foto Iris van der Tuin

Kritisch en creatief: de derde feministische golf in Nederland

Een gesprek met Iris van der Tuin over de staat van het feminisme in Nederland, de verschillende feministische generaties en de ogenschijnlijke kloof tussen academisch en activistisch feminisme.

vrijdag 8 maart 2013 16:44
Spread the love

Nederland wordt, samen met de Scandinavische landen, vaak gezien als een Europese trendsetter wat betreft diversiteits- en gelijkheidspolitiek. En dit beeld blijkt ten dele ook te kloppen: zo heeft het feministische gedachtegoed zich goed weten door te zetten in de maatschappelijke, politieke en universitaire structuren van het land.

Daarnaast valt de institutionalisering van het Nederlandse feminisme ook op te maken uit het grote aantal Nederlandse genderstudiesopleidingen. Het Nederlands aanbod aan feministisch gerelateerde opleidingen staat in schril contrast met de Belgische situatie: hoewel Sophia, het Belgisch netwerk voor genderstudies, al enkele jaren pleit voor de invoering van een interuniversitaire master genderstudies, is deze nog steeds geen feit.[1]

Qua institutionalisering van het feminisme hinkt België dus achterop in vergelijking met Nederland, maar ook het Nederlandse feminisme wordt momenteel met zware uitdagingen geconfronteerd. Maar betekent dit dan ook dat het Nederlandse feministische landschap zich in een onomkeerbare crisissituatie bevindt?

Zoekend naar antwoorden, spraken we met Iris van der Tuin, docente Genderstudies en Wetenschapsfilosofie in het Graduate Gender Programme aan de Universiteit Utrecht en coauteur van het boek New Materialism: Interviews & Cartographies (Open Humanities Press, 2012). Zij gaf ons een verhelderende uitleg ver de precaire, maar tegelijkertijd ook productieve staat van het feminisme in Nederland.

Kan je ons iets meer vertellen over de staat van het feministische gedachtegoed in Nederland? Ga je bijvoorbeeld akkoord met de populaire opvatting dat het Nederlandse feminisme zich momenteel in een crisis bevindt?

“Om te beginnen wordt het Nederlandse feminisme vaak als iets bijzonders gezien:  men heeft het steevast over ‘the Dutch case’. Waarmee men wil aangeven dat het feminisme en de homobeweging in Nederland geïnstitutionaliseerd zijn geraakt en zijn gaan afhangen van het belang dat de regering hecht aan vrouwen- en homo-emancipatie.”

“Daarom heeft de financiële crisis zoveel gevolgen voor het Nederlandse feminisme: wij zijn immers afhankelijk geworden van geld dat er nu niet meer is. De besparingspolitiek is ingrijpend en heeft zware consequenties voor sectoren waar het qua feminisme juist heel erg goed ging. De Nederlandse overheid heeft bijvoorbeeld altijd een heel sterk emancipatiebeleid gehad, maar door de crisis zijn er talloze feministische overheidsorganisaties moeten fuseren, waardoor bepaalde onderwerpen ondergesneeuwd zijn geraakt.”

“E-quality, het Nederlandse kenniscentrum voor emancipatie, gender en diversiteit, is hier een goed voorbeeld van. Dat was een feministische organisatie die uitging van het kruispuntdenken en dus steeds de links tussen seksisme en racisme analyseerde. Helaas kregen ze een paar jaar terug van de overheid een beleidsbrief waarin stond dat ze meer op het gezin moesten focussen. Voorts zijn er ook een aantal zaken gesneuveld die de overheid via feministische organisaties financierde, denk maar aan Utrechtse leerstoel Gender en Etniciteit van Gloria Wekker, experte in sociale en culturele antropologie.”

“Moeten we hierdoor dan spreken over een crisissituatie? Ik denk net dat er ook een aantal voorbeelden te noemen zijn waar het juist heel erg goed gaat. Denk bijvoorbeeld aan WOMEN Inc., een Nederlandse vrouwenbeweging die voluit gaat voor het verankeren van het feminisme binnen het bedrijfsleven. Vreemd dat iets dat zo geïnstitutionaliseerd is, het nu toch zo goed doet!”

“Daarnaast denk ik ook dat, net omdat het financieel zo slecht gaat met het geïnstitutionaliseerde feminisme, het grass roots feminisme terug aan het opkomen is. Als ik zie hoe mijn studenten leesgroepjes, projecten en filmavonden organiseren, dan denk ik dat we deze evolutie niet al te somber moeten inzien.”

“Op die zogenaamde ruïnes van de tweede feministische golf worden momenteel erg interessante projecten gebouwd. Denk maar aan het Nederlandse Tijdschrift LOVER dat een tijd terug digitaal moest gaan omdat er niet meer genoeg geld was voor de papieren versie. Wel, ik vind dat ze het nog steeds goed doen. En structuren zoals de feministische e-maillijst FEMINISME[2] waarop allerlei feministische activiteiten aangekondigd worden. Het feminisme heeft het dus wel moeilijk in Nederland, maar tegelijkertijd blijven de activistische structuren echt wel bestaan.”

Er vallen dus ook concrete voordelen van de financiering van het Nederlandse feminisme weg?

“Inderdaad. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat op het moment dat die financiering wegvalt, je als feminist ook terug een feministische agenda kan claimen, zonder dat de overheid er zich mee bemoeit.”

Je had het onder andere over het wegvallen van de leerstoel van Wekker als één van de gevolgen van die beperkte overheidsfinanciering. Heeft dit alles ook niet een politieke inslag? Ondervinden feministische organisaties, projecten en opleidingen bijvoorbeeld enige politieke tegenwerking in Nederland?

Niet meteen. Nederlandse universiteiten zien genderstudies opleidingen nog steeds als een echt Nederlands exportproduct. We worden dus niet tegengewerkt. In mijn eigen faculteit staat mijn vakgroep niet onder druk. Dat heeft zeker ook te maken met het feit dat het Nederlandse academische feminisme altijd in staat is gebleken om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld aan het toenemend belang van Europese financiering van onderzoek en onderwijs: dat is iets dat wij al langer zagen aankomen, waardoor we al in 1996 begonnen zijn met het uitbouwen van het Europese netwerk voor genderstudies,  nu ATGENDER.”

“Daarnaast is er vanuit de Nederlandse genderstudies programma’s steeds veel kritiek geweest op het corporatized university model, of het feit dat de universiteit tot een bedrijf omgevormd wordt, waarin elk studiepunt plots een bepaalde financiële waarde krijgt. Dat model heeft zich in Nederland sterk weten door te zetten, maar het wordt meer en meer bekritiseerd en in die discussie hebben feministen een prominente stem.”

Je verwees al even naar de ruïnes van de tweede feministische golf, maar momenteel maakt vooral de derde golf furore binnen het feministische denken. Als we er de literatuur op naslaan, zien we dat de derde golf vaak gedefinieerd wordt als een onmiddellijke mix van academisch en activistisch feminisme.

Maar daarnaast heeft deze beweging ook haar oorsprong in een meer postfeministische setting. Denk maar aan de Amerikaanse schrijfster Naomi Wolf, die de derde golf mee vormgaf, maar zelf eerder als een postfeministe gezien wordt. Is dit niet problematisch?

“Het klopt dat het postfeminisme – of het idee dat het feminisme voorbijgestreefd is – en de derde feministische golf erg dicht bij elkaar liggen. Toen het postfeminisme in de jaren ’90 opkwam, waren vrouwen zoals Wolf en Katie Roiphe enorm geïrriteerd over hun feministische moeders, en leken ze zich bijgevolg volledig af te keren van het tweede-golf-feminisme.”

“Maar postfeministen zijn vergeten dat je vooral met elkaar moet praten. In het derde-golf-feminisme staat dit juist centraal. Want als vrouwen van verschillende generaties, zoals die van de tweede en de derde golf, met elkaar in dialoog treden, worden ze zich pas echt bewust van het feit dat hun persoonlijke problemen sociale problemen zijn die verschillende vrouwen treffen.”

Wat zijn dan juist de verschillen tussen het postfeminisme en het derde- golf-feminisme?

“Postfeminisme kan terminologisch gezien twee zaken betekenen: het feit dat je je positioneert na het feminisme, en dat je er dus van uitgaat dat de maatschappij niet langer patriarchaal georganiseerd is. Of je kan het postfeminisme ook zien als een feministische positionering. Voor mij staat het postfeminisme voor een beweging die denkt het wiel opnieuw uit te vinden, en waarin er geopperd wordt dat het feminisme van weleer ons niets meer te zeggen heeft.”

“Een postfeministische reflectie op de huidige crisis en jobschaarste zou bijvoorbeeld ingaan op het feit dat we in een volledig andere wereld leven waarin mensen moeten gaan freelancen om te overleven, om vervolgens ook te stellen dat dat OK is. Terwijl het derde-golf-feminisme vanuit vroegere feministische reflecties zou gaan kijken of deze situatie zich al niet eerder heeft voorgedaan en hoe we daar dan het beste mee om zouden kunnen gaan.”

Derde-golf-feministen hechten dus veel belang aan kritische reflectie en intergenerationele dialoog?

“Ja, kritische reflectie in de zin van kijken naar wat we uit vroegere situaties kunnen leren en met welke feministische tools van vroeger we onze huidige situatie kunnen veranderen. Dat houdt het derde-golf-feminisme in voor mij. Het feminisme heeft immers een eigen canon. We hebben teksten, bibliotheken, websites en mailingslijsten. En we hebben tweede-golf-feministen onder ons die we kunnen vragen hoe zij in hun tijd omgingen met specifieke problemen.”

Zie jij tot slot, naast het dichter bijeen brengen van verschillende generaties van feministen, nog andere belangrijke uitdagingen voor het Nederlandse feminisme?

“In Nederland hebben we momenteel te maken met het zogenaamde ‘feminisme’ van Geert Wilders en consorten, die beweren dat de emancipatie van Nederlandse vrouwen en homo’s bedreigd wordt door bepaalde minderheden. Dit gebeurt onder de noemer van het feminisme en dit moeten we zeker afkeuren. Maar tegelijkertijd moeten we ook af van het idee dat het feminisme vroeger niet als inclusief bedoeld zou zijn geweest.”

“Ik geloof zeker dat er tijden waren waarin het feminisme werd geregeld en beheerst door witte vrouwen, maar ik geloof niet dat die witte vrouwen hun onderlinge verschillen op het gebied van bijvoorbeeld sociale klasse of seksualiteit niet benoemden.”

“Dit feminisme uit het verleden was zich misschien nog niet bewust van etniciteit, maar het had wel aandacht voor de hele klassenproblematiek, waaraan je kan merken dat er toch wel zekere denkpatronen aanwezig waren om ook over kleur te beginnen reflecteren. Ik wil aan dit verhaal een positieve draai geven, omdat ik denk dat we iets positiefs nodig hebben om ons te kunnen wapenen tegen het zogenaamde ‘feminisme’ van Wilders.”

“Dat is al één uitdaging. Daarnaast moeten we ingaan tegen het hele good versus bad feminism-idee: het feministische gedachtegoed van nu is meer een zigzaggend patroon, wat betekent dat er meerdere en verschillende feministische stemmen zijn. Dat dat nu zo is, betekent niet dat we terugkijkend moeten doen alsof het feminisme van vroeger homogeen en volledig uitsluitend was. Hiermee doen we het vroegere feminisme geen recht, en het enige wat we dan wel doen is pretenderen dat we zelf als winnaar uit de bus komen. Terwijl het derde-golf-feminisme ons net leert dat samenwerken over generationele grenzen heen net veel productiever is.”

“De hoofduitdaging bestaat er in om alle verschillende feminismen te kunnen omarmen zonder uit het oog te verliezen dat het feminisme vandaag ook door bepaalde politici wordt gebruikt en misbruikt. De erkenning van diversiteit binnen het feminisme is trouwens erg belangrijk: zowel slutwalks, waarbij vrouwen op hun hoge hakken de straat terug opeisen, als ladyfests, of undergroundmuziekfestivals die georganiseerd worden door en voor vrouwen, dienen een bepaald feministisch doel.”

“Hetzelfde geldt voor het gelijkheids- en het diversiteitsfeminisme. Als ik lesgeef over het gelijkheidsfeminisme, vertellen studenten me vaak dat ze met dit soort van feminisme niets te maken willen hebben, omdat de statistische oefening van het optellen van het aantal vrouwen aan universiteiten ons niet ver zou brengen. Maar deze strategie is erg belangrijk en moeten we ook omarmen. Ook al volgt daarna nog de vraag naar de wijze van representatie van de aanwezig gestelde vrouwen.”

“Feminisme gaat vaak ook over het kiezen van de juiste strategie op het juiste moment. Die strategische beslissingen durven nemen, dat is een laatste uitdaging. En tot slot moeten we ervoor zorgen dat we het feminisme kunnen blijven definiëren als een veelheid aan posities, zonder daarbij te vergeten een onderscheid te maken tussen een eerlijk, gesitueerd feminisme dat gaat over de problemen van en uitdagingen voor vrouwen en anderen in problematische situaties, en een geapproprieerd feminisme dat louter de zelfverheerlijking van witte heteromannen betreft.”

We moeten dus waakzaam blijven voor eventueel misbruik van het feministische denken en te allen tijde kritisch denken?

“Inderdaad. We moeten altijd tegelijkertijd kritisch en creatief zijn als feminist en nooit dogmatisch worden. Feminisme is kritiek plus creativiteit, zoals de Utrechtse feministische filosofe Rosi Braidotti het altijd verwoordt.[3]

Voetnoten

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!