesh. Dat zijn toch ook geen Wereldspelers? Rusland is gewoon een grotendeels Europees land dat zich gewoon als elk ander Europees land zou moeten gedragen, met aanmerkelijk meer inwoners dan de (andere grote Europese) landen, net zoveel als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland samen, maar economisch, wat Nationaal Product betreft, nog geen 40 procent van Duitsland. Duitsland trekt toch ook geen grote broek aan? En dat wijzen op zijn enorme kernwapenarsenaal: dat zijn afpersingspraktijken.

Rusland wil zich niet onderschikken, niet aan de VS, niet aan de EU. Rusland eist maar dat wij ons met dat land bezighouden en verstoort voortdurend ‘de goede orde’.

Volgens Keir Giles, in zijn boek Moscow Rules: What Drives Russia to Confront the West, uitgegeven door het Brookings Institution in Washington en The Royal Institute of International Affairs (Chatham House) in Londen, zit het anders, en is het nog veel simpeler. Let op: er staat ook geen vraagteken bij de ondertitel, want Giles weet het allemaal behoorlijk zeker. En da’s ook een van de dingen die mij tegenstaan in dit boek: het aplomb en de zekerheid van de auteur en de af en toe apodictische stijl van schrijven. Ik begrijp wel waarom Giles’ opvattingen in professionele kring bij de NAVO in goede aarde vallen. Naar zijn aard betekent Rusland voor ‘ons’ militaire dreiging, beweert Giles, waartegen wij ons (dus) gewapenderhand te weer moeten stellen. Giles’ boodschap is helder en geeft althans sommige militairen de duidelijkheid die zij behoeven. Maar dat Giles’ boodschap simpel is en stellig betekent nog niet dat Gies ongelijk heeft. Heeft hij dat?

Een centrale stelling van Giles is dat Rusland geen deel is van het Westen, en dat je het daarom ‘niet kunt beoordelen naar Westerse maatstaven’ (p. 172). Merkwaardig is daarom dat Keir Giles hier daar en elders in het boek Rusland wel voortdurend op ‘onze manier’ de maat neemt. Hij neemt aan of concludeert dat Rusland zich niet gedraagt zoals het een Europees land zou passen zich te gedragen; en dat Rusland dit kennelijk ‘naar zijn aard’ niet doet en niet kan, want niet alleen thans niet doet, maar goed beschouwd nooit heeft gedaan: niet vermomd als USSR, maar kennelijk, volgens Giles, ook al nooit voordien, onder de tsaren. (Maar in de jaren 1990 ‘eigenlijk’ wel? Hoe kan dat? Of waren zowel ‘zij’ als ‘wij’ toen even vergeten hoe ‘antiwesters’ zij ‘eigenlijk’ waren?) Dit ‘niet-Westerse’ karakter van het land zou blijken uit de veronderstelde ‘psychologie’ van Russen (van inwoners van Rusland, neem ik voorlopig maar aan, en niet per se alleen van etnische Russen), van ‘gewone mensen’ zowel als van Ruslands leiders: de dispositie om te buigen voor macht, om te respecteren, en dus te vrezen, wat sterk is en zich laat gelden, en tevens de neiging om van zwakheid van die leiding (en van je tegenstander!) gebruik te maken om je boven hem te stellen en de baas te worden. Nu zit daar misschien iets in. Zoals er misschien iets zat in de bewering van nogal wat Nederlanders van de generatie van mijn ouders, dat Duitsers de neiging hadden om te likken naar boven en te trappen naar beneden. De kwaden dan, niet de goeden, want goede Duitsers, die had je volgens hen natuurlijk ook. Giles debiteert hier in feite een cliché: het idee of de constatering dat het in ‘de politiek’ en in grote organisaties zou gaan om – zoals het in het Russisch heet – Kto kogo: Wie is wie de baas? Zeker is dat belangrijk, en zeker speelt die vraag vaak op. Maar of dit typisch niet-Westers mag heten vraag ik me af. Elders (p. 173) schrijft Giles dat hedendaags Rusland een ‘post-imperialistische’ mentaliteit zou moeten krijgen, maar dat het helaas (nog?) een imperialistische mentaliteit heeft. Waaruit ik opmaak dat een ‘post-imperialistische mentaliteit’ wel ‘Westers’ zou mogen heten en een ‘imperialistische mentaliteit’ niet. Daarbij moeten we dan voor het gemak even vergeten dat tot voor betrekkelijk kort zowel (Tsaristisch) Rusland, als ook de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, alsook Frankrijk, Spanje en Portugal, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en ook Duitsland imperia waren of aan imperia leiding gaven of heel erg graag imperia wilden worden, en toen – kennelijk – wel Westers mochten heten. Maar Tsaristisch Rusland – de ‘logica’ van Giles volgend – toen, kennelijk, ook al niet. Waarom niet?

Giles stellige bewering dat Rusland niet-Westers is, roept de vraag op, waar ‘het Westen’ in het oosten van Europa dan wel begint, of eindigt. Begint ‘het Westen’, wat volgens Giles dus ook, of vooral, een diep gewortelde mentaliteit is, precies daar waar Moskou’s feitelijke macht ophoudt? Schuift die mentaliteit mee met de landsgrenzen? Oekraïne was tot 1991 niet Westers, maar na 1991 wel? Of was wat thans Westelijk Oekraïne is, en voorheen bij Polen en/of Oostenrijk Hongarije behoorde (Galicië, Lvov (Lviv, Lemberg en omstreken), nooit ‘echt Russisch’ in die zin, dat die omstreken altijd een westerse mentaliteit hebben gehouden? En dan de contreien van Charkov, Donetsk, Loegansk, en de Donbass in zijn geheel, en Odessa, en de Krim wel ‘echt’ Russisch, omdat die niet tot Polen of Oostenrijk-Hongarije hebben behoord, maar (industriële) steden en gebieden zijn die vanuit Rusland zijn ‘gekoloniseerd’?

Elders lijkt het er weer op dat het culturele en psychologische karakter, westers of niet-westers, voor Giles een kwestie is van politieke keuze door de leiders van de (natie)staat. Keuze vóór NATO-lidmaatschap (en ‘in principe’ acceptatie van dat lidmaatschap door de NAVO) of keuze voor lidmaatschap van de EU betekent Westers; en geen lid willen worden (of geen lid mogen worden van de NAVO, zoals Rusland begin jaren 1990?) betekent niet-Westers. Mag of moet die keuze worden gemaakt door de leiders van de staat, zeg voor het gemak Kiev, ook als die staat (Oekraïne) misschien geen natiestaat is, maar eerst nog zou moeten worden, door Oekraïnisatie van Oostelijk en Zuid-Oekraïne? Wat precies is volgens Giles belangrijk? Cultuur en psychologie, die niet of heel moeilijk te veranderen zijn (je kunt je karakter of je familiegeschiedenis immers niet kiezen), of de politieke beslissing van een betrekkelijk toevallige leidersgroep in de hoofdstad van het ‘soevereine land’? De vraag dringt zich op, als je Giles probeert te volgen. Het antwoord geeft hij niet.

Het gedrag van Rusland op het gebied van de buitenlandse betrekkingen en Ruslands veiligheidsbeleid kunnen – volgens mij, en ik sta daarin niet alleen – althans deels worden begrepen als (gevolgen van) Ruslands poging zich te herstellen als grote mogendheid. Rusland wil respect – Ruslands politieke leiders verlangen daarnaar, en ook een deel van de ingezetenen van het land wenst dat, ook als manier om het gevoel van persoonlijke eigenwaarde te vergroten of te herstellen. – als we dan toch willen psychologiseren. Giles’ diskwalificatie van Rusland als niet-Westers en (dus?) leugenachtig, kwaadaardig en in wezen agressief, is daarvoor niet nodig.

De Russische Federatie is, gemeten naar omvang, macht en getal, de belangrijkste erfgenaam van een imperium, van de USSR. Op zichzelf beschouwd is Rusland zelf ook al een imperium, met 80 procent van de bevolking overigens ‘etnische Russen’; zoals 80 procent van de Nederlandse bevolking, als wij ditzelfde soort onderscheid zouden maken, waarschijnlijk als ‘etnische Nederlanders’ zouden worden geteld. Het verschil tussen Nederland en Rusland zit dus niet in het percentage van oorsprong ander-landers, maar in de aanspraak van niet-Russen in de Russische Federatie op (van oorsprong) eigen territoir. Ook van dichterbij kunnen wij, in België, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, elders, weten hoe moeilijk het is om fatsoenlijk (dus Westers?) met multi-etniciteit om te gaan. Nadat Ierland zich uit het Verenigd Koninkrijk had losgemaakt bleef Ulster over, waar tientallen jaren lang werd gevochten en duizenden doden zijn gevallen in de strijd om de ‘uiteindelijke status’ van dat gebied. Een referendum over de soevereiniteit en zelfstandigheid kan in Edinburgh zo maar weer op de agenda komen, waarbij dan waarschijnlijk Londen zal beweren dat de Schotten niet alleen over hun zelfstandigheid gaan. Spanje leek onder Franco nog (of voor het eerst?) een eenheidsstaat, maar het terrorisme in Baskenland is pas kort geleden tot een einde gekomen, en veel Catalanen willen Catalonië nog steeds (of: weer opnieuw) losmaken van Madrid. Nu kan men zeggen dat Rusland moet beseffen dat het geen grote mogendheid meer is, en ook niet meer kan worden, en een veel te grote broek aantrekt, en moet leren zijn verlies te nemen. Misschien is dat zo en moet het dat ook. Maar dat heeft niets met Westers of niet-Westers te maken.

Je kunt volhouden dat Rusland sinds lang een land en een staat is (een gosoedarstvo, wat zowel staat als heerschappij betekent) tussen twee Werelden, tussen twee ‘soorten van’ culturen: het Westen (Europa) en Azië. En dat Rusland door beide is beïnvloed en van beide elementen heeft overgenomen en mogelijkerwijs heeft samengebracht in een ‘uniek’ geheel. Dit is een heel courant idee.

Door Rusland buiten de Westerse beschaving te plaatsen, door Rusland te (dis)kwalificeren als niet-Westers, zoals Giles doet, maak je Rusland vreemder, onbegrijpelijker en ook gevaarlijker dan het is. Rusland, laat Giles weten: je kunt er weinig aan doen, je kunt het niet goed begrijpen, je kunt je er slechts tegen wapenen. Zo’n bericht valt waarschijnlijk in sommige kringen goed, maar is in spiegelbeeld net zo simpel (en naar zijn effect: opruiend) als wat er door de Patroesjevs in Rusland omgekeerd wel over het Westen wordt gezegd (Nikolaj Patroesjev, viersterren-generaal, baas van de FSB van 1999 tot 2008 en sinds 2008 Secretaris van de Veiligheidsraad van Rusland, is een echte havik). Het Westen is er, zoals als altijd en naar zijn aard, op uit om … Dus: te wapen! Je zou van een geleerde als Keir Giles, althans van wat wordt gepresenteerd als scholarly work, meer nuance verwachten. Natuurlijk is niet alles wat in Moskou regeert wordt beweerd onzin, echt niet. Er staan ook verstandige dingen in, en het bevat ook wel rake observaties; maar die zijn zelden origineel en staan er als het ware per ongeluk in, los van, of zelfs in strijd met, de hoofdlijnen van Giles’ betoog.

De wetenschap dat dit is wat hoofd- en opperofficieren die in NAVO-verband over Rusland voorgeschoteld krijgen stelt me niet gerust, evenmin als de bijval die zijn werk kreeg (reeds als advanced praise) van (oud-)politici uit NAVO-landen en van NAVO-strategen. Het boek van Giles is preken voor eigen parochie, en ik verwacht iets anders, ik verwacht méér van een geleerde verhandeling.

 

Het vervelende van het idee van een Nieuwe Koude Oorlog is, dat het ‘ons’ allemaal weer bij elkaar brengt. Die Nieuwe Koude Oorlog geeft de NAVO weer een reden voor bestaan tegenover een duidelijke vijand, de duivel van weleer. Het betekent dat zij, die Russen, misschien in een oude groef schieten, maar wij ook, en dat wij dan opnieuw niet meer weten wat we moeten doen om die Koude Oorlog te beëindigen. Of denken we dat we Rusland tot overgave kunnen dwingen, niet alleen van de Krim, maar overgave van zichzelf? Want overgave van de Krim alleen (plus Loegansk, plus Donetsk), is niet voldoende, want slechts een schijnbeweging, omdat Rusland het nu eenmaal, naar zijn aard, op ons voorzien heeft – in de redeneertrant van Giles en consorten. Als we in parallellen met de ‘Oude’ Koude Oorlog denken, die wij dan gewonnen hebben, moeten we ons ook in herinnering brengen wat mede gevolg was van onze overwinning, en dus van ‘hun’ verlies. Dat was niet alleen het opbreken van het Warschau Pact en de bevrijding van volkeren in het outer-empire van de USSR en ‘dekolonisatie’ althans een groot deel van het inner-empire. Het verval ging zo ver, dat in sommige restanten van de Sovjet-Unie de levensverwachting daalde tot een niveau dat in Europa (en zelfs in grote delen van Afrika) sinds lang niet meer was voorgekomen; de verwoesting, of de ineenstorting, ging zo ver, dat krijgsheren (warlords) op het toneel verschenen; dat het chemische wapenarsenaal niet meer veilig kon worden beheerd; dat oligarchen de dienst gingen uitmaken, in Rusland zelf (of in wat Rusland was geweest), in de Oekraïne, en elders. En ‘oligarchen’ klinkt wel onschuldig, maar die oligarchen waren (en zijn) gericht op het verkrijgen en het behoud van eigen vermogen, en op het verkrijgen en behouden van de politieke macht die daarvoor nodig is, ten koste van bijna alles. Oligarch en krijgsheer gaan bovendien dikwijls in elkaar over: sommige oligarchen financieren een omvangrijke eigen militie, waarover de formele staat weinig of geen zeggenschap heeft.

Uiteindelijk is in Rusland het resultaat geweest: herstel van orde op althans het grootste deel van het grondgebied, economisch herstel (maar geen voortdurende economische groei), alsook de vestiging van een autoritair regiem, zoals bekend geleid door V.V. Poetin. Het resultaat van de overwinning in de Oude Koude Oorlog is precies (weer) het systeem dat ons (opnieuw), volgens Giles en anderen, als de grootste vijand ziet en ons opnieuw met militaire middelen bedreigt.

Hoe zou ‘onze’ overwinning er uit kunnen zien na een Nieuwe Koude Oorlog? Misschien zo: Wat Rusland was bestaat eigenlijk niet meer, de gebieden ten noorden van de Kaukasus hebben zich losgemaakt en zijn onderling slaags geraakt, en wat er van Rusland nog over is, heeft het Verre Oosten en een groot deel van Siberië aan China moeten afstaan. Zijn ‘wij’, in het ‘echte Westen’, dan veel beter af? China als buur?

 

Een beter boek, deels over hetzelfde onderwerp (de houding van Rusland jegens de rest van het Westen), is dat van Service. Het is subtieler dan ‘Te wapen, want Rusland wil ons de baas worden’, wat niet letterlijk de leuze is van Giles’ werk, maar wel de strekking ervan. Kremlin Winter, heet het boek van oudgediende in de Ruslandkunde Robert Service, met als ondertitel Russia and the Second Coming of Vladimir Putin. Of ik die woordspeling in de ondertitel van het boek erg geslaagd vind weet ik niet. En het boek gaat zeker niet alleen over de periode van Poetins (hernomen) presidentschap na het aftreden van president Dmitri Medvedev (zoals je in de ondertitel zou kunnen lezen). Kirill, de Patriarch van Moskou en Heel Roes (Rusland), heeft Vladimir Poetin in 2012 (kort voor de presidentsverkiezingen van maart van dat jaar) een ‘Godsmirakel’, een geschenk van de Onze Lieve Heer aan Rusland, genoemd; en dus niet zo maar een mens. Vandaar misschien Service’ woordspelige ‘Second Coming’. Kremlin Winter (geen voorjaar of zomer en zelfs geen herfst, maar winter) gaat vooral over de kenmerken van het regiem-Poetin en van het leven aan de politieke top in Moskou sinds Poetins ‘wederkeer’ als president in 2012 – misschien tot 2024, of, misschien in een andere hoedanigheid dan president, tot in der eeuwigheid. Service houdt zich niet strak aan die periode van ‘wederkeer’ – sowieso een wat vreemde kwalificatie van Poetins derde en vierde presidentiële termijn, omdat hij na zijn eerste termijnen, van 2000 tot 2004 en van 2004 tot 2008, als premier was aangebleven en kennelijk zo machtig was dat toenmalig president Dmitri Medvedev hem niet kon ontslaan. Poetin is feitelijk na 2000 nooit meer weggeweest en dus ook niet teruggekomen. De titel Kremlin Winter past wel bij het idee van het boek dat, na de voor velen in Rusland verschrikkelijke jaren 1990, de daaropvolgende betere jaargetijden (van zeg 2000 tot 2008) ook al weer voorbij zijn; en het in de politiek sindsdien alweer een tijdje aanhoudend koud is. Ook Service ziet weinig of geen kans op ingrijpende politieke veranderingen in de richting van een opener en eerlijker strijd om – formeel althans nog steeds – verkiesbare staatsambten in Rusland.

Kremlin Winter is goed geschreven en goed gedocumenteerd, maar niet bijster origineel of verrassend; maar gelukkig ook niet sensatiebelust. Robert Service, geboren in 1947, is een historicus met een indrukwekkend oeuvre. Hij heeft onder meer een aantal overzichtswerken geschreven over de geschiedenis van Rusland (Tsaristisch Rusland – de USSR – de Russische Federatie) in de twintigste eeuw, en biografieën van Lenin, van Stalin en van Trotski. Hij lijkt ook de actuele politiek van en in Rusland van een zekere afstand te beschouwen. Kremlin Winter zit of hangt een beetje in tussen een (gethematiseerde) geschiedenis van Rusland van de laatste twintig jaar en een politieke Poetin-biografie, maar misschien is Kremlin Winter vooral een poging om de rol en de betekenis van Poetin en diens kring in de meest recente geschiedenis van Rusland te beschrijven. Doordat Service zich in het bijzonder richt op de persoon van Poetin, op het beeld van Poetin, en op personen uit diens entourage, krijgen politiek-institutionele kwesties in het boek niet of nauwelijks aandacht. Met entourage bedoel ik zowel Poetins rijk en machtig geworden ‘vrienden van vroeger’, alsook de mannen die onder president Jeltsin al rijk en machtig waren geworden en onder Poetin vaak nog rijker werden, nadat zij hem als hun politieke meester hadden erkend. Zeker, het regiem van Rusland heeft een personalistisch karakter. Je moet iets weten van de onderlinge hulp van, en zeker van de onderlinge strijd tussen, ‘Poetins helpers’ om politiek en om business in Rusland te begrijpen. De studie van hun banden van loyaliteit aan en afhankelijkheid van de man aan de top van Ruslands statelijke hiërarchieën, Vladimir Poetin dus, is de kremlinologie van onze dagen. Een persoonlijke band met Poetin is belangrijk onder meer vanwege de bescherming (de krisija) die hij vrienden, zakenlieden, politici, kan bieden. Maar zijn persoon is slechts belangrijk door de rol en de betekenis van het presidentschap in Rusland (door de macht en de betekenis die Poetin mede aan het formele instituut van het presidentschap heeft gegeven). De loyaliteit van Poetins vrienden en van Poetins protegés doet er voor hem (als persoon en als president) toe, omdat zij aan het hoofd staan – aan het hoofd zijn geplaatst – van zeer machtige formele instellingen en organisaties. Igor Setsjins loyaliteit aan Poetin (als persoon-en-hoogste baas) is belangrijk, omdat Setsjin onder meer ‘uitvoerend hoofddirecteur’ is (CEO in het Engels) van Rosneft, Ruslands grootste oliemaatschappij. De voortdurende loyaliteit van Nikolaj Patroesjev deed ertoe en doet ertoe, omdat Patroesjev hoofd was van de FSB (de belangrijkste opvolger-organisatie van de KGB) en thans secretaris is van Ruslands Veiligheidsraad. Vjatsjeslav Volodin is voorzitter geworden van de Staats Doema op voorstel van Poetin, omdat Poetin (president Poetin) erop kon vertrouwen dat Volodin de Staats Doema zó zou sturen ‘als goed was voor het land’. De positie van de Staats Doema is voor de president belangrijk, juist omdat de Staats Doema constitutioneel zulke belangrijke taken en formele bevoegdheden heeft. En niet omdat de Staats Doema grondwettelijk niets zou voorstellen, zoals sommige kenners willen doen geloven. Viktor Zolotov, om nog een laatste voorbeeld te geven, is aan het hoofd gesteld van Rosgvardija, de Nationale Garde van de Russische Federatie, maar liefst 340.000 man sterk, omdat die Nationale Garde een gewapende macht is die de binnenlandse orde moet handhaven; en aan de president ondergeschikt moet blijven om geen gevaar voor hemzelf te vormen. Poetin had Zolotov al in 1990 in – toen nog – Leningrad leren kennen, had met hem gejudood; en Poetin had in Moskou Zolotovs goede zorg en trouw ervaren toen Zolotov hoofd was van de persoonlijke (presidentiële) Veiligheidsdienst. Poetin wilde op zo’n machtige positie als opperbevelhebber van de troepen van de Nationale Garde, mag je aannemen, iemand die zich (ook uit dankbaarheid voor het bevorderen van zijn carrière) aan hem verplicht zou voelen. Daarom Zolotov en niet anderen, die – vanwege anciënniteit, vakbekwaamheid en andere ‘ambtelijke’ redenen – mogelijk meenden meer aanspraak op die positie te kunnen maken. Poetin heeft uiteraard alleen wat aan Zolotov op die plek, zolang Zolotov trouw blijft aan hem (of aan de president?), en zolang de Nationale Garde Zolotov als bevelhebber accepteert en de bevelshiërarchie van de Nationale Garde ook overigens in stand blijft.

Formele structuren en formele bevoegdheden doen er ook toe, en niet alleen persoonlijke banden en individuele eigenaardigheden – die immers pas betekenis krijgen als en voor zover ze ‘inwerken op die instellingen’.

Als je een boek schrijft voor een algemener geïnteresseerd publiek, zoals Service kennelijk doet, dan ligt de bijzondere aandacht voor persoonlijke wederwaardigheden voor de hand. Schrijven over (formeel) staatsrecht en (andere) politieke instituties wordt al gauw gezien als iets voor leerboeken of voor vakgenoten, en niet zo interessant voor de gewone lezer; lang niet zo onderhoudend als de uitvoerige beschrijving van nog eens een corruptieaffaire (met af en toe een moord en een vleugje seks). Maar ‘de lezer’ krijgt op die manier wel het idee dat alleen persoonlijke verhoudingen in ‘de top’ ertoe doen.[2] Dat is een manco van dit boek. Waarschijnlijk is het billijker om te zeggen dat het een tekort is van dit genre boeken; misschien is het zelfs wat flauw die kwestie nu op te brengen, want Kremlin Winter is wel goed in zijn soort.

Goed in zijn genre, maar daarmee geen boek om het in alle details mee eens te zijn. Robert Service beweert bijvoorbeeld dat Boris Jeltsin – we hebben het over midden jaren ’90 – ‘gevangen zat in het krachtenveld van westerse financiële druk’, waarbij volgens hem het ‘Internationaal Monetaire Fonds nauwlettend toezicht hield op het geld dat aan Moskou was geleend’ (p. 38). Ik heb geen idee hoe Service daarbij komt. 1996 was bij uitstek een jaar van exorbitante staatsuitgaven – ten dienste van de herverkiezing van Boris Jeltsin, hoewel volgens de wet de staatskas niet mag worden gebruikt als verkiezingskas, ook niet als verkiezingskas van de zittende president die een tweede termijn ambieert. Er moest een enorme campagnestaf worden betaald, journalisten moesten tevreden worden gehouden; en daar kwamen nog bij de kosten bij van de verkiezingscampagne van generaal Aleksandr Lebed , die zo prettig stemmen afsnoepte van Jeltsins grootste concurrent: de communist Gennadi Zjoeganov. Boris Jeltsin ging op de campagne-pad en deelde geschenken uit: boeken met foto’s van Jeltsin; een metro voor Kazan en een orgel voor het stedelijk concertgebouw; personenauto’s met het bordje ‘geschenk van de president’ voor overlevenden van de gijzelingsactie door Tsjetsjenen in Boedjonnovsk; enzovoort, enzoverder. Plus uitbetaling, ineens, hier, daar en overal in het land, van enorme loonbetalingsachterstanden

Voor de herverkiezing van Jeltsin zijn bovendien de ‘juwelen in de industriële kroon’ van Rusland door de staat verpand, en zijn op die manier in feite voor een appel en een ei in handen gekomen van wat de oligarchen zouden gaan heten (Potanin, Fridman, Berezovski, Chodorkovski en anderen).[3]

Er is een hele literatuur over het wonderlijke vermogen van enorme (geleende) geldbedragen om ‘weg te raken’ in Rusland, dus wat Service hier zegt: ik begrijp het niet.[4]

Sommige personen en sommige situaties kan men anders waarderen dan Robert Service, doet, maar dat is minder opmerkelijk. Zo wordt Michail Kasjanov, die van mei 2000 tot februari 2004 premier was, en voordien, van mei 1999 tot mei 2000 Minister van Financiën, door Service gepresenteerd als een capabele en bovendien liberale premier, die, toen hij zich later, na zijn premierschap, tegen Poetin keerde, door Poetin zou zijn ‘vernietigd’. Hoe? Door het ‘oprakelen van geruchten’ dat hij, Kasjanov, toen hij Minister van Financiën was, steekpenningen had aangenomen (p. 85). Nu had Kasjanov al langer de bijnaam ‘Misja dwa protsenta’ (‘Misja twee procent’, twee procent namelijk van de waarde van alle transacties waarvoor goedkeuring van Kasjanov nodig was). De miljoenen dollars aan geld en (onroerende) goederen diehem vervolgens zijn afgenomen, had Kasjanov onmogelijk van zijn salaris kunnen overhouden. Kasjanov was ongetwijfeld corrupt. Maar het is waar, daar heeft Service gelijk in, zelfverrijking door zijn naaste medewerkers is voor Poetin gemeenlijk geen probleem, niet zolang ze zijn kant kiezen. Michail Kasjanov heeft zijn kapitaal niet hoeven inleveren omdat het door ambtsmisbruik en corruptie was verkregen – zoals de rechter oordeelde – , maar als straf omdat hij Poetin ontrouw was geworden.

Michail Chodorkovski komt er ook bij Robert Service weer goed vanaf. Chodorkovski wordt opgevoerd als tegenstander en slachtoffer van Poetin, waarbij de manier waarop Chodorkovski zich heeft verrijkt haast wordt vergoelijkt. Volgens mij is Chodorkovski een getalenteerde ras-opportunist. Een konjoenktoersjtsjik heet zo iemand in het Russisch (iemand die op de conjunctuur drijft), en iemand die thans democratische gezindheid speelt. Chodorkovski is een konjoenktoersjtsjik dieop zeker moment een cruciale inschattingsfout heeft gemaakt. Hij was als student een activist in de Komsomol (de jongerenorganisatie van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie) toen dat voordelig was; hij ging vervolgens als Komsomoller in zaken, toen hij daartoe de mogelijkheid zag. Hij werd daarna ‘liberaal’ en wist voor een habbekrats (dankzij politieke contacten) eigenaar te worden van een olieconcern (Joekos) en speelde in de jaren 1990 het zakelijke en politieke spel zonder scrupules. Toen hij eenmaal de allerrijkste man van Rusland was wilde hij ook president worden. Nadat Chodorkovski eerder, door leden van de Staats Doema om te kopen, aanname door de Staats Doema van een wetsvoorstel van president Poetin had getorpedeerd dat er op was gericht de (over)winst uit olie-export te kunnen belasten, ging hij die ene stap te ver. Sprekend op een door Poetin bijeengeroepen vergadering van Ruslands rijkste zakenlieden verweet Chodorkovski president Poetin, in diens gezicht en publiekelijk, want op TV, leiding te geven aan een corrupt staatsapparaat – een gotspe, zouden sommige mensen zeggen. Poetin moest iets doen, dit was Kto kogo. Michail Chodorkovski werd veroordeeld wegens fraude, verloor Joekos, zat negen jaar vast, ontwikkelde zich in het kamp tot een principiële voorstander van vrijheid en democratie; en zette na zijn kamptijd vanuit Zwitserland zijn strijd voor vrijheid en democratie in Rusland dus tegen Poetin ,voort. Gelukkig nog niet aan de bedelstaf en rijk genoeg om zijn goede politieke doelen voor Rusland te helpen financieren.

Er is nog wel meer waarmee je het niet eens hoeft te zijn of waarover je anders kunt denken dat Service. Rusland mag dan een tot imperialisme geneigd land zijn, maar dat maakt ‘de autoriteiten in Kiev’ (wie zijn dat eigenlijk?) niet per se betrouwbaar en sympathiek; maakt de 17 miljard dollar IMF-lening aan Oekraïne niet per se goed besteed ; en maakt van Oekraïne (ook vóór 2014) nog geen voorbeeldige democratie. Oekraïne was en is nog steeds een politiek ernstig verdeeld land, met een extreem grote vermogens- en inkomensongelijkheid, nauwelijks minder corrupt dan Rusland, en voor een groot deel afhankelijk van het geld dat Oekraïense gastarbeiders (ten minste twee miljoen in Polen, maar ook, nog steeds, vele honderdduizenden in Rusland) naar hun familie overmaken. Als Oekraïne in Afrika lag zou je het een failed state noemen.

Je kunt ook Rusland eigen economische perspectieven anders waarderen. Het is waar, zoals Service zegt, dat Rusland in (over)grote mate van de inkomsten uit olie- en gasexport afhankelijk is, en dat Rusland in en na 2014 niet alleen getroffen werd door financiële en andere economische sancties als straf voor annexatie voor de Krim (en steun aan opstandelingen in Oost-Oekraïne). Voorlopig dieptepunt was inderdaad 35 dollar per vat in 2015, en de centrale overheid in Moskou heeft toen de met olie-en gasinkomsten gevulde reservefondsen ongeveer leeggehaald; maar sindsdien is de olieprijs weer aanmerkelijk gestegen, tot eerst weer zeventig en nu ik dit schrijf 55 dollar per vat. Zorg moet voor Moskou zijn dat pogingen om minder van de inkomsten van grondstoffen afhankelijk te worden zijn mislukt – in elk geval voorlopig zijn mislukt. Van het streven wereldleider te worden in de ontwikkeling van nanotechnologie en wereldleider in de productie van en de handel in spullen gemaakt met nanotechnologie, een stokpaardje destijds van president Dmitri Medvedev – je hoort er niet meer van; en Robert Service noemt het niet eens. In de productie en export van (nieuwe) wapens doet Rusland het wel (weer) goed, met 21 procent van de wereldexport-waarde (in de periode 2014-2018), na de VS, met 36 procent van de wereldexportwaarde in diezelfde periode , en 10 keer zoveel als Nederland, dat goed was voor 2,1 procent.[5] China, zelf goed voor 5,2 procent van de wapenexport, is, met India, een van Ruslands beste klanten.

Onder de titel ‘Trailing the Dragon’, misschien te vertalen met ‘De Draak Achterna’, maar beter nog met ‘Achterliggen op de Draak’, presenteert Service een apart hoofdstukje van 9 bladzijden over de recente Russisch-Chinese betrekkingen. Hij noemt daarin de bilaterale en multilaterale organisaties waarin (onder meer) Rusland en China samenwerken, op financieel en algemeen economisch gebied (inclusief grondstoffen), maar ook op militair terrein. Hij benadrukt daarbij de mate waarin de samenwerking van beide de ‘omgeving’ van beide in Azië beangstigt, en onderstreept de ondergeschikte rol van Rusland in de verhouding van die twee: ‘Rusland heeft een ondergeschikte positie geaccepteerd in relatie tot zijn machtige buur[…]. Nu de derde decade van de eenentwintigste eeuw nadert lijkt het onwaarschijnlijk dat dit zal veranderen “(p. 296).

Misschien is het verstandig om ons af te vragen hoe dit zo gekomen is, en of wij er wel blij mee moeten zijn; en of ‘we’ er toch niets aan kunnen doen. De opkomst van China als economische grootmacht en als speler op het wereldpolitieke toneel moet ongetwijfeld grotendeels worden toegeschreven aan ontwikkelingen (politieke beslissingen) in China zelf. Maar misschien zijn ‘we’ wel te lang te lief geweest voor China, omdat ‘we’ dachten dat we daaraan konden verdienen, en heeft onze bijdrage aan China’s economische (en politieke en mogelijk op den duur militaire) expansie voor ons ook nadelen. We kunnen een hekel hebben aan het regiem in Moskou, het gebrek aan democratie kritiseren en de corruptie en de vermogens en inkomensongelijkheid verfoeien (dan doe ik mee) en misschien zelfs moeten we Ruslands imperialisme vrezen, maar dan tegelijkertijd vriendelijk blijven tegen China vind ik vreemd. Tibet komt nooit meer vrij (behalve de dalai lama gelooft misschien alleen de filmacteur Richard Gere daar nog in); China speelt niet eens dat het een meer-partijstaat is; aan zelfstandige rechtspraak heeft het nooit gedaan; er worden al jarenlang een miljoen Oejgoeren in heropvoedingskampen gevangen gehouden; aan lbgti-rechten doet men er niet; en China wil niet slechts één van de spelers zijn in een multipolaire wereld, maar verklaart openlijk de wereldhegemonie na te streven.

Er is misschien een kentering gaande, maar wij in Nederland zijn nog steeds veel vriendelijker voor China dan jegens Rusland, dat zo’n beetje het kwaad in de wereld vertegenwoordigt. Pas eind 2019 liet de Nederlandse Minister van Internationale Handel Sigrid Kaag weten China niet meer als ontwikkelingsland te willen zien (met alle bijkomende privileges). Het vervelende van onze afkeer van Rusland (dat gestraft moet worden!) is, dat we Rusland daarmee verder China’s kant opduwen. Als wij onze klandizie opzeggen, zal Moskou zich haasten alternatieven voor afzet van gas in China te vinden. Als wij Rusland definiëren als militaire vijand, zal Rusland (elders) aan zijn isolement proberen te ontkomen. Wanneer Ruslands rol in westerse financiële instellingen wordt beperkt zal Rusland waarschijnlijk eerder aanschuiven bij Chinese (concurrerende) instellingen. Natuurlijk beseft men in Moskou ook wel dat Rusland uiteindelijk in de verhouding met China tweede viool zal moeten spelen. Tenzij onverwacht de beer in China losbreekt, misschien door het wegvallen van de enorme productiegroei – is voor Rusland (ook in die verhouding) op den duur op zijn best een bijrol weggelegd. Op ie rol van bijwagen zit men in Moskou niet te wachten; ook niet, zeker niet, de rol van bijwagen van China.

Vraag is dus of verdergaande samenwerking van Rusland met China in ons belang is. Vraag is uiteraard ook waar dit ‘ons’ voor staat. Is dit ‘ons’ bij benadering de voortzettingen van de huidige constellatie met een trans-Atlantische veiligheidsorganisatie die tevens dient als militaire dak van de EU? Of is dat de EU met een andere, eigen veiligheidsorganisatie en de VS meer op afstand? Wat het antwoord op die vragen ook is, het is niet in het belang van dat ‘ons’, waarvan Nederland uiteindelijk deel uitmaakt China sterker te helpen worden. Dus ook niet sterker te helpen maken door de Rusland ertoe te bewegen zijn heil bij China te zoeken. Oekraïne is in de nieuwe geopolitieke constellatie waarop ik nu doel niet langer ‘grensland’, maar Rusland is dit.

Het is niet in ons belang Rusland weg-te-definiëren als niet-westers, en (dus) oosters. Het is ook niet in ons belang om Rusland met voortdurende strafmaatregelen te verzwakken. President Emmanuel Macrons houding jegens Rusland is daarom verstandiger dan die van onze eigen premier Mark Rutte.

 

Volgens Robert Service zijn ‘de vaderlandsliefde, het wantrouwen en de meedogenloosheid’ van Vladimir Poetin de ‘kenmerkende kwaliteiten’ van een iemand uit de geheime dienst (p.70.). Poetin had al eerder bij de KGB willen werken, maar toen hij als tiener belangstelling toonde werd hem aangeraden eerst een opleiding te volgen. Als net-afgestudeerd jurist meldde Poetin zich alsnog aan. Binnen de KGB maakte hij niet heel snel carrière; maar nadat hij (dankzij zijn KGB-achtergrond) bestuurder was geworden van de universiteit van Leningrad en professor Anatoli Sobtsjak had leren kennen, steeg zijn ster. Sobtsjak werd burgemeester van Leningrad, en Sobtsjak coöpteerde Poetin als viceburgemeester. Toen Poetin als campagneleider van Sobtsjak zijn baas niet aan een volgende ambtstermijn had kunnen helpen nam hij ontslag. Hij vond daarna, in Moskou, een betrekking in ‘de administratie’, oftewel de ambtelijke staf, van de president van Rusland, Boris Jeltsin; en na binnen de administratie carrière te hebben gemaakt werd hij in juli 1998 benoemd tot directeur van de FSB, en werd hij in augustus 1999 benoemd tot premier van Rusland. Vanaf 31 december 1999 was hij tevens waarnemend president; en in maart 2000 voor de eerste keer gekozen tot president van de Russische Federatie. Poetin is Sobtsjak ook nadat hij burgemeester-af was van dienst gebleven en hij heeft later ook lijf en goed van Boris Jeltsin en van ‘de familie’ (de intimi van Jeltsin) beschermd. Dit valt, onder veel meer, ook op, en het wordt ook door Service benadrukt: de trouw van Poetin aan leden van zijn Seilschaft: de mensen met wie hij samen omhoog is geklommen.

Er is misschien al genoeg en zelfs teveel over Poetin geschreven – en daarom voegde Mark Galeotti aan dat vele nog eens een boekje toe met de titel We moeten het over Poetin hebben, en als ondertitel: Hoe de het Westen hem verkeerd begrijpt. Honderdveertig kleine bladzijden, zonder ingewikkeld apparaat van voetnoten en literatuurverwijzing. En dat is paradoxalerwijze precies één van de stellingen van Galeotti: Je moet niet teveel op Poetin letten als je Ruslands buitenlands-politieke gedrag wilt begrijpen en je kunt Ruslands gedrag niet voorspellen door alle mogelijke handelingsvarianten te koppelen aan Poetins karakter (pp. 24-25). Met dit pure personalisme komen we niet ver, volgens Galeotti.

Het belang van Poetins persoonlijke disposities wordt overdreven, belangrijker is Rusland herinnering aan een vernedering, de algemener, niet slechts persoonlijke behoefte aan zekerheid en respect, zegt hij. Poetins hyper-presidentiële macht is een mythe: hij is ook afhankelijk van zijn gevolg. En de veronderstelling en de vrees dat Poetin ‘voor altijd’ zal aanblijven is volgens Galeotti op weinig gebaseerd.

Mark Galeotti eindigt zijn boekje met een variant op de bekende anekdote van de Russische optimist en de Russische pessimist. Kent u die anekdote? Zegt de Russische pessimist tegen de Russische optimist: ‘Het is nu zo verschrikkelijk, zó erg, erger kan niet.’ Zegt de Russische optimist: ‘Ja hoor, dat kan wel.’ Galeotti komt met een variant daarop. Als we in de toekomst van Rusland proberen te kijken zonder Poetin, zegt Galeotti, is dat toch weer een reden om over Poetin te praten. En nu komt het, hier is Galeotti als Russische optimist: Want wat ons te wachten zou kunnen staan is een andere Poetin, groter en erger dan deze.

Zou kunnen. Maar we hoeven het er niet op aan te leggen.

 

Leiden, 23 januari 2020.

 

[1] Nord Stream I en Nord Stream II zijn buizenstelsels voor aardgasvervoer die vanaf Russische grondgebied door de Oostzee naar Duitsland gaan, en daarmee tussenlanden, Oekraïne, en Wit-Rusland en Polen, omzeilen. Voor wie niet, of niet alleen, geïnteresseerd is in wat ‘de Russen’ hiervan zeggen, zie: Margarita M. Balmaceda, The Politics of Energy Dependency: Ukraine, Belarus, and Lithuania between Domestic Oligarchs and Russian Pressure, University of Toronto Press, Toronto 2013.

[2] Op 15 januari 2020 kondigde president V.V. Poetin aan zijn ‘Bericht aan de Federale Vergadering’ (de verenigde vergadering van de Staats Doema en de Federatieraad) ingrijpende staatkundige – en ook ingrijpende formeel Grondwettelijke – veranderingen aan. Toen bleken, óók voor correspondenten en journalisten en andere Rusland-deskundigen, formeel-institutionele betrekkingen en formeel grondwettelijke verhoudingen ineens wel van groot belang; volgens velen ook omdat Poetin daarmee mogelijk de bedoeling had zijn macht na 2024, wanneer zijn tweede blok van twee aaneengesloten presidentstermijnen afloopt) te bestendigen. Uit de berichtgeving daarover – ook in de betere Nederlandse media – bleek nogal wat onkunde over de formele bevoegdheden van de huidige staatsinstellingen (Staats Doema, Staats Raad, Veiligheidsraad, president, etc.).

[3] Zie onder veel meer: Chrystia Freeland, Sale of the Century. The Inside Story of the Second Russian Revolution, Little, Brown & Company, London 2000; David E. Hoffman, The Oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, Public Affairs, Oxford 2002.

[4] Zie bijvoorbeeld: Janine R. Wendel, Collision and Collusion. The Strange Case of Western Aid to Eastern Europe, Palgrave, New York 2001.

[5] Gegevens van Sipri, maart 2019 (https://www.themoscowtimes.com/2019/03/11/russia-remains-second-largest-arms-exporter-despite-sales-drop-think-tank-a64763).

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!