Opinie -

Kritische GGO-wetenschappers onder vuur

Ook vooraanstaande wetenschappers plaatsen vraagtekens bij het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen. Alleen krijgen die weinig weerklank. Ze worden aangevallen en hebben moeite om hun academische post te behouden. Twee van die wetenschappers kan u donderdag ontmoeten in het Kaaitheater.

woensdag 26 maart 2014 09:58
Spread the love

Wie het debat over genetisch gemanipuleerde
organismen (GGO’s) in de media en in de publieke tribune een beetje
volgt, krijgt al gauw de indruk dat de voorstanders van
GGO-toepassingen in de landbouw vooral uit wetenschappelijke hoek
komen. Terwijl diegenen die zich daar vragen bij stellen, of er zich
tegen verzetten, grotendeels in niet-wetenschappelijke milieus te
situeren zijn. 

Dit creëert dan weer de indruk dat deze
laatsten in feite niet goed geïnformeerd zijn en in de eerste plaats
reageren vanuit hun buikgevoel. De kwestie is evenwel heel wat
genuanceerder: vaak ligt wetenschappelijke kennis over de
biologische, ecologische, toxicologische en sociaal-economische
gevolgen van GGOs, aan de basis van de tegenstand. Ook binnen de
wetenschappelijke wereld zelf heerst controverse.

Vanwaar komt dan toch die hardnekkige
perceptie? Waarom bestaat er niet meer wetenschappelijke discussie
over, en onderzoek naar de langetermijngevolgen van de introductie
van GGO’s in de landbouw? En waarom wordt het onderzoek dat terzake
gebeurt niet méér onder de aandacht gebracht?

Methodologische discussies over
wetenschappelijke studies zijn belangrijk. Woord en wederwoord liggen
aan de basis van wetenschappelijke kennisopbouw. In de
wetenschappelijke wereld worden kwaliteit en geloofwaardigheid van
kennis opgebouwd op basis van (weliswaar niet-alleenzaligmakende)
peer review. 

Studies worden zowel voor als na publicatie aan het kritisch oog
van collega’s onderworpen. Zo beslissen ze of een onderzoek aan de
wetenschappelijke standaarden voldoet alvorens het gepubliceerd
wordt. Na publicatie bouwen ze dan op elkaars werk voort om de
verworven kennis verder te verdiepen. Ze zullen nieuw onderzoek doen,
om eerdere resultaten te bevestigen, verfijnen of eventueel te
weerleggen. In het geval van GGO’s wordt er vaak van
deze standaardwerkwijze afgeweken. Twee voorbeelden die de
internationale media haalden zijn de studies van Ignacio Chapela van
Berkeley University en Gilles-Eric Séralini van de universiteit van
Caen. Hun onderzoek werd in het afgelopen decennium na peer review in
toptijdschriften gepubliceerd, maar zowel Chapela als Séralini
werden na publicatie ervan op spectaculaire wijze publiekelijk
aangevallen. 

Dit staat in schril contrast met de houding van de
wetenschappelijke wereld dertig jaar daarvoor, toen naar aanleiding
van de introductie van gentechnologie door vooraanstaande
wetenschappers werd gemaand tot voorzichtigheid en gewezen op de
nood aan verder risico-onderzoek.

Een van de redenen voor deze gewijzigde reactie
is het feit dat gentechnologie ondertussen big business is geworden,
en dat de industrie die van GGO’s de core business heeft gemaakt,
steeds meer verstrengeld raakt met het wetenschappelijk onderzoek
ter zake.

Wat googlen op namen van wetenchappers als Ignacio Chapela, Jack
Heineman, Ignacio Pustzai, Christian Vélot, Angelica Hilbeck,
Gilles-Eric Séralini laat snel zien dat het stuk voor stuk gaat om
wetenschappers die moeite hebben om hun onderzoeksposten te behouden
of om hun werk te publiceren.

Ze hebben gemeenschappelijk dat ze in
hun werk ongemakkelijke waarheden over GGO’s in de landbouw aan het
licht brachten. Verschillenden onder hen brachten een tijd door in
Tromsø, een Noors stadje dicht tegen de Noordpool. Daar bevindt zich
één van de weinige instituten, het GENOK
instituut
, dat onderzoek doet naar de gevolgen van GGO’s op de
gezondheid, het leefmilieu en de maatschappij. 

Het doet wat denken aan een klooster of opvangkamp voor uitgewezen
onderzoekers. Ze vormen hiermee het levende bewijs van wat gebeurt
wanneer universiteiten te afhankelijk worden van kortetermijn-competitiviteitslogica.

De gevolgen van het discrediteren en
marginaliseren van kritische onderzoekers zijn niet min. Door de
toenemende impact van de economische logica bij onderzoek, wordt de
onafhankelijkheid en de geloofwaardigheid van universiteiten
aangetast. Dit soort praktijken heeft ook een chilling effect. De
redacteuren van (wetenschappelijke) tijdschriften zullen wel tweemaal
nadenken vooraleer ze over GGO’s kritische onderzoeksresultaten publiceren.

Ook in Vlaanderen onstond onlangs
controverse
na het achterhouden van een studie die relevant bleek voor het GGO-debat. En
dat terwijl de nood aan onderzoek naar het nut en de gevolgen op
lange termijn van de introductie van GGO’s in de landbouw alleen maar
groter wordt. Welke departementen en onderzoekers vinden daar vandaag
nog geld en moed voor? 

Op uitnodiging van het interdisciplinair
onderzoeksinstituut CLEA
(VUB) en het Kaaitheater
zijn Ignacio Chapela en Gilles-Eric Séralini deze week in het land.
Hun verhaal helpt om het gebrek aan wetenschappelijke discussie over
de gevolgen van GGO’s beter te begrijpen. 

In een notendop samengevat, bracht Ignacio
Chapela aan het licht dat traditionele maïs in Mexico besmet was
geraakt door GGO’s. De NAFTA-vrijhandelsakkoorden hadden het
mogelijk gemaakt om tonnen goedkope GGO-maïs in het land te dumpen
als veevoeder.

Chapela publiceerde hierover in het
prestigieuze tijdschrift Nature.
Hij was bij de eersten die aantoonden dat de keuze voor GGO’s in de
landbouw betekent dat we aanvaarden dat andere gewassen besmet worden
(zie hierover ook de recente Panorama-uitzending).

De onderzoekers waarschuwden voor de homogenisering van honderden
traditionele maïsvariëteiten, de gerelateerde bedreiging van de
biodiversiteit en het vergroten van de controle van enkele
multinationale bedrijven op de Mexicaanse zadenmarkt.

In diezelfde periode was Ignacio Chapela ook
klokkenluider over een akkoord tussen Novartis en Berkeley
University. Het akkoord zou zorgen voor een uitverkoop van het
departement microbiologie aan een privaat bedrijf. Dit werd hem ook
door zijn universitaire werkgevers niet in dank afgenomen. Enkel door
internationale campagnes en na het opstarten van een rechtzaak tegen
zijn werkgever zou Chapela er uiteindelijk in slagen om in 2005
als professor vast benoemd te worden. 

Op basis van een wetenschappelijke studie
waarbij ratten gedurende twee jaar op een dieet gezet worden van het
herbicide round-up en de transgene round-up-ready GGO-maïs (die
resistent is tegen het herbicide), toonde Gilles-Eric Séralini aan
dat de huidige Europese evaluatieprocedures om GGO’s op de Europese
markt te krijgen grondig herbekeken moeten worden. 

Séralini vond grote verschillen in
toxiciteitseffecten bij de proef waarbij ratten niet de gebruikelijke
90 dagen gevolgd werden, maar praktisch over hun ganse levensduur. De
studie werd in 2012 gepubliceerd in het tijdschrift Food and Chemical
Toxicology
en kon op massale belangstelling rekenen, maar werd
uiteindelijk na een virulente anticampagne teruggetrokken. 

Er zijn geruchten dat de opname van een
voormalige medewerker van Monsanto
achteraf in de redactieraad van het tijdschrift hier voor iets tussen
zat. Als je de studie en Séralini’s
antwoord aan zijn critici
au sérieux neemt, dan zouden de
methodologische problemen die aan de grondslag liggen van het ganse
Europese beleid voor pesticiden en GGO’s wel eens veel
bekritiseerbaarder kunnen zijn dan de methodes van het onderzoek van
Séralini zelf.

De conferentie
in het
Kaaitheater
biedt een podium aan deze en andere kritische wetenschappers. We
willen op die manier het maatschappelijke debat over dit ongelooflijk
belangrijke thema uit het verdomhoekje van wetenschap versus
anti-wetenschap halen en de nodige complexiteit opnieuw inbrengen.

Barbara Van Dyck (KUL)

Karin Verelst (VUB)

Anneleen Kenis (KUL)

take down
the paywall
steun ons nu!