Analyse -

2021: het wonderjaar van het Vlaamse filmboek

Dat in jaaroverzichten en bij bestsellerlijsten zelden of nooit filmboeken opduiken mag niet verbazen. Er worden in Vlaanderen en Nederland immers amper boeken over film uitgegeven. Ook al promoten boekhandels netjes ‘verfilmde boeken’ en blijkt metacinema in tijden van ‘The Matrix Resurrections’ en ‘Spider-Man: No Way Home’ wél populair. Maar Nederlandstalige boeken over film, cinema of beeldcultuur? Die zijn al jaren een zeldzaamheid. Daarom was het opmerkelijk dat er in 2021 verschillende filmboeken verschenen. Een wonderjaar? En opent het perspectieven? Of is het gewoon toeval?

maandag 3 januari 2022 16:12
Spread the love

 

“Ik vind televisie heel opvoedkundig,” liet de Amerikaanse komiek Groucho Marx zich ooit ontvallen, “telkens iemand het toestel aanzet ga ik in een andere kamer een boek lezen.” Acteur Bruce Willis orakelde 25 jaar geleden tijdens het filmfestival van Cannes: “het geschreven woord gaat de weg van de dinosaurus op” (filmkritiek en literatuur werden daarbij moeiteloos samengenomen), maar tijdens de huidige pandemie bleek het boek minder fragiel dan film. Bibliotheken waren geen gevaarlijke binnenruimtes maar essentiële dienstverleners, lezers verslonden stapels literatuur en versterkten hun online gemeenschappen, uitgevers bleven actief ondanks de toenemende papierschaarste.

Machtige vrouwen te boek. En in Be Natural: The Untold Story of Alice Guy-Blaché van Pamela B. Green.

Filmboeken die er toe doen

Dat leverde literaire parels als De jaren (Annie Ernaux), Meisje, vrouw, anders (Bernardine Evaristo), Meneer Wilder en ik (Jonathan Coe) en Strijd en metamorfose van een vrouw (Édouard Louis) op, maar vrij verrassend ook een aantal Nederlandstalige filmboeken. Nederland heeft doorgaans een iets betere reputatie op dit vlak – in 2021 waren Kijken maakt gelukkig (Gawie Keyser) en Filmjaarboek 2020/2021 (Stichting Filmuitgaven) er de blikvangers – maar Vlaanderen beleefde even uitzonderlijk als verrassend een heus wonderjaar.

Met de persoonlijke reis door de filmgeschiedenis Mooi zijn en zwijgen. De machtige vrouwen van de Amerikaanse stille film (Anke Brouwers) en de ontdekkingstocht dwars door Gent Filmstad – Cinema’s en filmaffiches 1938-1961 (Lies Van de Vijver, Guy Dupont & Roel Vande Winkel) maar ook Ik ben het die hier de vragen stelt! (Chris Craps) en Robbe de Hert, De Robin Hood van de Vlaamse Film (Lukas De Vos & Freddy Michiels). Terwijl Bobonneke valt in de radijzen (Erik Martens) en Kinderen van Zeppos (Peter Van Camp) via amateurfilms en televisieseries ook de volgspot richten op beeldcultuur.

Robbe De Hert aan ciné Roma.

Filmmaker aan de Schelde

Toen Robbe De Hert (1942-2020) stierf op 77-jarige leeftijd benadrukten vrienden, filmcritici en filmmakers (o.m. Erik Van Looy en Jan Verheyen) dat met de regisseur van o.m. Camera Sutra (1973), De witte van Sichem (1980), Le Filet Américain (1981), Zware Jongens (1984), Blueberry Hill (1989), Gaston’s War (1997), Lijmen/Het Been (2000) en Hollywood aan de Schelde (2018) een authentieke filmpionier verdween. Iemand naar wie ze vol verwondering en bewondering hadden opgekeken. Een publiek eerbetoon kwam er door corona pas op 6 september 2021 tijdens een warme hommage-avond in de Antwerpse Roma. Naar aanleiding daarvan publiceerde de filmpersbond VVF de bundel Robbe De Hert. De Robin Hood van de Vlaamse Film (Lukas De Vos & Freddy Michiels).

Een publicatie die samen met Robbes eigen biografisch (Het drinkend hert bij zonsondergang, Het drinkend hert in het nauw) en cinefiel werk (Magie van de cinema, samen met Willy Magiels), én de didactische bundel Robbes Hollywood aan de Schelde, helpt om het portret te schetsen van een man die de reputatie had een dwarsligger te zijn maar die vooral passioneel en geëngageerd was. ‘De Robbe’ had echter niet enkel fans, daar werden we aan herinnerd toen een Nederlandse producent heftig reageerde op de necrologie die we schreven voor De Filmkrant (en vooral op Robbes versie van bepaalde ‘meningsverschillen’).

Robbe De Hert. De Robin Hood van de Vlaamse Film – Samengesteld door Lukas De Vos & Freddy Michiels.

Wegwijzer in kille tijden

Best pittig maar erger is de onverschilligheid van jongere generaties filmliefhebbers die niet vertrouwd zijn met De Herts werk en zijn impact op de Vlaamse film. Online zullen filmfans niet veel wijzer worden en ook in de Vlaamse bibliotheken komen ze vaak van een kale reis terug. Terwijl de VRT (film)educatie al lang van het programma heeft geschrapt. Robbe De Hert. De Robin Hood van de Vlaamse Film kan de leemte zeker niet volledig vullen maar bundelt naast interessante getuigenissen (van Michael Pas, Robbes voedstervader Jim Van Leemput, Erik Van Looy, Jan Verheyen, Stijn Coninx en Tom Lanoye) wel boeiende analyses en portretten die de filmmaker en zijn tijdsgewricht belichten.

Nu alles om ‘ik’ lijkt te draaien, en het individualistische neoliberalisme onder het mom van ‘vrijheid’ elk streven naar solidariteit en een andere wereld naar het dromenland heeft verwezen, is het verfrissend om eraan herinnerd te worden dat er ook Vlaamse filmmakers actief waren die engagement en samenwerking hoog in het vaandel schreven. Zoals Robbe De Hert en zijn Fugitive Cinema. Daar waar veel necrologieën De Hert herleidden tot een dwarsligger en een schertsfiguur, tot tirades en een handdoek, wordt de cineast in deze bundel gepresenteerd als een ‘rebel with a cause’. Een vaak onbegrepen maar altijd strijdvaardig regisseur gedreven door passie en woede. Een man die films moest maken maar die vooral enkel kon vechten tegen het onrecht dat hij overal zag (en waar hij zelf ook vaak het slachtoffer van was).

The Magnificent Seven – John Sturges.

Boosheid en kwetsbaarheid

Getuige de ‘Boze Brieven’ uit (het laatste Vlaamse linkse filmtijdschrift) Andere Sinema. Maar ook de bijdragen van ‘compagnons de route’ zoals Peter Veltmans, Eric Corijn en Ida Dequeecker, terwijl andere auteurs met ‘Rooie Robbe’, ‘een drieste dwarsligger’, ‘het hart klopt links’ en ‘de Geus’ zijn politieke gedrevenheid in de verf zetten. Zonder dat het hoogdravend of propagandistisch wordt. Niet toevallig ontdekken we net voor het prachtige portret van criticus en fotograaf Piet Goethals (Robbe en zoon Lou) dat deze bundel afsluit, ook de film die Robbe het meest zag: The Magnificent Seven, een western van John Sturges uit 1960.

Terwijl de filmmaker de vraag ‘Waarom ik communist werd’ beantwoordt met een onrechtvaardige behandeling op school (een jongen zonder strafblad die thuis niets te kort had werd eerder geloofd door de directeur dan Robin) die hij nooit vergeten was: “dit nam ik niet. Vanaf die dag was de directeur de hoofdvijand en niet meer de Russen.” De bundel Robbe De Hert. De Robin Hood van de Vlaamse Film wordt eigenlijk samengevat in het voorwoord van Lukas De Vos en Freddy Michiels: “Uit dit boek spreken duizend facetten van een begaafd filmmaker en een boze proteststem tegen onrecht, uitbuiting, oneerlijkheid, maar ook van een kwetsbaar en vaak onhandelbaar man, die door eigen koppigheid – maar ook door zijn engagement – al te vaak met de kop tegen de muur liep.”

Bobonneke valt in de radijzen – Erik Martens.

Amateurisme en filmliefde

Lukas De Vos en Marc Holthof omschrijven Robbe De Hert als “een amateur in de beste, de meest verheven betekenis van het woord: iemand die houdt van, verliefd is op – film dus, Vlaamse film zelfs.” Een ander soort ‘amateur’ komt aan bod in Bobonneke valt in de radijzen van filmkenner Erik Martens. In deze tijdreis die draait rond filmende huisvaders voert de auteur ons naar het audiovisueel verleden voor een trip die start in 1930 met de eerste home movies van de Antwerpse pasteibakkers familie Lefèvre. Om zo de blik van vijf generaties amateurfilmers op het dagelijkse leven te analyseren en een parallel te trekken met Martens eigen familiale amateurfilm-traditie.

Nu iedereen zijn eigen (familiale) leven registreert en regisseert met een smartphone is het interessant om te zien hoe pioniers op het vlak van amateurfilms (Maurice Lefèvre nam de camera op toen filmpioniers als Henri Storck en Edith Kiel aan de eerste Vlaamse films begonnen) aan de slag gingen om met bewegende beelden familieverhalen te vertellen.

Martens focust op een stukje kleine geschiedenis – een familie vereeuwigt op amateuristische wijze dagelijkse gebeurtenissen in verschillende tijdperken – om ook het medium en de samenleving in beeld te brengen. Maatschappelijke veranderingen tekenen zich daarbij af en door de vinger te leggen op beweging legt de auteur ook een speelsheid bloot die in ons geheugen zelden verbonden is met de registraties van filmende huisvaders (in tegenstelling tot professionele cinema, waar een Alice Guy-Blaché zoals Anke Brouwers in haar Mooi zijn en zwijgen aangeeft geen uitzondering was, blijkt het aantal vrouwelijke filmmakers uiterst beperkt).

Bobonneke valt in de radijzen – Erik Martens

Cinema bij je thuis

Bobonneke valt in de radijzen is een trip die exotisch aanvoelt maar tegelijk ook herkenbaar oogt. Want de opnamen, beelden en geënsceneerde rituelen verschillen niet zoveel van wat we nu via sociale media zien passeren. Martens maakt voorzichtig theoretische zijsprongetjes maar legt vooral de klemtoon op het beschrijven en analyseren van beelden. Een beetje zoals fotograaf en docent Johan de Vos met amateurfotografie deed, tracht Erik Martens via beschrijvingen duidelijk te maken hoe ‘filmisch’ amateurfilmers te werk gaan. En waarin Personal Motion Picture Makers zich onderscheiden van hun medemensen. “De PMPM toont het leven in zijn onopgesmukte staat, met de ogen wijd open”, lezen we. “Het leven zoals het is, met alle tenenkrullende banaliteit die erbij hoort.”

Volgens Martens is de camera voor de ware amateurfilmer “zoals de hamer voor de timmerman: geen speeltje om de tijd mee te verdrijven, maar een essentieel instrument om de werkelijkheid tegemoet te treden. Met behulp van de camera houdt hij het leven vast, blijven de doden in onze nabijheid, maakt hij de doden levend.” De home movies van de familie Lefèvre (en die van de familie Martens) “vertellen het verhaal van onze wereld die toen nog niet helemaal onze wereld was.” Het zijn “puzzelstukjes waarmee we, al naargelang we ze rangschikken, verschillende verhalen kunnen construeren, afhankelijk van het gekozen begin- en eindpunt, afhankelijk van de gekozen personages en onze verbeelding.”

Ik ben het die hier de vragen stelt! – Chris Craps.

Was het vroeger beter?

Zijn de amateurfilms van weleer echt mooier zijn dan wat momenteel op sociale media te zien is of zit die schoonheid in de perceptie, in onze hedendaagse blik? De vraag wordt opgeworpen in Bobonneke valt in de radijzen maar niet echt beantwoord. Erik Martens lanceert wél de stelling dat “de consumptie-economie de materiële wereld misschien wel goedkoper heeft gemaakt voor de consument, maar dat die wereld er nu ook navenant uitziet. Wegwerp, prefab, instant: het zijn begrippen die pas in de voorbije halve eeuw werden uitgevonden.”

“Niets veroudert zo snel als de moderne tijd”, schrijft Martens en ook in Ik ben het die hier de vragen stelt! klinkt enige weemoed door. Journalist en scenarist Chris Craps verklaarde in De geheimen van de Cinema (2014), een didactisch werk dat de structuur en betekenis van narratieve films ontleedde (de dissectie van achterwaartse vertelling Memento blijft briljant), filmjournalistiek reeds morsdood en ditmaal geeft hij aan dat de filminterviews een kantelmoment lijken te hebben bereikt.

Niet dat het boek van Craps een sequel is (al bevat De geheimen van de Cinema ook ‘The Magnificent Seven’, lijstjes met favoriete films die regisseurs hem tijdens interviews toevertrouwden) of even doorwrocht en ernstig is. Ik ben het die hier de vragen stelt! is luchtig en put uit 30 jaar interviewervaring om op een speelse, anekdotische wijze een minder bekend aspect van de filmwereld te belichten.

Chris Craps – Ik ben het die hier de vragen stelt!

Meet ‘the talent’. Of niet

Chris Craps voorspelt dat post corona junkets (bijeenkomsten waarop journalisten ‘the talent’ van nieuwe films kunnen bespreken) in het beste geval gereserveerd zullen blijven voor de happy few (lees: een select gezelschap van doorgeefluik-filmjournalisten) en dat fysieke één-op-één interviews de uitzondering op de regel worden: “Skype, Teams en Zoom zullen de norm worden.”

Een correct aanvoelen lijkt ons, maar het wegvallen van junkets en grootschalige fysieke persconferenties hoeft geen ramp te zijn. Zeker niet vanuit ecologisch oogpunt (de oceaan overvliegen voor een ultrakort interview is niet echt verantwoord) maar ook inhoudelijk stelt het weinig voor, ongeacht het professionalisme van de betrokken journalisten. Veel erger zou zijn het verdwijnen (een vermindering lijkt onafwendbaar) van ‘live’, ‘one-on-one‘ interviews, want fysiek in dezelfde ruimte communiceren levert sowieso betere gesprekken en dus ook boeiender leesvoer op.

Ik ben het die hier de vragen stelt! zoomt in op de, soms grappige en dan weer ontluisterende, verhalen achter de interviews. Craps belicht zijn eigen avonturen in interviewland maar laat ook ervaringsdeskundigen als Roel Van Bambost, Erik Van Looy en Kurt Vandemaele aan het woord. Dat dit de samenhang niet helemaal ten goede komt stoort de auteur niet.

In zijn voorwoord heeft Craps het over een ‘scrapbook zonder foto’s’, “bewust gekapt stro of een chaotisch geheel helemaal in de lijn van de auteur van dit boek.” Niet alles is even boeiend en Craps springt wat te vaak van de hak op de tak, waardoor dit geen boek is dat je in een ruk uitleest. Maar wie Ik ben het die hier de vragen stelt! af en toe ‘bezoekt’ zal zich beslist amuseren met de anekdotes en quotes. Want naast vakkennis bezit Chris Craps ook over gevoel voor humor en dat resulteerde in een feelgood filmboek.

Persconferentie Festival de Deauville – Geena Davis. Foto Ivo De Kock.

Na het wonderjaar

Hopelijk werkt Ik ben het die hier de vragen stelt! inspirerend (de avonturen van Erik Van Looy met ‘den bompa’ in Deauville en Hollywood, ik zeg maar wat). Zoals we ook hopen dat Anke Brouwers en Erik Martens navolging krijgen, dat naast Gent nog andere steden in hun filmverleden duiken of dat in Vlaanderen een persoonlijk essay als Kijken maakt gelukkig van recensent bij De Groene Amsterdammer Gawie Keyser mogelijk wordt. Alleen dan volgt er een nieuw wonderjaar van het Vlaamse filmboek en zal 2021 geen toevalstreffer blijven. 2022, een nieuw jaar, nieuwe kansen?

 

Expo Filmaffiches in De Krook.

 

Anke Brouwers, Mooi zijn en zwijgen. De machtige vrouwen van de Amerikaanse stille film, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2021, 287 pag.;

Chris Craps, Ik ben het die hier de vragen stelt!, StoryLand, Wommelgem, 2021, 283 pag.;

Lukas De Vos & Freddy Michiels, Robbe de Hert, De Robin Hood van de Vlaamse Film, KMO Promoties-VVF, Antwerpen, 2021, 152 pag.;

Erik Martens, Bobonneke valt in de radijzen, Mamoet-EPO, Berchem, 2021, 335 pag.;

Peter Van Camp, Kinderen van Zeppos, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2021, 304 pag.;

Lies Van de Vijver, Guy Dupont & Roel Vande Winkel, Gent Filmstad – Cinema’s en filmaffiches 1938-1961, Houtekiet, Antwerpen – Amsterdam, 2021, 277 pag.

Gent Filmstad. Cinema’s en filmaffiches 1938-1961.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!