Kunst als arbeid. Interview met Stijn Van Dorpe
Interview, Economie, Samenleving, Cultuur, België -

Kunst als arbeid. Interview met Stijn Van Dorpe

In de inkomhal van het Brusselse ACOD-gebouw stond een tijdje terug een kunstwerk tentoon: ‘Het contract’ van beeldend kunstenaar Stijn Van Dorpe. Hij maakte een reflectie over de economische kant van zijn praktijk, meer bepaald over de arbeidsrelatie tussen de kunstenaar, ambachtslui, en de galeriehouder. Die expo was een gelegenheid voor gesprek over het maken van kunst in tijden van vermarkting.

woensdag 24 januari 2018 11:00
Spread the love




Op een tafel ligt een houten displaykistje met daarin een papieren contract en een uitgeschreven scenario. Er staat ook een televisiemonitor die toont hoe een kunstenaar, galeriehouders en ambachtslui (in opleiding) een dialoog voorlezen.

Het gaat om Galerie Transit (Mechelen) en enkele leerlingen van het zevende jaar houtbewerking uit een beroepsschool te Gent. Ze zitten rond een brede sokkel, daarop houten objecten in verschillende kleuren (verschillende displaykistjes) die de studenten maakten. De performance vond plaats in hun school tijdens de jaarlijkse opendeurdag.




De dialoog gaat over hun onderlinge zakelijke verhouding. Hoe leg je die vast in een contract? De kunstenaar bedacht dan wel het kunstwerk, het zijn de studenten die de objecten maakten en de galerij die verantwoordelijk is voor een succesvolle verkoop.

De dialoog inspireerde de werkelijke onderhandelingen die ondertussen tot stand kwamen. Willen de ambachtslui een deelname in de winst bij eventuele verkoop met alle risico van dien? Of kiezen ze meteen voor een vergoeding voor de gepresteerde werkuren? Is de galerijhouder, die normaal 50 procent neemt na aftrek van kosten, nu bereid de opbrengst door drie te delen aangezien er toch drie partijen in het spel zijn? En hoe vertaal je de arbeidsverdeling naar een verloning?




Robrecht Vanderbeeken: De lopende onderhandeling over het verkoopcontract maakt de onderlinge posities zichtbaar, in het bijzonder de precaire situatie van de kunstenaar zelf die voor de creatie van een kunstwerk heel wat financiële risico’s moet nemen. Hoe ben je op het idee van dit werk gekomen?

Stijn Van Dorpe: Ik had al enkele artistieke samenwerkingen met studenten achter de boeg en vroeg mij gaandeweg steeds meer af wat deze samenwerkingen concreet voor hen betekenden.

Daarnaast was er een uitnodiging voor een expo in een galerie en vroeg ik me af wat zo’n samenwerking betekent voor zowel de kunstenaar als de galerij. Het idee van een overleg over het verkoopcontract (iets dat alle partijen aanbelangde) bracht die twee werelden samen.

Het economische aspect (de waarde die we aan een kunstwerk geven en hoe die te verdelen over de betrokken partijen) kwam op de tweede plaats. Het was een aanleiding om het over de onderlinge verhoudingen te hebben en de vooronderstellingen die daarmee gepaard gaan.

RV: Wat wou je daarmee bereiken?

SVD: Er was geen doel, wel een vertrekpunt. Ik wou de verschillende sociale posities zichtbaar maken en de betrokkenen daarover doen nadenken.

Het is voor mij als pedagoog – ik geef ook les in het deeltijds kunstonderwijs – ook fijn om met hen een tekst te lezen waarin ze zelf een personage zijn en waarin ze met zaken in aanraking komen, zoals de inzichten van Marx, die wel relevant zijn voor hun toekomstig beroep maar die ze binnen hun opleiding niet meteen zullen ontdekken.

Maar op het einde weet je nooit wat overblijft: kunst blijft een ding waarvan je de werking moeilijk kan inschatten. Wat blijft er hangen? Wel verbeeld ik me soms hoe jongeren later eventueel zullen terugdenken aan de samenwerking.

Deze ervaringen zijn hoogstwaarschijnlijk volkomen vreemd aan de wereld waarin ze dan terecht gekomen zijn en daarom functioneren ze misschien wel als een dissonant ding dat soms opduikt in hun herinnering. 

RV: Wat betekende het voor hen om met ideeën in aanraking te komen zoals ‘de makers bouwen de wereld’, of het idee dat wij vandaag vervreemd zijn aan het maakproces dat aan spullen voorafgaat?

SVD: Die jongeren zijn doorgaans behoorlijk onzeker. We hebben meermaals rond de tekst samengezeten. Sommigen zag ik nadenken, anderen leken de tekst eerder als een deel van het kunstwerk te klasseren, dus niet echt als iets dat over hen ging. Maar de gesprekken over de prijsbepaling maakten het wel concreet omdat ze dan een positie moesten innemen. Ze waren immers betrokken partij.




Een prijs op een werk plakken is natuurlijk een imaginaire bezigheid. Daarbij kom je te weten hoe zij zo’n kunstwerk bekijken. De meningen waren verdeeld. Dat ging van een student die er zeker van was dat een koper alle objecten samen zou kopen, tot een student die gewoon meteen geld wou voor bewezen diensten omdat hij ervan overtuigd was dat niemand ooit zoiets zou kopen. Het was dankzij de galerijhouders dat ze inzicht kregen in de redeneringen die er achter zo’n prijsbepaling zitten.

RV: Het tot stand komen van een contract was zowel aanleiding als onderwerp. Is dat ook gelukt? Is die participatieve insteek typerend voor jouw artistieke aanpak?

SVD: We kwamen tot een compromis: sommigen wilden gewoon loon voor gepresteerde uren, anderen kozen voor een winstdeelname in verkoop. Het was ook deze laatste groep die kwam opdagen op de opening van de tentoonstelling in Mechelen. Ze waren nieuwsgierig en ook wel trots, het leidde opnieuw tot boeiende gesprekken met bezoekers. Wat mij betreft: belangrijker dan het feit of er al dan niet een contract tot stand kwam, is de sociale dynamiek die opduikt.

RV: Kunst is geen koopwaar, maar dit werk durft die kant wel te belichten. Het is ook te koop. Is dat ongemakkelijk?

SVD: Ik wil net het kunstwerk vanuit een perspectief benaderen dat doorgaans wat onhandig weggemoffeld geraakt, of waar kunstenaars het liever niet over hebben. Zo verdring je een mechanisme dat mee de waarde van een werk bepaalt.

Door op het contract te focussen, komt arbeid centraal te staan en daardoor kunnen andere factoren die het werk vormgeven (zoals de sociale interactie die ermee gepaard gaat in de creatie of het verhandelen) veel eerlijker op de voorgrond komen en mee deel gaan uitmaken van het werk.

Het klopt natuurlijk dat sommige prijzen op de kunstmarkt knettergekke toestanden met zich meebrengen. Maar als we het dan eens niet hebben over de commerciële perversiteiten van een kunstmarkt binnen het kapitalisme, stuit je toch op een boeiende wederkerigheid die heel wat zegt over de aard van scheppende arbeid.

RV: Als beeldend kunstenaar is de kunstmarkt een dominant gegeven. Hoe kijk je aan tegen de werkwijze van galeriehouders?

SVD: Mijn manier van werken ligt heel moeilijk in die kunstmarkt, ik maak er dan ook nauwelijks deel van uit. Het interesseert me eerlijk gezegd ook weinig omdat er gewoonweg een inhoudelijke breuk is tussen de ideeën en idealen die ik in mijn werk meedraag en de logica van de markt.

De enigste commerciële galerie waarmee ik samenwerkte, is Transit. Daarnaast ontvang ik subsidies en maak ik regelmatig werk op commissie (waardoor ik een loon krijg om een werk te maken).

Veel hedendaagse kunst speelt zich trouwens af buiten de markt. De grote galerijen spelen nog een ontzettend belangrijke rol, vooral in musea. Maar waar het in de kunstwereld echt interessant is, moet dat toch zeer sterk gerelativeerd worden.

Op Documenta in Kassel bijvoorbeeld, die 5-jarige wereldtentoonstelling voor beeldende kunst, zal je heel veel kunstenaars vinden die nauwelijks beroep doen op de markt. Maar het spreekt vanzelf dat de situatie van velen ook heel precair is. Zelf geef ik trouwens ook les in een academie om in mijn levensonderhoud te voorzien.

RV: Luc Tuymans is intussen aangekomen op het lijstje rijke Belgen, ergens op de 500ste plaats met een vermogen van enkele tientallen miljoenen. Hoe is dat voor jou om in zo’n context te werken?

SVD: De context waarin Tuymans werkt, is me eigenlijk vreemd. Die kapitalistische mallemolen is vernietigend voor waar het scheppende werk om gaat: voor Tuymans stopt het werk als dat het atelier verlaat.

Vanaf dan wordt het werk een product van speculatie, dan speelt het een heel andere rol. Dat is Tuymans’ keuze en natuurlijk zijn goed recht. Wat belangrijk is, is dat diversiteit mogelijk blijft en er dus ook ruimte is om het anders te doen.

RV: Maar ik heb de indruk dat jij aan het kunstenaarschap zelf ook een andere invulling geeft. Het cliché in de Westerse kunst van de voorbije decennia is dat de kunstenaar ‘vrij’ moet zijn om haar of zijn een eigen subjectieve kijk op de wereld te ontwikkelen via een eigen wereld. Dat zou de échte bijdrage van de kunst aan onze maatschappij zijn: een kunstenaar die als een genie aan ons, de gewone mensen, een eigen beeldtaal openbaart. Jij lijkt veeleer op zoek naar een ontrafelen van het sociale samenspel tussen mensen.

SVD: Ja, dat klopt. Maar het is niet zozeer zo dat ik bijvoorbeeld een spiegel wil voorhouden. Mijn interesse gaat naar wat onderweg ontstaat en hoe dat een andere aandacht voor zaken mogelijk maakt. Op die manier worden ook alternatieve ruimtes, of werelden zoals jij het noemt, geschapen.

RV: Je werk was in een vakbondsgebouw te zien. Wat betekent zo’n context voor jou?

SVD: Het getoonde werk sluit mooi aan bij de werking en doelstelling van een vakbond – jezelf bewust worden van jouw positie als werkende mens en de strijd voor sociale rechten – daardoor lijkt het me zinvol om dit hier te tonen.

Vooral de aandacht voor de rol van de jonge ambachtslieden in opleiding: ze leren nog wel een stiel, maar kritisch denken over die stiel? Door met de blik op de toekomst (een echte werksituatie met een opdracht) geconfronteerd te worden, via een eigen rol, maak je een en ander zichtbaar voor anderen en daarmee ook voor jezelf.

RV: Het publiek dat hier passeert in zo’n vakbondsgebouw is geen kunstpubliek. Is het een manier om de onbevangen kijker aan te spreken?

SVD: Wat is een onbevangen kijker? Soms erkennen passanten de opstelling in de inkomhal inderdaad niet eens als kunst. Soms is het verrassend hoe het mensen terloops hun aandacht vangt en ze een ingang vinden.

Meer info: www.stijnvandorpe.be

Robrecht Vanderbeeken is filosoof, auteur van Buy Buy Art. De vermarkting van kunst en cultuur (EPO, 2015) en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur

take down
the paywall
steun ons nu!