De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De invloed van kletsmajoors op sociale media is vaak illusoir: de casus Jacht en Jagers

zondag 22 augustus 2021 15:11
Spread the love

Jagers liggen onder vuur. Deels onterecht, op valse gronden. Dat is niets nieuws. Dirk Draulans, wellicht de meest zichtbare woordvoerder in het universum van de digitale vensters, met wie ik enkele keren een goed persoonlijk gesprek heb gevoerd en vele jaren heb gemaild, en van wie ik bepaalde persoonlijke standpunten publiek stevig heb gepromoot, heeft waarschijnlijk nooit in zijn leven twee keer deelgenomen aan jacht. Niet als observator, niet als drijver of jager. Meer van betekenis nog: hij heeft niet zoals ikzelf verscheidene WBE’s opgericht (Wildbeheheereenheden zijn regionale structuren waarin ook natuurbeheersverenigingen een zitje hebben). Hij neemt geen verantwoordelijkheid in de praktijk. Hij is de eeuwige betweter, de man die aan de kade luid en fel commentaar levert op de kapitein in de boot met de handen aan het stuurrad. Voor sommigen dringt dit slechts traag door. Mensen menen op mijn profiel dat “de tijden veranderd zijn; de ethiek is niet meer zoals vroeger”. Ik wil mijn steentje bijdragen om deze illusie weg te nemen. Kletsmajoors op internet gedijen, zoals invasieve exotische dieren en planten, dankzij het (voorlopig) ontbreken van “natuurlijke vijanden”, van een politie die hen tot gepaste proporties terugbrengt. Een van de meevallers voor wie cassante (en pogend plezante) kritiek spuit, is de (soms loze) kracht van foto’s. De slogan “Een foto zegt meer dan duizend woorden” is waarschijnlijk in werkelijkheid veel vaker fout dan juist. Het is met spectaculaire foto’s als met slogans van extreem rechts: ze slaan vaak direct aan bij wie weinig achtergrondkennis heeft, maar deze “vloeken” weerleggen vraagt een lang stuk of beter nog een boek, een monografie of een film. (Dit boek is onze regio overigens net geschonken in de vorm van het intense en breed gelauwerde “Trofee” van Gaea Schoeters. Dat is geschreven met groot literair meesterschap, maar ook juist op basis van expertise en informatie die de schrijfster heeft vergaard bij jagers, ook bij ondergetekende).

 

Voor het genoegen?

Soms krijg ik in de debatten die van start gaan na een zoveelste bijtend bericht van de genoemde bioloog en journalist de vraag van leken, hebt u zelf gejaagd? Wel… Ik heb zestien outings gedaan in weer en wind, koude en zon in een groot bos waar iedereen toegang heeft en waar vele honderden herten, en reeën leven. En misschien tegen de vijfduizend everzwijnen. Zes keer heb ik na overleg met de boswachter tot schot kunnen komen tijdens deze 16 x 3 uur jagen in de ochtend en de avond. Elke keer was het schot met de 7 x 64 raak. En dodelijk. Dus zonder overmatig lijden. Dit unieke avontuur, deze persoonlijke bijdrage aan het noodzakelijke beheer van de populatie Roodwild, vond plaats in de hoge Ardennen, midden jaren negentig. Wanneer ik na tien, twintig of dertig uren stil aanzitten of gespannen bersen (alert in stilte vorderen), soms in de blakende zon, dan weer met een loden jas die na twee uur zitten in een boom in de regen, loodzwaar en doornat is geworden, een stuk wild te zien kreeg, en het stuk blijkt te mogen geschoten worden, en je legt aan, je mikt, en je blijkt raak te hebben geschoten, van op zestig of zelfs honderdvijfentachtig meter… dan betekent dat  zeker inderdaad een groots moment. Een topmoment in het leven. De klank van het ontploffende kruit in de kogelhuls gelijkt niet voor niets op de klank van de fles cava die feestelijk haar stop wegschiet. En op de altijd ontzagwekkende, meesterlijke, misschien wel goddelijke donderslag tijdens de regenstorm.

 

Jagers doen het zeker ook voor dat kleine moment van triomf in de grote groene ruimte. Waarbij wij ons als persoon voor even volkomen bevrijd weten van de drukte van mechanische voertuigen met hun lawaai en ranzige geuren, van visuele beeldverstoring met stenen bebouwing. Mij persoonlijk biedt het kunnen staan en gaan in een louter natuurlijk landschap telkens een grote, stille vreugde. Dat is medicijn voor het hoofd en het hart. Ik jaag nu niet meer, maar die ervaringen hebben mij doorheen flessenhalzen in het leven geholpen. Die jachtervaringen boden de ideale onderdompeling in een natuurbad, een ware genade voor de geest. Shinrin yoku voor vakmensen met een licentie, zeg maar. Merk op: in die zin is de hedendaagse jager net zoals zijn voorvaderen die hun ding deden toen voedsel het knelpunt was, bezig met overleven. Het is stuitend en irritant hoe toeschouwers op digitale fora analyses blijven maken op basis van lang achterhaalde feiten en omstandigheden. Vandaag is er geen dringende behoefte aan vlees om de dorpsgenoten door de schaarste te halen; neen, maar de kamers van de psychiatrische hospitalen liggen vol, en de vliegende teams van ambulante behandeling kunnen de noden niet volgen. De economisch geschoeide samenleving is terecht vergeleken met een grote speedboot waar meer en meer passagiers niet meer mee kunnen en overboord belanden. Jagend rond kunnen gaan in bos en veld betekent een ware levenslijn. Een reddend anker, als ik voor mijzelf mag spreken. Dat hoeft niet als beheerder van de fauna te zijn; ik geniet tegenwoordig evenzeer van uitstappen gewapend met de veldkijker en de smartphone met scherpe lenzen. Het is echter onbehoorlijk, alle jagers te beschimpen en nijdig te behandelen.

 

Ook op kleinwild heb ik enkele keren gejaagd, op uitnodiging in Brabant en Antwerpen. Daar heb ik soms kleinere mistoestanden gezien en daartegen heb ik telkens persoonlijk geprotesteerd, meestal met succes. Als jongeling had ik al de kans gekregen een tiental keer mee gaan drijven op grofwild in de Ardennen. We stapten in een rij door de wouden, waarbij wij met onze staf op de bomen klopten. De everzwijnen gaan dan op een drafje weg, en moeten de lijn met geposteerde schutters passeren. Jacht is niet eenvoudig. De grote populatie everzwijnen die intussen huis houdt in alle Vlaamse provincies blijkt niet zonder veel moeite te beheersen. Het schot, het treffen en binnen halen van het dier is zeker geen gegarandeerd genoegen, zoals sommigen denken. Vaak is het de jager die het onderspit delft tegen de zintuigen en de sportieve snelheid van de dieren, en die zonder buit naar huis terugkeert. Dat maakt de dagen dat het is gelukt, en dat een stuk vlees van wild in de pan kan gebraden worden, ook werkelijk waardevol. Als vijfentwintigjarige kon ik dus geregeld mee als drijver met een Ardense jachtwachter, een oude vriend van onze ouders. Op die manier leerde ik de sfeer en de jachtpraktijk kennen, aanvoelen en beoordelen. Gaandeweg kon ik het geheel ook appreciëren, op een paar kleinere mistoestanden na. Die zaken werden vier jaar later bron van motivatie om persoonlijk de jagers les te gaan geven.

 

Hoewel ik als zestienjarige in 1976 al passioneel en geschoold door natuurgidsen en literatuur met de vogelstudie, de ornithologie was gestart, en actief was in de groene partij vanaf begin jaren tachtig, sloot ik mij niet op in dat groene profiel. Toen de kans zich plots voordeed, volgde ik de bekende Jachtcursus van het IJO-Instituut in 1992. Gaandeweg wist ik vertrouwen te winnen, hoewel ik als ornitholoog en groen activist latent met “afstotingsverschijnselen” te maken kreeg. Toch heb ik gedurende zestien jaar de lessen “Inleiding tot de Jacht, jachtethiek en Wildbeheereenheden” gedoceerd. Mijn bedoeling was de jagers van binnenuit discipline en respect voor de dieren en zelfbewustzijn en ook trots bij te brengen. Als halftijds secretaris en redacteur van De Vlaamse Jager gaf ik met persoonlijke arbeid vorm aan de jachtpraktijk, het verenigingsleven en het denken. In de zomer van 1994 vond ik op een ochtend een uitnodiging van de diensten van het Koninklijk Domein Hertogenwald in de bus. Ik werd uitgenodigd een jachtstage op grofwild uit te voeren. Dit betekent de deelname aan het wetenschappelijke geplande afschotplan, als dank voor aan het Ministerie Natuur bewezen diensten. De zoektocht naar het juiste materiaal en het inschieten van de buks op 200 meter kon beginnen.

 

Internet als hedendaagse handicap

 

Intussen vormen veel mensen zich over een grote waaier van onderwerpen een zeer oppervlakkige en dan ook weinig waardevolle, weinig waarheidsgetrouwe mening via sociale media. De historicus, met het zogenaamde historisch bewustzijn in het achterhoofd, de film van tweeduizend jaar geschiedenis en een goed idee van de drie miljoen jaar waarin de Homo sapiens is geworden wie hij is, baart dit nieuwerwetse, in zekere zin parasitaire parallelle en platte universum zorgen. Gisteren voerde ik tijdens een bezoek aan Natuurpunt reservaat De Maten nog een gesprek met een arts-specialist. Moeders en vaders van China tot Vlaanderen weten vaak totaal niet meer wat gedaan met de baby na de geboorte. Voorheen waren er in de huiskring met de ruime familie voorbeelden en raadgevers genoeg… Grootmoeders, tantes, buurvrouwen vonden tijd om samen te zitten. Moeders gaven openlijk de borst, en boden op die manier een voorbeeld voor de meisjeskinderen. Oudere Meisjes droegen en behandelden de kleinere broertjes en zusjes thuis persoonlijk. De gedroomde voorbereiding op het moederschap. In de opleiding chirurgie valt het de teamleiders vandaag op hoe beperkt en slecht de fijne handmotoriek van de studenten is geworden. In vorige jaren en eeuwen deden kinderen en jongeren duizend dingen met hun handen. Ik herinner mij het “knippen en plakken” in de kleuterschool. Later oefenden kinderen spelenderwijs de handen in taken zoals het schaap mee vasthouden bij het scheren, het snijden van de groente of bij het villen van het konijn. Jongens (en meisjes, soms) hielpen het konijn gejaagd in de ruime groen zone of een dier van het neerhof, te villen en ontweiden (van de ingewanden ontdoen). Heden zijn er nog twee bewegingen voor de handen: tikken en swipen. De toekomstige aanvoer van goede chirurgen is dus allerminst verzekerd.

 

Veel kijkers van beelden en lezers van elektronische berichten zijn in werkelijkheid (in onrustwekkende mate) vervreemd van het echte, doorheen de jaren vrij stabiele, natuurlijke leven. Persoonlijk zet ik mij al sinds mijn eerste opiniestuk te publiceren in De Standaard in 1989 in voor het verhelderen en verbeteren van het beeld dat de tijdgenoot zich vormt. Zoals mijn bioschets met studies en arbeid op het profiel hier bij DWM en op Facebook aangeeft, gaat het over een zeer ruime waaier van onderwerpen. Zaken die mensen raken. Van vrouwenrechten over krijgsgeschiedenis tot religie voor vandaag. De jager en zijn levenswijze, rituelen, vakgebied en opvattingen leken mij al die tijd het verdedigen waard. Ook al onthield ik de opgemerkte foute instellingen en de overtredingen in het hart en het geheugen.

 

In de echte wereld van wild en natuurbeheer betekent iemand als Draulans niet meer dan een bron van vertier

Gedegen kritiek houdt in een Democratie de wetenschap, de politiek én de jacht mee op een goed spoor en houd ze gezond. Weinig subculturen en wereldjes heb ik echter tegen gekomen die zozeer te lijden hadden onder misvattingen, banale spontane afgunst of erger. Te vrezen valt dat de groep burgers die zich bezondigen aan goedkope veroordelingen op termijn zichzelf in de voet te schieten. Onwaarachtige denkbeelden koesteren, dat wreekt zich vroeg of laat. De paar duizend fans van een figuur als Dirk Draulans maken zich begoochelingen. Hijzelf is zeker te verstandig en te goed vertrouwd met de betrokken instellingen, wetten, regelingen en afspraken in ons gewest, om zich illusies te maken over de impact van zijn praatjes. De partners in het natuurbeheer en het wildbeheer die er echt toe doen, de spelers in de arena die verantwoordelijkheid opnemen en verantwoording af te leggen hebben, die weten beter.

Een rits aan diensten werken dagelijks samen met de jager, de WBE en de HVV. Instituten als de betrokken Minister, de Administratie, het INBO, het ANB en Natuurpunt.

Deze verantwoordelijken waarderen het werk en de expertise van de jager. Ik vermoed dat de boswachters, biologen, beheerders en conservators van reservaten en betrokken ambtenaren af en toe een stukje van Draulans lezen, ‘s avonds, als de lederen of rubber laarzen zijn uitgetrokken, de haard knettert en de maaltijd is genomen. Als amusement. Om op te volgen welke staaltjes koppige literatuur en verblinde verbale boosheid de man nu weer uit de mouw schudt. Ook clowns en goochelaars mogen er zijn. Zij bepalen echter niet de tijdsgeest en nog minder de praktijk. Ongeacht het aantal naïeve, impulsieve, sentimentele, slecht ingelichte volgers die goedgelovig naar heftig en helder wit-zwart-rood entertainment zoeken.

 

Jager zijn is niet iedereen gegeven

In de negenentwintig jaar dat ik mij  over de jacht en de jager heb ontfermd, heb ik wellicht rond de vijftig stukjes van Dirk gelezen. Velen daarvan heb ik van commentaar mogen voorzien, in druk en op het internet. De rode draad lijkt een fascinatie te zijn voor de jacht. De onderliggende roep die telkens klinkt tussen de regels lijkt te zijn: “Als ik een jager zou zijn… ik zou het veel beter doen. Beter dan de jagers van vlees en bloed. Als ik kon. Als ik mocht. Als ik durfde.“  Een groter eerbetoon kan deze levenswijze, dit beroepsprofiel dat bijna altijd onbezoldigd wordt uitgeoefend, zich uiteindelijk niet wensen.

 

Rituele foto als souvenir na de jacht op het ree. Ardennen, zomer 2021

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!