Analyse, Nieuws, Afrika, Politiek -

Libië: toenemend militiegeweld aan vooravond verkiezingen

Op woensdag 25 juni trekt een verdeeld en door geweld getroffen Libië naar de stembus voor parlementsverkiezingen. De val van Khadaffi eind 2011 – met NAVO-steun – moest een nieuw, democratisch tijdperk inluiden. Vandaag balanceert het land echter aan de rand van een burgeroorlog.

maandag 23 juni 2014 16:48
Spread the love

De eerste
parlementsverkiezingen voor het Algemeen Nationaal Congres vonden
twee jaar geleden plaats. Na jaren van autoritair Khadaffi-bewind moesten ze het pad effenen voor een democratisch bestuur. Daar kwam
niet veel van in huis.

Sinds de NAVO op 25 oktober 2011 officieel het
einde afkondigde van operatie ‘Unified Protector’, als een van de
“meest succesvolle operaties in de geschiedenis van de NAVO”,
regeren de gewapende milities over het land. Pogingen van de centrale regering om de
honderden rivaliserende milities – een product van de opstand tegen
Khadaffi – te integreren in nationale veiligheidsstructuren, zijn
mislukt.

Tribale aanhorigheid

De gewapende milities zijn lokale machtsbastions geworden,
veelal op basis van tribale aanhorigheid, die onderlinge coalities
smeden voor politiek of economisch gewin. Vooral de stad Benghazi is het
toneel van voortdurende gevechten, aanslagen en ontvoeringen. Midden
mei brak het geweld er weer in alle hevigheid los.

Een afvallige
generaal, Khalifa Haftar (ook Hifter genoemd), bestormde het parlement in de hoofdstad Tripoli. HIj startte tevens een militaire campagne tegen islamistische
milities in Benghazi waarbij minstens 72 doden vielen. Haftar
beschuldigde het Algemeen Nationaal Congres ervan
vrij spel te geven aan ‘terroristen’ met wie hij korte metten wilde
maken.

Hij viseerde vooral de twee machtigste en best georganiseerde
islamistische milities: de Martelaren Brigade 17 Februari en Ansar
al-Sharia. Deze laatste streeft naar de oprichting van een Khalifaat
en verwerpt elke democratisch grondwettelijk systeem.

Voorbeeld Egypte

Generaal Haftar is niet aan
zijn proefstuk toe. Op 14 februari kondigde hij op tv aan dat hij
parlement en regering ontbonden had. Het bleek meer wens dan
werkelijkheid. Dat neemt niet weg dat hij aan het hoofd staat
van het zogeheten Libische Nationale Leger. Dit machtige verbond van
rebellerende legereenheden en milities heeft de strijd aangebonden met islamistische milities voor de controle over Benghazi
en de hele regio van Cyrenaica, het oostelijke deel van Libië.

Haftar
schuift zichzelf naar voor als redder en vertegenwoordiger van het
seculiere Libië maar lijkt het conflict ook te gebruiken voor
politieke ambities die verder reiken. Er zijn opvallende parallellen
met Egypte. Net als al-Sisi dat aanvankelijk deed, benadrukt Haftar
dat hij niet uit is op een militaire overname van de politieke
instellingen. Hij wil enkel de ‘waardigheid’ en de democratie in Libië herstellen tot aan de verkiezingen van 25 juni. De kans dat hij na 25
juni van het politieke toneel verdwijnt, is evenwel gering.

Autocratisch

Volgens
verschillende berichten kan Haftar rekenen op de steun van meerdere landen in de regio, niet in het minst van Egypte, maar
ook van enkele Golfstaten met uitzondering van Qatar. Qatar wordt er
door Haftar immers van beschuldigd om de hand te hebben in de chaos die in
Libië heerst.

“Er bestaat geen twijfel over dat Qatar de milities
in Libië steunt”, aldus Haftar. Hij liet zopas weten dat alle Qatarese en Turkse burgers “binnen de 48 uur” Libië moeten
verlaten hebben omdat beide landen het ‘terrorisme’ steunen. Aan de
andere kant is er Saoedi-Arabië, dat in Egypte al-Sisi politiek en
financieel steunt en bijgevolg de ambities van Haftar steunt.

Saoedi-Arabië vreest de invloed van de Moslimbroeders en verwante
politieke strekkingen en ziet hen als een bedreiging voor hun autocratische monarchie. In werkelijkheid is het Saoedische beleid
vooral door opportunisme ingegeven en is er niet altijd kop of staart in te ontdekken. Saoedi-Arabië is bijvoorbeeld erg bedrijvig in het
steunen van radicale salafisten in Syrië, in dit geval omdat ze
nuttig zijn in de strijd tegen de Iraanse aartsvijand over de invloed
in de regio.

CIA

Van bij de aanvang
van de oorlog in Libië maakten de VS en de
NAVO-bondgenoten gebruik van de diverse gewapende milities om het
regime van Khadaffi op de knieën te krijgen. Het Libische Nationale
Leger van Haftar kent een lange voorgeschiedenis van banden met de
CIA.

Haftar is één van de coupplegers die in 1969 onder leiding van
Muammar Khadaffi een einde maakten aan het bewind van Koning Idris. Aan het eind van de jaren 1980 viel hij in ongenade, toen hij zich in Tsjaad
bevond voor een militaire operatie. Onder de VS-regering van
president Ronald Reagan zou hij gerekruteerd worden voor de
Amerikaanse plannen om Khadaffi ten val te brengen. Hij kreeg
jarenlang onderdak in de Amerikaanse staat Virginia.

Tijdens de
opstand tegen Khadaffi in 2011 keerde Haftar terug naar Libië en nam de leiding over van de gewapende rebellen. Hoewel er niet veel
betrouwbare informatie te vinden is over de banden tussen Haftar en
de CIA, is het onwaarschijnlijk dat die zouden zijn doorgeknipt.

Soevereiniteit

De aanval op de
Amerikaanse diplomatieke post van 11 september 2012, waarbij
ambassadeur Christopher Stevens en drie andere Amerikanen om het
leven kwamen, bracht aan het licht dat er ook een CIA-complex in het domein van de ambassade was. Twee van de doden waren trouwens CIA-operatoren.

Stevens bleek tijdens de oorlog tegen Khadaffi als verbindingsman te
fungeren met de oppositie, die zo kon rekenen op de hulp van
Amerikaanse militaire instructeurs. De diplomatieke missie in
Benghazi bleef ook na de val van Khadaffi dienstdoen als CIA-basis
om het nog aanwezige chemische wapenarsenaal te beveiligen en de
Libische inlichtingendienst te helpen uitbouwen. Onderzoeksjournalist Seymour Hersh documenteerde in weekblad The New Yorker van
17 april 2014 grondig dat de ambassade als centrum voor de bewapening van de Syrische oppositie had gediend.

Er heerst veel
onduidelijkheid over die aanval op de ambassade. Washington wees met
een beschuldigende vinger in de richting van de radicale Ansar
al-Sharia-militie en diens leider Ahmed Abu Khattala. Die ontkende evenwel
iets met de aanval te maken te hebben.

Midden juni 2014 ontvoerden Amerikaanse Special Forces Khattala en brachten hem naar
een ‘beveiligde’ plaats buiten Libië. Dat kon rekenen op stevig
protest van de Libische regering die de VS ervan beschuldigde de
soevereiniteit van het land te hebben geschonden.

Opvallender is dat deze operatie verliep op het moment dat het Libische
Nationale Leger met een hevig offensief bezig was in Benghazi. Dat
doet meteen de vraag rijzen in welke mate Haftar samenwerkt met de VS
en of de campagne tegen de islamisten de steun of medewerking van de
VS krijgt, hoewel Washington daar officieel tegen protesteert.

Chaos

Het land zit nu al
meer dan drie jaar in een politieke en militaire chaos. In mei 2014
leidde dat er zelfs toe dat plots twee regeringen de leiding van het
land claimden. Een uitspraak van het Hooggerechtshof begin juni
maakte een einde aan het dispuut, maar niet aan de illusies dat Libië
na 25 juni aan de politieke chaos zal ontsnappen.

Milities bezetten
of controleren diverse steden en strategische plaatsen, zoals
olie-installaties. Regeringspogingen om ze te integreren in een
nationaal veiligheidsapparaat zijn compleet mislukt. Het geweld en de
onveiligheid noopte diverse landen om de diplomatieke posten te sluiten. Buurland Algerije sloot zelfs de grenzen.

Eind mei 2014 raakte bekend dat de
VS 180 mariniers klaar hebben staan om de ambassade in Tripoli te
beveiligen indien nodig, terwijl nog eens duizend mariniers voor de kust
kunnen ingrijpen, ingeval het tot een evacuatie van het
ambassadepersoneel moet komen. Dat alles wijst erop dat de situatie
in Libië uiterst instabiel is en niet veel nodig heeft om in een
grootschalige burgeroorlog uit te monden.

Een uitgebreidere
versie van dit artikel verschijnt in het zomernummer van het
Tijdschrijft
Vrede

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!