Boekrecensie -

Mentalistische geschiedenis van een stad

‘Loop naar buiten en luister: klokken, karren, geschreeuw in de stad, soms honden, koeien of ganzen, soms paarden, gefluit, aannemers, geroep van marktkooplui en straatventers en nog veel meer.’ Dat schrijft de Italiaan Ludovico Guicciardini over zijn bezoek aan Antwerpen in 1567, negen jaar voor de Spaanse furie die dood en vernieling bracht voor de stad en voor haar recent gebouwd prachtig stadhuis. Stapels documenten gingen toen in de vlammen op waardoor het werk van hedendaagse historici om die periode te reconstrueren ten zeerste bemoeilijkt werd.

maandag 6 december 2021 13:43
Spread the love

Mentaliteit

Dat maakte het extra moeilijk voor de Engelse historicus Michael Pye die niet zozeer de historische periode van de Antwerpse gloriejaren tussen pakweg 1500, het aanmeren van het eerste Portugese schip met specerijen, en 1585, de afsluiting van de Schelde, in beeld wilde brengen. Zijn ambitie reikte verder. Hij wilde de gloriejaren van Antwerpen benaderen niet van buiten uit als historicus die de feiten keurig op een rijtje zet, maar door te trachten haar eigen karakter en individualiteit vast te leggen. ‘Vaak is er niet genoeg overgebleven om betrouwbare uitspraken te doen over basale dingen als namen, misdaden, belastingen, gebeurtenissen, twisten, hoe je ergens logies kon vinden, wie wat verkocht en waar. Het zou nuttig zijn om te weten wie lid werd van een gilde, wat er via de haven binnenkwam, hoe er bij verkiezingen te werk gegaan werd, enz.’ (p.28)

Daarom probeert Pye een mozaïek samen te stellen van liedjes, schilderijen, droedels op officiële stukken, boeken waaruit je een taal leerde of hoe je je diende te gedragen, wetten die duidelijk maken wat er zo vaak gebeurde dat het verboden moest worden, en de manier waarop diplomaten en buitenlanders tegen de stad hoe die functioneerde aankeken. Ze helpen hem om een glimp op te vangen van het onstuimige leven van het toenmalige Antwerpen. Daarin past natuurlijk ook het boek van Ludovico Guicciardini.

Het boek van Pye is een eigenzinnige zoektocht geworden naar de mentaliteit van een stad. Zijn benadering is een vorm van mentaliteitsgeschiedenis, een historiografische richting bekend geworden door het werk van de Franse school en tijdschrift ‘Annales’ waartoe ook het werk van Emmanuel Leroy Ladurie behoort die met zijn studie over het Pyreneeëndorpje Montaillou internationale bekendheid heeft verworven.

Een vroeg voorbeeld van toegepaste mentaliteitsgeschiedenis was Johan Huizinga met zijn Herfsttij der Middeleeuwen, dat dan ook de ondertitel Studie over levens- en gedachtevormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden meekreeg. De mentalistische geschiedschrijving onderzoekt het collectief gedrag (houdingen, emoties, waarden) van mensen in zijn verwevenheid met andere facetten van de maatschappij (economische, sociale, klimatologische, geografische, politieke), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan veranderingen in mentaliteit.

De stad is het hoofdpersonage in het boek van Pye. Ze leidt een zeer eigen leven en dat precies probeert de auteur boven te halen. Niet als romancier zoals Jeroen Olyslaegers dat deed in zijn historische roman ‘Wildevrouw’, maar als historicus die op basis van historische bronnen en verwijzingen de eigenheid van het 16de eeuwse Antwerpen probeert aan te geven. ‘De stad was een verhaal dat zijn inhoud ontleende aan wat mensen erover hoorden en ervan wisten,’ schrijft Michael Pye in zijn inleiding en dat wordt dan ook zijn invalshoek voor dit boek.

Handelskapitalisme

In de periode die Pye beschrijft was Antwerpen – even – het centrum van de toenmalige, westerse wereld. Belangrijker dan wat Londen en Amsterdam in de eeuw daarop zouden worden. ‘Hier in Antwerpen drijft de hele wereld handel’, schreef de Venetiaanse ambassadeur Navagero naar huis. Tijdens haar gloriejaren was Antwerpen de belangrijkste stad voor de transitohandel in goederen van over de hele gekende wereld. ‘Antwerpen werd een wereldstad, het middelpunt van verhalen die in heel Europa de ronde deden, net als het negentiende-eeuwse Parijs of het New York van een eeuw later.’ (p. 17)

Antwerpen was ook the place to be voor de beau monde van die tijd. Het was zeker geen toeval dat Thomas More zijn Utopia laat beginnen op de Grote Markt in Antwerpen waar een zeeman vertelt over een afgelegen eilandengroep met die naam. Het was daar immers dat in vele talen verhalen verteld over wat er in de toenmalige wereld gebeurde. Dat het silhouet van de stad te herkennen valt op ‘De toren van Babel’, het bekende werk van Pieter Bruegel, is dan zeker ook geen toeval.

Antwerpen was echter in de eerste plaats een handelsstad waar niet alleen veel geld circuleerden, maar ook heel veel ‘wisselbrieven’. Bankieren en kooplui deelden dan ook de lakens uit in Antwerpen. Zij legden de basis van het handelskapitalisme. Pye merkt zeer terecht op dat die praktijken heel sterk doen denken aan een eerste vorm van financialisering waardoor we waarde uitdrukken in geld, alsof geld op een of andere manier een objectieve maat is. Er werd vanaf toen een bijna mystieke macht toegekend aan markten en dat bracht een radicale omslag in het denken met zich mee. Daarin heeft, aldus Pye, het toenmalige Antwerpen een belangrijke rol gespeeld.

Sprekende foto’s

Om die nieuwe tijdgeest te illustreren laat Pye een groot aantal foto’s zien, waaronder onder meer het beursgebouw, het kloppend hart van de handel waar het de gewoonte was dat kooplieden een wapen droegen. Zeer kenschetsend is natuurlijk ook het beroemde doek van Quinten Matsijs waarop de vrouw van een geldwisselaar in plaats van naar haar boek naar het geld kijkt dat haar man door zijn handen laat glijden.

En dan zijn er verder ook de vele portretten die hij schetst van vooraanstaande burgers uit Antwerpen van wie drukker/uitgever Christoffel Plantijn een der meest bekende was, maar ook stadsontwikkelaar avant la lettre Gilbert Van Schoonbeke, kaartenmaker Abraham Ortelius, dichteres Anna Bijns, verzamelaar van medicinale planten Peeter van Coudenberghe en nog vele andere – ook passanten – zoals de schilder Albrecht Dürer.

Minder gekend, maar belangrijk voor de mentaliteitschets van die tijd was een zekere meester Peeter Heyns die een school runde voor meisjes uit begoede milieus. Zijn school was een mix van morele integriteit, breien, hoe je zonder opwinding clavecimbel moest spelen, hoe je je uit moest drukken in het Frans en elegant moest schrijven, plus genoeg kennis van rekenen om in een gewoon huishouden te kunnen kopen en verkopen.

Dat laatste was een zeer belangrijke vaardigheid zeker in een mercantiele stad als Antwerpen.
Die mercantiele en vrije sfeer zou echter veranderen nadat Filips II, de opvolger van Karel V, het welletjes vond met die opstandige Nederlanden en vooral dan met die rebelse stad Antwerpen. Na de beeldenstorm van 1566 stuurde de Spaanse koning hertog Alva naar Antwerpen om de stad katholieke mores te leren en zo eindigt ook het boek van Pye: ‘Alva voerde ook campagne tegen het verleden van de stad, tegen haar eigen identiteit. Hij bestreed niet alleen ketterij en het gegeven dat burgers niet dachten en deden wat hun keizerlijke meester van hen eisten; hij was vastbesloten Antwerpen te vormen naar zijn idee van hoe de wereld werkte, met wapens en niet met vracht. Hij maakte steden van handel tot steden van krijg.’ (p. 281)

Literaire non-fictie

Om aan mentalistische geschiedschrijving te doen moet je van goeden huize zijn: je moet niet alleen veel historisch onderzoek doen om elementen boven te spitten om de mentaliteit van een tijd – en van een stad in die tijd – boven te spitten, je moet ook over een goede pen beschikken om zo’n vaag, maar toch zeer reëel begrip als ‘mentaliteit’ onder woorden te kunnen brengen. Welnu, Pye kan daarvoor uit twee vaatjes tappen: als historicus, maar ook als romancier. Dat is precies de sterkte van dit boek: ‘Antwerpen, de gloriejaren’ kan je rustig onderbrengen bij dat moeilijke, officieel niet bestaande genre dat ‘literaire non-fictie’ heet.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!