Meer geld voor grote musea?
Opinie, Samenleving, Cultuur, België -

Meer geld voor grote musea?

Met de verkiezingen op komst kiezen de Vlaamse musea voor het offensief: ze willen een verdubbeling van hun subsidies. Voor we over centen praten, moeten we het toch eerst hebben over wat de noden zijn en wat we daaraan kunnen doen.

maandag 4 juni 2018 11:17
Spread the love

77 cultuurinstellingen organiseerden zich om meer geld te vragen en haalden daarmee voorpaginanieuws (DS 29 mei). Daarmee ligt het debat over cultuursubsidies weer open. Na een ontwijkende reactie van cultuurminister Gatz, had diezelfde krant het vervolgens over het draagvlak ervan.

Een onderzoek via Tax-on-web geeft aan dat de doorsnee Belg de prioriteit bij zorg en onderwijs legt, eerder dan bij cultuur (DS 30 mei). Dat lijkt evident. Kunnen we daaruit afleiden dat er geen draagvlak voor cultuur is?

Uit datzelfde onderzoek blijkt dat de respondenten denken dat 4,7 procent van de begroting naar ‘cultuur en ontspanning’ gaat. Maar als we het alleen over cultuur hebben, zonder de brede categorie ‘ontspanning’, cirkelen overheidsbudgetten rond de 1 procent. In de begroting van de Europese Unie is dat nog veel minder: 0,05 procent.

Cultuur zit bovendien al langer op de schopstoel van de soberheidspolitiek. Eerst was er de stofkam. Toen kwam de efficiëntiekorting. Niet veel later de kaasschaaf. Dan de botte bijl, met voor tientallen kleinere instellingen de tabula rasa.

Het komt erop neer dat de kunstwereld flink groeide, maar dat het beleid op de rem staat en de sector via publieke steun de markt op jaagt. De uittocht subsidiëren, zeg maar.

Er is dus zeker een inhaalbeweging nodig. Maar voor we over centen praten – waardoor de kunstwereld weer in de media komt als de sector die het handje ophoudt – moet er een inhoudelijk debat zijn over pijnpunten en oplossingen. Dat is cruciaal voor de opbouw van een draagvlak.

Burn-outeconomie

We moeten het eerst hebben over de precaire positie van onze cultuurwerkers. Terwijl de onderfinanciering van artistiek talent zich de voorgaande jaren doorzette en het sociale statuut van de kunstenaar onder druk kwam te staan, verschenen er opeenvolgende studies (zie hier en hier) die aantoonden hoe kunstenaars jobhoppen binnen en buiten de kunsten en creatief puzzelen om financieel rond te komen. Vergeleken met andere beroepen ligt de motivatie hoger, maar de herstelnood ook. Dat is een valkuil om een burn-out te krijgen.

Natuurlijk betekent meer geld voor organisaties ook dat je kunstenaars beter kunt ondersteunen. Maar kunnen de 77 instellingen samen met de andere cultuurorganisaties niet beter eerst een actieplan uitwerken hieromtrent? In menig huis bedient de leiding zichzelf wel, maar vergeet ze kunstenaars te betalen en schuift ze het werk af op freelancers, die met dubieuze contracten aan het lijntje hangen.

In tijden van #MeToo is het ook niet overbodig dat de sector een tandje bijzet op het vlak van sociale bescherming. We merken hoe sommige directies, het rolmodel van de kunstenaar volgend, zelf creatief experimenteren met horizontale managementmodellen die meer inspraak aan het personeel geven.

Toch schrikken ze ervoor terug om een democratisch overleg te organiseren waarbij het personeel zich syndicaal kan organiseren. Waarom vertrouwen ze de eigen medewerkers niet en bieden ze hun niet de ontslagbescherming die nodig is om bij impasses eerlijk te kunnen onderhandelen?

Om de regie te kunnen bewaken, willen cultuurmanagers blijkbaar liever zelf het warm water opnieuw uitvinden eerder dan de bestaande beleidsinstrumenten te gebruiken die al jaren hun diensten hebben bewezen.

Dezelfde public relations merken vakbonden ook op sectorniveau. Werkgeversfederaties spreken al jaren over de uitwerking van een sociaal charter. Ondertussen blijft het (bij de onderhandelingen voor het VIA-akkoord in paritair comité 304) onbespreekbaar om een collectieve arbeidsovereenkomst voor een syndicale afvaardiging uit te werken, zodat het personeel op een gereglementeerde manier het overleg kan voeren.

Waarom laten werkgevers de kans liggen om mee de grote lijnen uit te zetten voor een professionele personeelswerking? Het gaat hier om afspraken die in andere sectoren al jaren standaard zijn. Voelt de kunstwereld zich te hip om in solidaire basismechanismen te voorzien?

Top-down

Een tweede pijnpunt: investeren we in meegaande grote huizen of zetten we in op een diversiteit van organisaties die de veelzijdige artistieke dynamiek zuurstof geven en direct inspelen op wat maatschappelijk leeft?

We zien vandaag overal nieuwe initiatieven ontstaan op vrijwilligersbasis. Er is nood aan meer ruimte voor amateurkunsten en laagdrempelige plekken voor jonge makers. Bevolkingsgroepen met een andere achtergrond moeten ook de kans krijgen eigen werkplekken uit te bouwen.

Kenmerkend aan het huidige cultuurbeleid is precies de afbouw van het diverse veld in ruil voor een versterking van de grote instellingen. Noem het een verticaliseringspolitiek. Vooral in Antwerpen is er een boost, met een aantal renovaties en een nieuwbouw in de steigers, niet toevallig in schril contrast met de sanering van de federale instellingen in Brussel.

Die top-downbeleidskeuze draait niet alleen om meer uitstraling voor de Vlaamse economische regio met kunst en cultuur als instrument. Het is een agenda om meer controle te krijgen: centreer de activiteiten in enkele grote instellingen (‘Vlaamse vuurtorens’) en maak kleine organisaties en kunstenaars daar afhankelijk van.

Vervolgens kan je via politieke mandaten in bestuursraden de koers uitzetten en meteen corrigeren als een kritische kunstenaar uit zijn gouden kooi ontsnapt en plots op het maatschappelijke debat weegt.

Denk even terug aan de manier waarop N-VA reageerde op de auditieoproep van regisseur Milo Rau voor een stuk over radicalisme. De voorstelling moest nog gemaakt, toch pleitte men al voor afschaffing van de subsidies van NTG.

Het is ook niet zomaar dat die partij figuren als André Gantman naar voren schuift als voorzitter van ons grootste cultuurorganisatie, het Kunsthuis Opera en Ballet Vlaanderen. De eerste beleidsdaad van deze Antwerpse fractieleider bij het aantreden van het stadsbestuur van Bart De Wever? Dreigen om het stadsdichterschap af te voeren.

De nieuwe voorzitter weigert trouwens al maanden te antwoorden op de vragen van onze personeelsafgevaardigden die wat toelichting willen bij zijn opinies in een interview over de ‘culturele elite’ en politieke inmenging.

Kortom, diversiteit is ook een noodzakelijke garantie voor een autonome, democratische werking van ons kunstenveld. Dat mag wat kosten.

 

Robrecht Vanderbeeken is filosoof, auteur van Buy Buy Art. De vermarkting van kunst en cultuur (EPO, 2015) en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur.

take down
the paywall
steun ons nu!