Mélenchon (midden - 2018). Foto: Tyseria/CC BY-SA 4:0
Analyse - Manuel Cervera-Manzal, Jacobin,

Links in Frankrijk wint moeilijk de naar extreemrechts overgelopen stemmen terug 

De Franse politicus Jean-Luc Mélenchon poogt met zijn beweging La France Insoumise kiezers terug te winnen die de voorbije decennia naar extreemrechts zijn vertrokken. Socioloog Manuel Cervera-Manzal bekijkt in hoeverre die beweging zich wel heeft voorgedaan en of de strategie van Mélenchon kans op slagen heeft. Een onderzoek van de situatie in ons buurland Frankrijk, niet helemaal vergelijkbaar, wel met gelijklopende karakteristieken.

woensdag 15 december 2021 13:23
Spread the love

 

Al een hele tijd probeert Jean-Luc Mélenchon de werkende mensen “die wel boos maar niet fascist zijn”1 terug te brengen naar de linkse stal. In Frankrijk hebben immers velen het gehad met de politiek en zich ervan afgewend. Zijn beweging moest dan ook echt opboksen tegen deze onverschilligheid en de almaar dominantere aanwezigheid van de lievelingsthema’s van extreemrechts in de media.

In de Franse krant Libération van 17 september 2021 waarschuwde Jean-Luc Mélenchon voor de obsessieve speculatie rond extreemrechtse mediafiguur Éric Zemmour, die zich kandidaat heeft gesteld voor het presidentschap.

Volgens de leider van La France Insoumise2 (LFI) zou het fout zijn “verstrikt te raken in aanstootgevende debatten met Zemmour en co”. Zes dagen later ging Mélenchon met diezelfde polemist in de clinch op CNEWS, een Frans tv-kanaal dat vaak wordt vergeleken met Fox in de VS.

Zoals afgesproken ging de eerste helft van het debat over Zemmours stokpaardjes (immigratie, immigratie en immigratie), waarna op vraag van Mélenchon de tweede helft zich toespitste op sociale en ecologische kwesties.

Nog vóór Zemmour had aangekondigd dat hij wel degelijk zou deelnemen aan de presidentsverkiezingen, vroegen sommigen zich af of Mélenchon (door deze deelname aan dit debat) hem niet in de kaart had gespeeld.

Is het ook maar enigszins mogelijk, zo opperden ze, om in debat te gaan — een rationele uitwisseling van argumenten te hebben — met iemand die de leugens aaneenrijgt en van vrouwonvriendelijke en racistische provocaties zijn levensmissie heeft gemaakt? En waarom zou je dat dan doen op een kanaal dat zo actief heeft meegewerkt aan de rechtse ommekeer in het Franse publieke debat?

Mélenchon (mei 2016). Foto: Awkiku/CC BY-SA 4:0

Als aanhangers van Emmanuel Macron die vragen zouden stellen, zouden we terecht mogen twijfelen aan hun eerlijkheid. Zij uitten immers niet het minste bezwaar toen de president met zijn persoonlijke telefoon Zemmour opbelde om hem een hart onder de riem te steken nadat hij recent was aangevallen, of toen Macron maarschalk Pétain, de leider van het met de nazi’s collaborerende Vichy-regime als een ‘grote soldaat’ alle mogelijke lof toezwaaide.

En was de houding van de centrumlinkse krachten dan zo consequent? Zij hadden Mélenchon bekritiseerd omdat hij bereid was met Zemmour te debatteren, terwijl ze zich in de maand mei nog hadden aangesloten bij het protest waartoe de extreemrechtse politiebonden hadden opgeroepen.

Achter deze polemiek — gekruid met hypocrisie en machtsspelletjes — schuilt de werkelijke netelige kwestie: met welke strategie gaan we de dreiging van het fascisme een halt toeroepen?

Zolang niemand het definitieve antwoord kent (wat overigens zeer onwaarschijnlijk is aangezien extreemrechts in Frankrijk al vier decennia lang in opmars is, zowel qua ideologie als bij de verkiezingen), zouden we deze controverse moeten verwelkomen. Mélenchons eigen keuzes zijn in elk geval een debat waard. Maar hoe heeft hij de strijd tegen extreemrechts gevoerd, en meer nog: werkt zijn strategie?

Steun van de werkende klasse voor Le Pen

Mélenchons strijd is in eerste instantie gericht tegen de verdere opmars van het Front National (FN) en de toenemende populariteit van de partij onder de Franse werkende mensen. In de jaren 1990 liet Jean-Marie Le Pen zijn fascinatie voor het economisch liberalisme van Thatcher en Reagan varen.

Sindsdien heeft het FN zijn kiespubliek almaar uitgebreid en een groot deel van de werkende klasse veroverd. Die ‘sociale ommekeer’, die gepaard ging met een ‘ontgiftingsstrategie’, eindigde in 2011 met de kroning van zijn dochter Marine tot partijleider.

Het heeft de partij geen windeieren gelegd: in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen van 2017 behaalde Marine Le Pen voor het eerst meer dan 10 miljoen stemmen. Ze verdubbelde zo bijna de score van haar vader tegen Jacques Chirac in 2002.

Hoewel de partij (in 2018 omgedoopt tot Rassemblement National – RN) het ronduit slecht deed bij de parlementaire verkiezingen volgens het relatieve meerderheidsstelsel3, kan ze nu trots de titel van ‘eerste partij van de werkende klasse van Frankrijk’ claimen.

Mélenchons strijd is in eerste instantie gericht tegen de verdere opmars van het Front National/ Rassemblement National en zijn toenemende populariteit onder de Franse werkende bevolking.

Dit is op zich al een alarmerende ontwikkeling, naast het feit dat al de stemmen voor die partij minder fluctueren dan die van radicaal links. De geleidelijke doorbraak van extreemrechts in de werkende klasse ging samen met de erosie van de communistische (en socialistische) stemmen in diezelfde klasse.

Gele hesjes in Charleville-Mézières (januari 2019). Foto: Camelo DG/CC BY-SA 2:0

Overigens is maar een klein deel van voormalige linkse kiezers rechtstreeks overgestapt naar Le Pen. Zij bleven liever helemaal weg uit het stemhokje4, terwijl reeds rechtse werkers radicaliseerden en zich bij extreemrechts aansloten.

In de late jaren 2000 concludeerde de sociaaldemocratische denktank Terra Nova dat de werkende klasse niet langer het electorale hart van links was en ook niet langer de linkse waarden onderschreef. Deze denktank adviseerde de Parti Socialiste (PS) dan ook niet langer te focussen op de werkende klasse maar andere – zogezegd door liberale waarden gekenmerkte – categorieën van de bevolking aan te spreken: jongeren, vrouwen, niet-witte mensen, middenklassers, stedelingen enzovoort.

Toch heeft Mélenchon, die het in 2008 bij de socialisten aftrapte, zich hier nooit bij neergelegd. In de parlementsverkiezingen van 2012 was hij Marine Le Pens rechtstreekse opponent in het kiesdistrict Hénin-Beaumont, een vanouds socialistisch bastion dat al naar rechts begon op te schuiven. Hij hamerde op de noodzaak van mobilisatie onder de werkende klassen om hun stem te winnen.

“De overwinningen van extreemrechts zijn altijd afhankelijk geweest van tactische en strategische fouten van links. […] Dit is niet enkel een emotionele breuk — dit links is vandaag niet in staat het volk ervan te overtuigen dat zijn belangen bij links liggen. Er is een breuk tussen haar programma en de werkende klassen. We nemen de teugels nu weer in handen.”

Desondanks werd Mélenchon met 21% al in de eerste ronde uitgeschakeld, een nederlaag die hij probeerde af te zwakken met de hoopgevende opmerking: “Ik heb Le Pen toch heel wat stemmen kunnen ontfutselen.”

“Fâchés pas Fachos”

Zowel in Hénin-Beaumont als elders wilde Mélenchon de stemmen terugwinnen van de kiezers die hij ‘fâchés pas fachos’ (woedend, niet fascist) noemt die “het wel beu zijn maar niet fascistisch”. Dit betekent dat hij met extreemrechts moet wedijveren voor de steun van de verliezers van de globalisering, wier woede, zo benadrukt Mélenchon, tegen de verkeerde vijand gericht is, tegen “de vreemdeling in plaats van tegen de financier”. “Door [de strijd aan te binden met] mevrouw Le Pen,” zei hij in 2012, “bestrijd ik de ideeën van het FN. […] Zal de uitweg uit de crisis sociaal zijn of etnisch?”

De opkomst van de Gele Hesjes in de herfst van 2018 opende een nieuw terrein voor die strijd met de vraag wie er in mei 2019, bij de Europese verkiezingen, het laken naar zich zou toetrekken. Mélenchon diepte zijn vorige analyse op en verklaarde aan de zender RTL: “Wat mensen als ik moeten doen, is praten met iedereen, maar misschien vooral met de ‘fâchés pas fachos’ door hen te zeggen: ‘richt je woede niet op de verkeerde’.”

Mélenchon wilde de stemmen terugwinnen van de kiezers die hij ‘woedend maar niet fascistisch’ noemt -“die het wel beu zijn maar niet fascistisch”

In de voorbije tien jaar heeft Mélenchon de ‘halfgekke’ aanvoerster van het FN/RN tot zijn ‘belangrijkste vijand’ gemaakt. Eerst en vooral is dit een principekwestie: de belangrijkste opdracht is tegengif te bieden aan de ‘racistische en antisociale inhoud van het programma van het FN’, dat niet alleen een bedreiging is voor de cohesie van Frankrijk maar ook voor de belangen van de werkende bevolking.

Blokkade RN19 door de gele hesjes (november 2018). Foto: Obier/CC BY-SA 4:0

Dit is echter ook een tactische overweging. Mélenchon is ervan overtuigd dat de macht buiten bereik blijft zolang de sociaal-liberalen en hun Macronistische nakomelingen de extreemrechtse boeman in hun eigen voordeel kunnen gebruiken om de mensen op te roepen “pragmatisch te stemmen”.

Zo postte hij in 2019 op zijn blog: “Vandaag is een stem voor Le Pen een stem voor het systeem en het systeem weet dat maar al te goed. De ‘fachés pas fachos’ hebben geen enkele reden om voor die optie te kiezen, want dat is meer dan ooit de levensverzekering van het systeem.”

“Al wie van mening is dat de problemen van Frankrijk en Europa veeleer worden veroorzaakt door de bankier en de miljardair dan door de immigrant moeten we vragen aan te sluiten bij La France Insoumise. Dat blijft onze centrale doelstelling. Het is de sleutel voor de vooruitgang van onze zaak: de mobilisatie van de volksmassa’s die vandaag in de val van het Rassemblement National zijn gelopen.”

Mélenchons theorie van de herovering van de ‘fâchés pas fachos’ is een van de belangrijkste strijdpunten van La France Insoumise geworden. Adrien Quatennens, die al sinds 2019 aan het hoofd staat van de organisatie, laat daar geen twijfel over bestaan.

Op 22 mei 2019 liet hij in Libération optekenen dat het Rassemblement National en de beweging van Mélenchon elk een race tegen de tijd rijden en dat de overwinning zal gaan naar wie erin slaagt “de ‘fachés pas fachos’ in te lijven.”

Veelzeggend in dit verband is de stellingname van François Ruffin, verslaggever, filmmaker en sinds 2017 ook parlementslid van LFI. Hij schreef zijn persoonlijk succes toe aan zijn vergevingsgezinde houding tegenover de werkende mensen die vroeger voor Le Pen hadden gestemd:

“Mevrouw Le Pen veroverde in het departement Somme 41 percent van de stemmen in de eerste ronde van de regionale verkiezingen en 45 percent in de arbeidersgemeente Flixecourt. Ik denk dat we van daaruit moeten vertrekken. […] De werkloosheid onder ongeschoolde werkers is vijf maal hoger dan onder managers. Zij zitten dan ook niet meteen te wachten op ‘een gelukkige globalisering’ noch op een ‘gelukkige andersglobalisering’.”

Gele hesjes in Belfort (januari 2019). Foto: Thomas Bresson/CC BY-SA 4:0

“Aan hun economische en sociale achteruitgang wordt nu ook nog een flinke portie politieke en morele veroordeling toegevoegd. Laat ze stemmen voor het FN, laat ze zich identificeren met een buitengesloten partij en hun uitsluiting zal dan legitiem zijn en dubbel bestraft. […]”

“Voor mij is Macron eigenlijk de enige tegenstander. Ik heb niet zoveel pijlen afgeschoten op Le Pen. Hoe kunnen mensen die het sociaal en economisch moeilijk hebben, geloven dat mevrouw Le Pen of haar vader, die nog nooit het land bestuurd hebben, verantwoordelijk zijn voor hun ellende? We moeten het FN bekampen door hen een andere uitlaat te bieden voor hun woede, een andere opening voor nieuwe hoop. Door hun een ander conflict aan te bieden dan het conflict tussen de Fransen en de migranten.”

Om de verkiezingen te winnen moeten we ons dus bijgevolg onthouden van kritiek op het kiespubliek van Le Pen — of zelfs op Le Pen zelf. Maar is het sparen van de Le Pens om hun kiespubliek te veroveren niet juist wat de mainstream rechtse krachten al dertig jaar doen? Met als gevolg dat het Front National nog sterker is geworden? En als, zoals Ruffin passend opmerkt, de Le Pens nooit aan het roer van Frankrijk hebben gestaan, hebben uiteindelijk hun ideeën niet geregeerd, net door die toegeeflijkheid?

Verleiden of overtuigen?

De uitdrukking ‘fâchés pas fachos’ geeft aan dat het om een strategische gok gaat: de linkse populisten moeten stemmen wegkapen bij het Rassemblement National. Maar er zijn twee manieren om een deel van het kiespubliek van Le Pen terug te winnen: door hen te overtuigen of door hen te verleiden.

Tussen zijn presidentscampagnes van 2012 en 2017 heeft Mélenchon zijn discours in dit verband aanzienlijk aangepast. Daar waar hij in zijn eerste campagne nog probeerde de ‘fâchés pas fachos’ te overtuigen door de ‘diverse samenleving’ en ‘het anders zijn’ te bewieroken, verkoos hij in 2017 hen te verleiden door zijn pro-migratiestandpunt wat te temperen.

Zo benadrukte hij in zijn campagne in 2017 dat Frankrijk weliswaar een humanitaire plicht had tegenover de vluchtelingen maar dat in eerste instantie de ‘migratiegolven’ moesten ingedamd worden door diplomatieke en handelsovereenkomsten af te sluiten met de landen van herkomst.

In 2017 namen de LFI-leiders Le Pen niet langer alleen op de korrel omwille van haar fantasierijke spookbeeld van een ‘invasie van migranten’. Ze richtten veeleer hun pijlen op een andere fantasie — de ideologie van ‘geen grenzen’ en de ‘afschaffing van grenzen’, zoals vooropgesteld door extreemlinks — en presenteerden zichzelf als een middenweg tussen die twee extremen die ze impliciet op dezelfde lijn stelden.

Als je wil praten met de ‘fâchés pas fachos’, dan moet je ook aanwezig zijn in de door hen gebruikte media. Mélenchon had jarenlang de centrumkrant Le Monde en de linkse website Mediapart die hem wilden interviewen, wandelen gestuurd. Nu duikt hij met de regelmaat van de klok op in de kolommen van de rechtse krant Le Figaro en op het extreemrechtse CNEWS.

In januari 2019 stonden Alexis Corbière, een vooraanstaand kader van LFI, en de politieke wetenschapper Thomas Guénolé (die kort daarop LFI verliet) zelfs een interview toe aan het extreemrechtse weekblad Valeurs Actuelles, dat in 2015 na de publicatie van een dossier met als titel ‘Roms l’overdose’ (Roma’s, de overdosis) nog was veroordeeld voor het aanzetten tot haat.

In een vier paginalang interview zei LFI-parlementslid Corbière dat “Frankrijk een immigratieland [is]” en dat het “absurd is te praten over nul-immigratie”. Hij distantieerde zich echter ook van het ‘geen grenzen’-standpunt van links. Toen hem een vraag gesteld werd over de FN-slogan “on est chez nous”, die te horen was bij sommige acties van de Gele Hesjes, antwoordde hij: “Deze slogan heeft xenofobisch potentieel maar hij kan ook betekenen dat men weer meer soevereiniteit wil.”

Mélenchon miste nipt de tweede ronde in de presidentsverkiezingen van 2017 en meent dat de ‘fâchés pas fachos’ hem over de streep hadden kunnen trekken. Ongetwijfeld heeft hij dan de 36 percent sympathisanten van het Rassemblement National in gedachten die hem een maand later positief beoordeelden (enquête van Odoxa voor Le Figaro, 21 september 2017) of de 26 percent die voor Le Pen hadden gestemd en zeiden dat Mélenchon hun tweede keuze was (opiniepeiling van Ipsos voor Le Monde, 14 april 2017).

Viel daar een reserve van potentiële steun te bespeuren? Sommige kaders van LFI zijn van mening dat daar de zeshonderdduizend gemiste stemmen moesten gezocht worden, onder de ‘petits blancs’ – de verarmde witte inwoners van de ‘periferie’5 en het ‘gedesindustrialiseerde’ Frankrijk.

Ik interviewde hen voor mijn boek over La France Insoumise6 en toen ik hen vroeg hun bewering te staven, citeerden zij geograaf Christophe Guilluy, demograaf Emmanuel Todd en filosoof Jean-Claude Michéa. Andere leden van LFI zijn het echter met die analyse niet eens. Zij situeren de gemiste stemmen bij een ander segment van de werkende klassen, namelijk in de multiculturele voorsteden.

Hebben de oproepen aan de ‘fâchés pas fachos’ dan iets opgeleverd? Niet echt. In het beste geval waren links en rechts aan elkaar gewaagd, in het slechtste geval heeft het Rassemblement National er zelfs bij gewonnen.

In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen van 2017 had 4 percent van de kiezers van Le Pen in 2012 voor Mélenchon gestemd, omgekeerd gebeurde hetzelfde. Gelijkspel dus. In de Europese verkiezingen van 2019 schatten opiniepeilers dat het aantal Le Pen-kiezers die nu voor het LFI hadden gekozen dichtbij 0 percent lag. Omgekeerd stemde 7 percent van Mélenchons kiezers van 2017 in 2019 voor de lijst van het Rassemblement National, aangevoerd door de jonge Jordan Bardella.

Voeg daar nog aan toe: de 2 percent die stemde voor Nicolas Dupont-Aignan van Debout la France7 (gegevens van IFOP voor Paris Match, 27 mei 2019). Conclusie: ongeveer driehonderdduizend Fransen die in 2017 voor Mélenchon hadden gestemd, stapten bij de Europese verkiezingen van 2019 over naar extreemrechts terwijl minder dan tienduizend kiezers het omgekeerde deden.

Waaraan ‘lijden’ de aanhangers van Le Pen?

De verovering van de ‘fâchés pas fachos’ berust op het idee dat een deel van de aanhangers van het Rassemblement National gemotiveerd worden door sociale problemen en we dus moeten luisteren naar hun grieven. Daar steekt een zekere waarheid in.

Wanneer je aan kiezers van het RN vraagt naar hun motieven, zeggen velen dat hun keuze wordt ingegeven door hun precaire situatie (voor 55 percent van de Fransen die in 2017 voor Le Pen stemden in de eerste ronde had dat hun keuze bepaald), werkloosheid (69 percent) of de miserabele openbare diensten (45 percent). Dat is echter veel minder dan de aantallen die hun keuze lieten bepalen door ‘illegale’ immigratie (92 percent), criminaliteit (85 percent) of terrorisme (93 percent).

Er zijn veel verschillende drijfveren voor extreemrechtse kiezers en ze zijn ook complex, met elkaar verweven en moeilijk te ontrafelen. Ze variëren ook naargelang de regio: de extreemrechtse stem in gedesindustrialiseerde noordelijke departementen als Pas-de-Calais en Somme komt niet overeen met de geschiedenis of sociale situatie van de rijke delen van de Côte-d’Azur zoals de Var of de Vaucluse.

39 percent van de Fransen die in 2017 voor Le Pen stemden, behoren tot huishoudens met een netto inkomen van minder dan 1.500 euro per maand en 45 percent situeert zichzelf ‘onderaan de sociale ladder’. Door een kruisvergelijking te maken van deze data kunnen we redelijkerwijs beweren dat de stem van ongeveer de helft van de Le Pen-kiezers ingegeven is door sociaal-economische moeilijkheden.

LFI-vlag. Foto: Tyseria/CC BY-SA 4:0

Maar we kunnen even redelijk vermoeden dat 90 procent van datzelfde kiespubliek gedreven wordt door haat of op zijn minst angst voor nieuwkomers of mensen met een migratieachtergrond. Deze LePenisten lijden aan een ziekte die La France Insoumise maar moeilijk over de lippen krijgt: racisme. Dus ja, berouwvolle mensen zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Ongetwijfeld liggen politieke identiteiten nooit vast.

Wrok kan leiden tot revolte en we mogen de werkende mensen niet aan extreemrechts overlaten. Volgens de meest grondige studies van dit onderwerp staan aanhangers van Le Pen echter heel vijandig tegenover de Islam en geven ze blijk van een mate van antisemitisme dat door geen enkel ander kiespubliek wordt geëvenaard. De culturele, ideologische en politieke wortels hiervan liggen bij extreemrechts.

De leiders van La France Insoumise lijken de kracht van die wortels te onderschatten. In 2018 waren 85 percent van de aanhangers van het Rassemblement National uitgesproken racisten, dat wil zeggen: zij beriepen zich zelf op deze term.

En historicus Hugo Melchior schrijft daarover: “…bij grote verschuivingen in de verkiezingen ten nadele van het FN zoals in 2007 was het Nicolas Sarkozy met zijn rechts vrijemarktbeleid die er garen bij spon. Maar in 2017 slaagde Marine Le Pen erin tot 14 percent van de stemmen voor Sarkozy in 2012 terug voor zich te winnen”.

“Die twee gevallen met tien jaar verschil bewijzen hoe poreus rechtse electoraten zijn, terwijl LFI ondanks haar zogenaamde ‘linkspopulistische’ strategie om zich te richten op … de lagere klassen over de partijgrenzen heen, zelfs geen fractie van die kiezers voor zich kon winnen … ondanks een meer evenwichtig discours over de migratiekwestie.”

De aarzelingen van Mélenchon

De voorbije twee jaar is Mélenchons antifascistische strategie verder geëvolueerd. Dat bleek uit zijn deelname op 10 november 2019 aan de Mars tegen Islamofobie (een term die hij nu courant gebruikt nadat hij die eerder had afgewezen) en uit zijn lof voor de culturele ‘creolisering8‘, een begrip dat hij heeft ontleend aan de Martinikaanse dichter Édouard Glissant. Dit blijkt ook uit zijn erkenning dat het universalisme een instrument kan zijn in handen van de dominante groep om de eigen cultuur en zeden aan iedereen op te leggen.

Ook zijn veranderde houding tegenover de politie getuigt daarvan. Mélenchon legt nu het structurele karakter van het politiegeweld bloot (voorheen was het voor hem vooral een kwestie van ‘zwarte schapen’). Parlementsleden van LFI weigerden deel te nemen aan de politiebetoging in mei, wat de socialistische, communistische en groene parlementsleden wel deden.

Mélenchon heeft ook al zijn banden verbroken met rechtse personaliteiten en al wie een identitaire versie van het Franse secularisme voorstaat (zoals Natacha Polony en Henri Pena-Ruiz). Ook de vleugel van ‘Franse soevereinen’ binnen het LFI, vertegenwoordigd door figuren als de voormalige woordvoerder van de eigen ordedienst Djordje Kuzmanović, werd aan de deur gezet.

Die ontwikkelingen lijken te suggereren dat Mélenchon niet langer gelooft dat hij de ‘fâchés pas fachos’ voor zich kan winnen. Hij slaagt er echter wel in linkse kiezers te verenigen en dat is het echte geheim achter zijn goede resultaat in 2017, waar hij 20% van de stemmen in de wacht sleepte. In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen schaarde 70% van de ‘zeer linkse’, 48% van de ‘linkse’ en 24% van de ‘enigszins linkse’ kiezers zich achter hem (CEVIPOF data).

Ook geografisch overlapt de voorkeur voor Mélenchon in 2017 met de gebieden waar links van oudsher kind aan huis is. Het is waar dat veel ‘linkse’ kiezers zich niet langer met dat etiket identificeren, vooral na de rampzalige passage van François Hollande als president in 2012–2017.

Ook al verwerpen ze het woord ‘links’, ze blijven wel achter zijn egalitaire inhoud staan. In het debat tussen Mélenchon en Zemmour in september dit jaar richtte de LFI-leider zich niet tot zijn rechtse tegenstander of zijn volgelingen maar tot de linkse kiezers.

Uit de manier waarop Mélenchon zich de voorbije vijftien jaar heeft ingezet om de verdere opmars van het fascistisch gevaar in te dammen, kunnen we een aantal lessen trekken. Ondanks haar beperkingen kan een linkspopulistische strategie in bepaalde omstandigheden de linkse partij helpen om haar banden met de werkende klasse weer aan te halen.

Extreemrechts bekampen op zijn eigen terrein — over de gekende thema’s (migratie, veiligheid, natie, soevereiniteit) en in zijn eigen persorganen (Valeurs actuelles, BFMTV enzovoort) — is een zeer riskante onderneming die weinig resultaat opleverde.

Daarnaast moeten we erkennen dat het fenomeen fascisme niet beperkt blijft tot extreemrechts. De Franse maatschappij in zijn geheel en het publieke debat zijn aan het fasciseren. Dit maakt dat de verdediging van een fundamenteel links beleid op zich wel moedig is.

De culturele arena is een belangrijk strijdtoneel maar mag niet de plaats innemen van het langdurige en harde werk van basisactivisten, zo dicht mogelijk bij de werkende klasse, waarvan links zich de voorbije tientallen jaren geleidelijk heeft verwijderd.

 

The French Left is struggling to win back voters who’ve turned to the far right werd vertaald door Marina Mommerency. Manuel Cervera-Marzal is onderzoeker aan de Université de Liège. Deze vertaling verschijnt met toestemming van de auteur.

Gesprek met Manuel Cervera-Marzal op de Franse website regards.fr (34’46”, Frans met Franstalige ondertitels):

 

Notes:

1   Moeilijk vertaalbare Franstalige woordspeling ‘fâchés mais pas fachos’. Facho is een afgekorte roepnaam voor ‘fascist’ in het Frans.

2   La France Insoumise (LFI) (vrij vertaald: ‘niet onderworpen Frankrijk’) is een politieke beweging die in 2016 werd opgericht en sinds 2017 officieel geregistreerd is als politieke partij. Een aantal kleinere linkse partijen werken er mee samen. In 2017 was Jean-Luc Mélenchon LFI-presidentskandidaat. Hij behaalde in de eerste stemronde 19,85 % van de stemmen, tegen 21,30 % voor Marine Le Pen (Front National) en Emmanuel Macron 24,01 %.

3   Naar analogie met het Britse systeem is Frankrijk onderverdeeld in evenveel parlementaire kiesdistricten als parlementszetels. Het volstaat de meeste stemmen te halen, niet de meerderheid, om verkozen te raken. Dit systeem bevoordeelt de relatief grootste partij, die zo proportioneel veel meer zetels behaald dan zijn stemmenaanta. Partijen die voortdurend het tweede resultaat behalen worden hierdoor het meest benadeeld.

4   Meer dan 12 miljoen Fransen, 25,44 procent van de kiesgerechtigde burgers namen niet deel aan de tweede ronde van 7 mei 2017.

5   De Fransen die in de armere wijken van de grote steden, in de kleine steden en dorpen wonen.

7   Frankrijk Rechtop.

8   Creolisering is het proces waarbij nieuwe talen en culturen ontstaand, doordat een bevolking elementen van vorige talen en culturen overneemt in de eigen taal en cultuur en zo een nieuwe cultuur vormt. Het fenomeen werd het meest bestudeerd op de Caribische eilanden. Hier wordt een gelijkaardig fenomeen bedoeld in Frankrijk zelf, een proces dat nog niet is uitgeklaard.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!