Volgens
ecoloog Marc Abrams, een van de onderzoekers, ligt de eerste oorzaak
van het verdwijnen van bepaalde boomsoorten en het oprukken van
andere bij de grootschalige houtkap en verbranding aan het einde van
de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Ook bosbranden in de
periode daarna hadden een grote invloed op de geleidelijke
verdwijning van de vroegere dominante boomsoorten.
In
de staat Minnesota bijvoorbeeld, gaan meerdere lindeboomsoorten
(Tilia sp.), de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), de rode
esdoorn (Acer rubrum), de suikeresdoorn (Acer Saccharum) en witte eik
(Quercus alba) steeds meer overheersen. Voorheen sterke soorten zoals
de witte spar (Picea glauca) en de balsemzilverspar (Abies balsamea)
hebben moeite zich aan te passen aan de hogere temperaturen en
nattere leefomstandigheden.
Evolutie
Marc
Abrams onderzocht de gevoeligheid van boomsoorten voor verschillende
invloeden en vergeleek gegevens over vroegere vegetatie met die over
de huidige situatie. In een studie die gepubliceerd is in het
wetenschappelijk tijdschrift Global Change Biology, zegt hij dat de
bossen zich na een eeuw nog steeds aan het herstellen zijn van
vroegere verstoringen.
Dat betekent dat de klimaatopwarming een evolutie
versterkt die reeds aan de gang was. Ze is een gevolg van historische factoren, zoals de massale
ontbossingen van de negentiende en begin twintigste eeuw. Het onderzoek toont tevens aan dat ondoordachte menselijke activiteit in de natuur zeer lang negatieve gevolgen heeft voor het leefmilieu.