Opinie, Nieuws, Wereld, Europa, Politiek, Frankrijk, Jean-Luc Mélenchon, Franse presidentsverkiezingen - Mark Weisbrot

Mélenchon verandert met sterke argumenten mogelijk de Franse politiek

Als de Fransen hun levensstandaard en levenswijze willen behouden, moeten ze op Jean-Luc Mélenchon stemmen. Zo argumenteert de Amerikaanse econoom Mark Weisbrot van het Center for Economic and Policy Research in Washington DC.

woensdag 18 april 2012 12:36
Spread the love

In 2007 voerde Nicolas Sarkozy, de conservatieve Franse president, campagne met een programma dat de Franse economie meer op die van de Verenigde Staten moest gaan doen gelijken. Hij koos daarvoor een slecht moment: De Verenigde Staten stonden op de rand van hun zwaarste recessie sinds de Grote Depressie (in de jaren 1930, nvdr), en zouden Europa en een groot deel van de wereldeconomie in hun val meesleuren. Vandaag de dag, nu de Verenigde Staten al vier jaar economisch nauwelijks gegroeid zijn, zou hij zulke dingen waarschijnlijk niet meer durven zeggen.

Sarkozy slaagde er op een bepaalde manier echter wel in om de Franse economie meer op die van de Verenigde Staten te doen gelijken. Was Frankrijk van halfweg de jaren 1980 tot midden de jaren 2000 nog een van de weinige landen met een hoog inkomen waar de ongelijkheid niet steeg, dan is het land sinds de verkiezing van Sarkozy er een stuk ongelijker op geworden.

De verhouding, bijvoorbeeld, van het inkomen van de mensen in het 99ste percentiel (de bijna grootste verdieners van het land dus) tot het eerste percentiel (de mensen met het schamelste loon) steeg van 11.8 tot 16.2. Ook andere maten voor ongelijkheid wezen op een stijging (de Gini-coëfficiënt steeg van 26,6 tot 29,9). Dat zijn cijfers voor de periode van 2007 tot 2010; vandaag is de situatie waarschijnlijk nog slechter.

Door de pensioenleeftijd op te trekken – een totaal overbodige hervorming die op een enorme tegenstand en protesten stuitte – droeg Sarkozy er ook toe bij dat Frankrijk ook in de toekomst ongelijker zal worden.

De vergelijking tussen Frankrijk en de Verenigde Staten is terecht, omdat de twee landen ongeveer hetzelfde productiviteitsniveau of rendement per uur hebben. Dat betekent dat ze de economische capaciteit hebben om ongeveer dezelfde levensstandaarden te waarborgen.

De Fransen hebben gekozen om hun productiviteitswinsten uit te keren in de vorm van kortere werkuren, langere vakanties,  universele gezondheidszorg, gratis secundair onderwijs en kinderverzorging, en een gelijkere inkomensverdeling.

In de Verenigde Staten, daarentegen, zijn meer dan 60 procent van de inkomensverhogingen naar het rijkste procent gegaan. De armoede is er nu weer even hoog als in de late jaren 1960; de kosten van het hoger onderwijs rijzen de pan uit; de Amerikanen hebben geen wettelijk verplichte feestdagen of vakanties, en 52 miljoen Amerikanen hebben nog steeds geen ziekteverzekering (hoewel dit cijfer, deels afhankelijk van een besluit van het Hooggerechtshof, zou kunnen dalen).

Wijdverbreid onbegrip over wat economisch echt belangrijk is

De meeste Fransen houden van hun economische zekerheid en gedeelde welvaart. Het kan dan ook vreemd lijken dat iemand met een programma als dat van Sarkozy überhaupt verkozen kon worden, en nu een kans op herverkiezing zou maken. Maar dat is in grote mate te wijten aan een wijdverbreid onbegrip over de belangrijkste economische kwesties, deels bevorderd door een gebrekkige verslaggeving in de media.

Net als in 2007 zegt de volkswijsheid dat Frankrijk boven zijn stand leeft, en Sarkozy waarschuwt dat Frankrijk het volgende Griekenland zou kunnen worden, en economisch zou kunnen ineenstorten, als hij niet herkozen wordt. Hij belooft Frankrijks begroting tegen 2016 in evenwicht te brengen.

Helaas belooft zijn tegenstrever van de Socialistische Partij, François Hollande, de begroting tegen 2017 in evenwicht te krijgen. Natuurlijk zijn er enkele belangrijke verschillen tussen de twee kandidaten, maar als elk van hen een programma van besparingen wil uitvoeren op een ogenblik dat zowel de Franse als de Europese economie er zo zwak aan toe zijn, is het bijna zeker dat de werkloosheid en andere economische en sociale problemen zullen verergeren. En dat Frankrijk enkele van zijn belangrijke economische en sociale verwezenlijkingen opnieuw kwijt zal geraken.

Gelukkig heeft Frankrijk ook nog een progressief alternatief: Jean-Luc Mélenchon, die de steun krijgt van het Links Front (in het Frans: Front de Gauche). Hij lijkt de enige te zijn in deze verkiezingen die begrijpt wat de echte economische keuzes zijn waar Frankrijk en de eurozone mee te maken hebben.
Wat Frankrijk nodig heeft, zijn geen bezuinigingen – dat zou precies de weg naar Griekse toestanden plaveien. Wat Mélenchon wel voorstelt, is dat de Europese Centrale Bank haar werk doet en Frankrijk en andere Europese overheden leningen geeft aan een rentevoet van één procent, net zoals het voor de banken doet. De rentelast die Frankrijk op zijn schulden heeft, ligt op 2,4 procent van het bruto binnenlands product, wat al vrij redelijk is. Als het land dus de kosten van het lenen laag kan houden, kan het uit de huidige problemen groeien, en ondertussen banen scheppen en inkomens verhogen. Dat is wat we noemen ‘verstandig macro-economisch beleid’.

Mélenchon wil ook de arbeidsduur verkorten en het minimumloon verhogen, en de belastingen van de rijken verhogen. Hij verwerpt het begroting-in-evenwichtgeleuter – zoals zelfs de meeste economisten in de Verenigde Staten doen – net als het gebrek van de Europese Centrale Bank aan engagement voor volledige werkgelegenheid. Ook dit is economisch verstandig, vooral in een tijd van recessie, waarin de ECB geld kan bijmaken, net zoals de Amerikaanse Federal Reserve sinds 2008 2,3 biljoen dollar aangemaakt heeft, zonder angst voor overdreven geldontwaarding.

In de Franse verkiezingen gaan de twee kandidaten met de hoogste score naar de tweede ronde als, wat erg waarschijnlijk lijkt, geen van beiden in de eerste ronde op 22 april een meerderheid van de stemmen behaalt. Mélenchon haalt volgens de laatste peilingen ongeveer 15 procent van de stemmen, maar dat percentage zou waarschijnlijk zelfs hoger liggen als er de vrees niet was dat hij de Socialistische Partij uit de tweede ronde van de verkiezingen zou houden. Dat gebeurde in 2002, toen een extreemrechtse anti-immigratiekandidaat de tweede plaats haalde. Maar de kans op een herhaling van die situatie is gering: Marine Le Pen haalt in de peilingen slechts 13 procent. Het lijkt er dus op dat iedereen die de Franse levensstandaard en levenswijze wil behouden, op Mélenchon moet stemmen.

In vergelijking met de Verenigde Staten is het in Frankrijk veel gemakkelijker voor een kandidaat uit een minder grote partij om, zelfs zonder te winnen, een grote invloed uit te oefenen. Hollande is al naar links opgeschoven om bij het Links Fronts stemmen weg te halen, en Mélenchon zal kunnen onderhandelen als hij voor de tweede ronde zijn steun moet toekennen. Nu de twee grote partijen zich achter een economisch beleid scharen dat de levensstandaard van een meerderheid van de Fransen zal doen dalen – in 2007 deed alleen Sarkozy dat – is de tijd wellicht nog nooit zo geschikt geweest om in het stemhokje eens iets ‘tegendraads’ te doen.

Mark Weisbrot

Mark Weisbrot is medebestuurder van het Center for Economic and Policy Research in Washington DC. Hij is ook de voorzitter van Just Foreign Policy.

(Uit het Engels vertaald door Steven Haerens)

take down
the paywall
steun ons nu!