Boekrecensie - Jonathan Cook,

Mediakritiek: een vergelijkende bespreking van Flat Earth News en Newspeak door Jonathan Cook

Hoewel het nu al ruim twee maanden geleden is, sinds DeWereldMorgen.be onthulde hoe BNP Paribas al jarenlang dubieuze fiscale vluchtroutes voor haar gefortuneerde klanten opzette, blijven onze reguliere media - op enkele uitzonderingen na, die de regel bevestigen - opvallend stil over dit nieuws.

donderdag 27 september 2012 17:15
Spread the love

Ook de onthulling dat BNP Paribas via hedge-fondsen op voedselprijzen (lees: honger) speculeert, kreeg geen gehoor. Is er meer aan de hand? Ligt het feit dat onze overheid de grootste aandeelhouder van deze bank is, te gevoelig? Zijn redacties in de macht van het grote geld? Is dit nieuws niet sensationeel genoeg?

Doen journalisten aan zelfcensuur om hun carrière bij een commerciële krant te beschermen? Is BNP Paribas te belangrijk als adverteerder? Of is het gewoon een kwestie van nalatigheid? De vakantie is inmiddels alweer even voorbij. Dat tegenargument kunnen mainstream media dus niet meer bovenhalen.

Nog niet zolang geleden schreef de Britse journalist Jonathan Cook een knappe vergelijkende analyse van twee Britse studies waarin verschillende verklaringsmodellen worden uitgewerkt over de vaak opmerkelijk gefilterde, bijgestuurde of eenzijdige berichtgeving in de mainstream media.

Hierbij een vertaling: een eyeopener over ons medialandschap en zijn repressieve tolerantie. Alle aandacht gaat vooral naar onderwerpen als de kasteelmoord, Woestijnvis, de emoties en smaakoordelen van televisievedetten, de opstart van Vier, etc. zodat heel wat zaken die essentieel zijn, pijnlijk buiten beeld blijven. Schuif die (weekend)krant dus even opzij en neem hier even de tijd voor.

Twee boeken

Cook vergelijkt het boek Flat Earth News (2008) van Nick Davies met Newspeak in the 21st Century (2009) van David Edwards en David Cromwell. Niet onbelangrijk: het boek van Davies werd in Groot-Brittannië uitvoerig besproken en bewierookt, zowel in de gedrukte pers als op de radio en televisie. Edwards en Cromwell moesten het doen met slechts enkele, eerder afwijzende recensies.

Niet toevallig is hun analyse, die steunt op Edward Hermans en Noam Chomsky’s propagandamodel van mediacontrole, heel wat kritischer voor de media. Guardians of Power (2006), het vorige onvolprezen boek van Edwards en Cromwell, bleef zelfs zo goed als onvermeld in de Britse pers.

Geldende regels bij nieuwsproductie

Het succes van internet en de daaruit volgende explosie van alternatieve media, zorgde ervoor dat de traditionele verspreiders van informatie aan het westerse publiek -gedrukte pers, radio en televisie- onder ongezien strenge controle kwamen te staan. Steeds meer mensen -voornamelijk linksgezinden, maar ook anderen- zijn van mening dat de reguliere journalistiek tekortschiet. De verklaringen voor dit falen lopen echter sterk uiteen.

Een van de verklaringen met de meeste impact werd door Nick Davies, journalist van The Guardian, uitgewerkt en aan de man gebracht in zijn boek Flat Earth News (‘Gebakken lucht’, in de Nederlandse vertaling). Heel wat journalisten, mijzelf incluis, zijn het wellicht eens met zijn conclusie dat de media slecht zijn uitgerust om hun vooropgezette doel -de waarheid vertellen- te bereiken.

De manier waarop hij de oorzaak van dit falen ontleedt -aan de hand van tien ‘nieuwsproductieregels’- zouden bestudeerd moeten worden door iedereen die in de media wil werken en door elke lezer die zijn weerstandsvermogen tegen de ernstigste media-excessen wil verhogen. Op overtuigende wijze omschrijven deze regels enkele belangrijke praktische redenen waarom feiten in de reguliere nieuwsberichtgeving verdraaid of verkeerd voorgesteld worden. Maar kan men aan de hand van deze regels het volledige verhaal van het mediafalen verklaren, zoals Davies en heel wat recensenten van zijn boek beweren? Dat is allesbehalve een uitgemaakte zaak.

Davies stelt dat sinds onze voornaamste kranten door grote bedrijven werden overgenomen, de media in de ban van winstbejag zijn. In deze moordende commerciële omgeving wordt nieuwsberichtgeving in feite niet anders benaderd dan ‘het produceren van auto’s’. De efficiëntie van de lopende band van de ‘nieuwsfabriek’ vereist, net als bij een autofabriek, constant besparen in personeel en vaste bedrijfskosten. Bijgevolg worden overwerkte journalisten, aldus Davies, de tijd en middelen ontzegd die noodzakelijk zijn voor het zoeken naar de waarheid.

Volgens Davies resulteert dit in tal van inperkingen -die hij bespreekt onder de verzamelnaam ‘regels voor nieuwsproductie’- om journalisten te belemmeren in het nastreven van de waarheid.

Deze regels, die stellen dat journalisten op veilig moeten spelen en gevoelige of tijdrovende verhalen vermijden, adviseren onder meer het volgende: breng niet-controversiële verhalen, die wellicht geen kritiek van het publiek zullen uitlokken; volg alleen de officiële bronnen en neem, om juridische processen te vermijden, de opinies van machtige lobbies over; baseer verhalen op algemeen aanvaarde vooronderstellingen, ongeacht hun geldigheid, zodat je geen onverwacht, minutieus onderzoek uitlokt; opteer voor de formule ‘hij zei/zij zei’, om een artificiële balans te verkrijgen, waardoor het stuk zelf vrij blijft van significante aanspraken; trivialiseer nieuws door toe te geven aan gangbare vooroordelen en door complexiteit te vermijden, in de hoop zo de circulatie van het verhaal te verhogen; bevorder onbewezen ‘morele paniek’ om te vermijden dat lezers uitwijken naar rivaliserende media.

‘Journalisten die de tijd ontzegd werden om degelijk te kunnen werken’, zo besluit hij, ‘kunnen overleven door te opteren voor gemakkelijke en sexy verhalen die iedereen al brengt, gekaderd tussen veilige ideeën en zekere feiten, geneutraliseerd door een balans in opinies en door ze op te kloppen’. De meeste journalisten hebben goede intenties, willen de wereld verbeteren, een Woodward of Bernstein zijn, maar door de beperkingen die hun werkomgeving hen oplegt, kunnen ze zelden aan dit ideaal voldoen. Ze offeren de nood aan journalistiek op voor een snelle bevrediging van Churnalism [RV: recycleren en opkloppen]. Onder druk van de commercie, onderbemande redacties en onsympathieke bazen, overheidsambtenaren en de public relations-industrie, maken journalisten ongelukkige keuzes.

Er is een evident probleem met Davies’ analyse van de journalistieke motivaties. Hij veronderstelt, met wat lijkt op een mengeling van naïviteit en beroepsmatig zelfbedrog, dat journalisten in wezen idealisten zijn die het goede willen doen, maar per ongeluk worden verpletterd door de bedrijven die de media in hun macht hebben. De vrijgevochten journalist wordt voorgesteld als een ‘tot zwoegen gedwongen Assepoester, ondergewaardeerd en misbruikt door dominante, winstgeile zussen’.

Maar waarom zouden we geloven dat journalisten voornamelijk gemotiveerd worden door het algemeen belang? Zijn ze niet zoals alle andere vaklieden, een mix van goed en slecht? Is het dan onwaarschijnlijk dat heel wat journalisten zich weinig van de waarheid of het goede aantrekken, maar vooral hun job willen behouden, hun carrière willen vooruithelpen en zichzelf willen verrijken?

(Interessant, in deze optiek, is dat Davies in zijn fascinerende hoofdstuk over ‘de propagandapuzzel’, de overvloedige bewijzen negeert waaruit blijkt dat geheime diensten, vooral de CIA, in het geheim media-organisaties in het buitenland financierden en media-kanalen in de VS infiltreerden via journalisten, die als taak hadden desinformatie te verspreiden).

Bij het lezen van Davies’ boek bekruipt je het verlangen terug te keren naar het gouden tijdperk van onomkoopbare en gewetensvolle media. Maar heeft die tijd ooit bestaan? Vreemd genoeg besteedt Davies in zijn boek nauwelijks aandacht aan een studie van de geschiedenis van de journalistiek of aan het testen van de door hem veronderstelde hypothese, dat journalisten er ooit wel in slaagden om zonder meer de waarheid te vertellen.

Dit zwakke punt in Davies’ argument ondermijnt weliswaar niet het belang van zijn algemene observatie, namelijk dat de media in hun geheel tekortschieten. Zelfs als we ervan uitgaan dat journalisten zijn bezield door uiteenlopende drijfveren -sommige goed, andere slecht- blijft het resultaat een eerder unaniem ondermaatse prestatie van winstgerichte media. Hoe verklaren we dan het onvermogen van goede journalisten om enige impact te hebben op de media die ze dienen?

Opnieuw gaat Davies te rade bij zijn regels voor nieuwsproductie. De eis aan journalisten om zich te onderwerpen aan de commerciële druk heeft ideologische consequenties, stelt hij, die worden weerspiegeld in het conservatieve wereldbeeld dat de media overnemen. De regels voor nieuwsproductie, schrijft hij, ‘hebben de neiging de status quo te begunstigen. Ze worden bovendien allemaal versterkt door de impact van PR, in hoofdzaak een instrument van machthebbers’.

Anders gezegd: volgens Davies is het journalistieke probleem niet meer dan consistent geblunder.

Samenzweringstheorieën

Davies verwerpt andere verklaringen voor het falen van de journalistiek, in het bijzonder wat hij als ‘samenzweringstheorieën’ bestempelt en die door buitenstaanders zouden worden verspreid. Bedrijven mogen de media dan wel in hun macht hebben, toch weigert Davies toe te geven dat hun belangen enige merkbare invloed zouden hebben op de agenda of de ideologie van onze media.

Het argument dat rechtse of marktgerichte vooringenomenheid in onze media het resultaat is van de invloed van hun adverteerders of eigenaren, wordt afgewimpeld als ging het om een marginaal fenomeen. Uitg

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!