In 1989 was de Noord-Atlantische as VS-Europa samen met Japan goed voor 70 procent van het bruto mondiaal product. Zij bepaalden de wereldeconomie”, zegt Felipe González, eerste minister van Spanje van 1982 tot 1996. Vandaag “komt 75 procent van de wereldwijde economische groei van vijftien opkomende landen.”

“Europa verliest aan relevantie, net zoals Japan en de Verenigde Staten”, zegt hij. “Om maar één voorbeeld te geven: 550 miljard dollar Europese schuld en 1,3 biljoen dollar Amerikaanse schuld zijn in Chinese handen. Dit is het tijdperk van Azië en van Latijns-Amerika, een regio die bijzonder aantrekkelijk is geworden.”

Optimistisch over Latijns-Amerika

González was de voorbije dagen samen met Lagos en Cardoso in Venezuela te gast voor een conferentie over “economie met een menselijk gelaat”, georganiseerd door privébank Banesto.

De drie zijn optimistisch over Latijns-Amerika. “De regio heeft een ontwikkelingspeil bereikt dat we niet gewend zijn en waarmee de armoede verslagen kan worden”, zegt Ricardo Lagos, president van Chili van 2000 tot 2006. “Het inkomen per inwoner is aanzienlijk gestegen, nu moeten we dat inkomen beter verdelen. Als we willen verdelen, moeten we groeien, en als we willen blijven groeien, moeten we verdelen.”

Brazilië, dat ondertussen tot een van de grootste economieën ter wereld is uitgegroeid, “moet nederig blijven”, zegt Fernando Henrique Cardoso, president van Brazilië van 1995 tot 2003. “We zullen invloed hebben maar nooit onze wil opdringen. Je wil opleggen werkt niet, noch naar binnen noch naar buiten.”