De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Boudewijn met zijn vader, stiefmoeder en familie te Genève in 1945.

Koning Boudewijns beeltenis besmeurd. Kan hij een geniepige moordenaar zijn geweest?

maandag 15 juni 2020 20:41
Spread the love

Opiniestuk bijgewerkt op 16 juni om 0 u 40.

Degelijk en terecht heft de historicus en onderzoeksjournalist Ludo De Witte vandaag 15 juni 2020, nog geen drie weken na de dood van George Floyd, in een opinieartikel in De Standaard een beschuldigende vinger naar onze natie, grootindustrie, naar de mentaliteit bij onze (groot)ouders in de kwestie van de kolonisatie van Congo, naar de monarchie ook. De titel luidt “Congo, van Leopold II tot Boudewijn”. Met op het eind van het artikel een rits slimme voorstellen om het aangebrachte leed te milderen, en het denken, de mentaliteit te verbeteren, evenals het nog bestaande onrecht naar Congolese Belgen trachten uit te faseren.

Naar mijn persoonlijke en goed geïnformeerde inzichten, gaat De Witte wel net wat te hard te keer, trekt hij al te boos van leer, tegen Koning Boudewijn. Boudewijn was naar alle waarschijnlijkheid echt geen bruut. Geen kandidaat moordenaar, ook niet via het uitdelen van bepaalde bevelen.

De Witte schrijft over de rol van de koning bij de gevanggeneming, marteling en dood van de  kandidaat regeringsleider Patrice Lumumba het volgende:

“De wens van Boudewijn

Dat netwerk trad in 1960 uit de schaduw, toen tegen alle prognoses in de nationalist Patrice Lumumba premier van Congo werd. In mijn boek De moord op Lumumba publiceer ik een brief van Boudewijn aan Tshombe, Mobutu en hun Belgische entourage, allen tegenstanders van Lumumba. In die brief van eind oktober 1960 haalt de koning in ongemeen scherpe bewoordingen Lumumba neer, en prijst hij Tshombe. Tshombe had op dat moment, onderstut door Belgische militairen en fondsen van de Union Minière, Katanga van het centrale gezag afgescheiden. Boudewijns brief is een reactie op een nota die een Belgisch officier uit de entourage van Tshombe aan het Paleis had bezorgd, met daarin de mededeling dat men Lumumba wilde vermoorden. Letterlijk staat er dat men hem wil ‘neutraliseren, indien mogelijk fysiek’. De reactie van Boudewijn is een impliciete maar ondubbelzinnige goedkeuring van het moordplan. In de woorden van de experts van de parlementaire Lumumbacommissie enigszins eufemistisch omschreven als een ‘bezwarende’ reactie van de vorst. Zonder gevolg? De Belgische officieren die op 17 januari 1961 de martelingen en de executie van Patrice Lumumba hebben overzien, waren de wens van Boudewijn allicht niet vergeten.”

 

Ik ga hier een ander verhaal en getuigenis naast zetten.

Vooraf wil ik nog een menselijk communicatiemechanisme onder de aandacht brengen waarvan ik het bestaan leerde kennen tijdens onze opleiding Bedrijfscommunicatie, als onderdeel van een studie Bedrijfsbeheer, en dat mij in deze context zeer relevant lijkt. Het is bekend dat grote figuren, persoonlijkheden die ontzag inboezemen, in functies als CEO van een wereldwijd actief bedrijf of van staatshoofd, vaak maar tijdens een receptie een ideetje moeten laten vallen, in de aard van “We zouden het comfort in vleugel twee eens wat kunnen bijspijkeren”, waarna de onderdirecteur in de vorm van een waar bevel zijn ondergeschikte instructies geeft, zodat al gauw een nieuwe vleugel aan de bestaande architectuur wordt toegevoegd! Zo gaat het in hiërarchische organisaties. Niet alleen bij mannen die tot (geliefde) dictators met idolatrische dimensie zijn uitgegroeid, zoals Josip Broz Tito of Mao Zedong, en in het geval van grote “Captains of Industry” zoals Ford.

Ik heb zelf overigens zeer veel mensen ontmoet in mijn jonge bestaan, en een aantal goede vrienden, waarvan sommige ondertussen helaas overleden zijn, hebben Koning Boudewijn persoonlijk ontmoet of zijn jarenlang lid geweest van zijn entourage en nauwste kring van raadsheren.

Twee anekdotische getuigenissen kan en moet ik in deze kwestie geven, zo gebied mij mijn geweten en mijn zin voor waarheid, eigen aan de historicus in hart en nieren. Een eerste toelichting en suggestie in het debat betreft de opvattingen over goed en kwaad en de christelijke religiositeit van de betrokken monarch.

Het is bekend dat Boudewijn, geboren op 7 september 1930, die als kind veel familiaal gemis had geleden, en veel te vroeg tot de rol van vorst, monarch, door de regering, door de geschiedenis en zijn lot werd opgevorderd, een sterke religieuze inspiratie en sensitiviteit koesterde.

Het is ongetwijfeld vanuit een aanvoelen daarvan dat zowat drie vierde van de bevolking bij zijn dood (op 31 juli 1993) zeer bewogen reageerde en vele duizenden aanschoven om een laatste groet te brengen in hartje Brussel; er gingen in die dagen zelfs gemotiveerde petities rond om de overleden vorst heilig te verklaren binnen de christelijke, katholieke gemeenschap. Ik heb in die dagen in mijn jeugdigheid contact genomen met kardinaal Danneels in die zin; het moet mijn eerste brief aan een vooraanstaande figuur zijn geweest. Kardinaal Godfried Danneels heeft me daarop een standaardbrief met persoonlijke ondertekening als antwoord teruggezonden, met de mededeling dat dit volgens de regels niet kon, zeker niet op korte termijn. Die brief zal in duizenden gezinnen toegekomen zijn, en wellicht soms nog bewaard worden. De mijne bevindt zich in mijn persoonlijke archief, dat is gedeponeerd bij een grote, gespecialiseerde instelling.

 

Mij lijkt het duidelijk dat de vorst een goede inborst had, en naast het heil en de welvaart van ons land, van de bevolking waar hij koning van was (de standaard uitdrukking luidt “Koning der Belgen”) ook het leveren van goede daden uiterst belangrijk vond, en het vermijden van het doen van kwaad.

 

Boudewijn heeft heel vaak zijn rol van trooster van mensen, als nobelste personage van ieder die de landgenoten kon aanmoedigen in hun ergste uren van miserie, goed en nobel gespeeld. Ik herinner mij de (tv)-beelden van de rijzige, zwijgzame en minzame vorst in rubberlaarzen en lange regenjas, in bootjes en wadend door de ondergelopen straten van Ruisbroek in de jaren zeventig, toen zich overstromingen voordeden.

Deze devotie tot het goede en tot een Goede God, ging volgens mijn betrouwbare bron zo ver dat koning Boudewijn nooit een bepaald uitstekend en kostbaar merk van schoenen heeft willen dragen. Omdat het merk de naam van een duivel draagt, zoals die benoemd wordt in literatuur en wellicht in de Bijbel (Mephisto). De goedaardigheid en welmenendheid van de vorst heeft blijkbaar altijd iets naïefs en puurs behouden, tot over de grenzen van het gewone en gebruikelijke, het burgerlijke.

De andere anekdote,  die uiteraard eveneens maar een kleine spie van de betreffende koning en zijn persoonlijkheid zeer helder belicht, gaat over zijn houding tijdens dagen op het Koninklijk Domein van Ciergnon in de Ardennen. Een van de toenmalige jachtwachters werd later een grote vriend en mentor van mijzelf, in mijn rol van wildfotograaf, gepassioneerde wandelaar en explorator in onze Ardennen. Die man, Roger François, zelf van onberispelijk gedrag en voorzien van een buitengewone, diepmenselijke en aanstekelijke, natuurlijke sociale bezieling, getuigde mij dat Boudewijn de genodigde jagers hun passie liet beoefenen, maar zelf aan die soms omstreden wondere sport niet meedeed. “Hij zette integendeel zijn wapen tegen een boom, en genoot van het kijken naar de hemel en het beluisteren van de vogelzang. Het was een zeer delicate, fijne man”.

Vanuit deze “circumstantial evidence” , samengebrachte feiten en bewijsmateriaal, en verder ook vanuit het bewustzijn dat bepaalde ministers in mijn vriendenkring, vertrouwde kennissen van het vorstenhuis, mannen die ik zelf buitengewoon hoogacht als integere persoonlijkheden, Boudewijn veel eerbied en sympathie gaven en geven, leidt ik het volgende af.

Dat het zeer goed mogelijk is dat Koning Boudewijn wel in boosheid kan zijn ontstoken naar Patrice Lumumba, allicht als gevolg van memoranda hem in de handen gestopt die deze kandidaat premier en staatshoofd erg zwart hadden gemaakt. Vergeet in dit verband nooit hoe beperkt de bronnen van informatie en contact met de realiteit van een hooggeplaatste persoon wel kunnen zijn. Barack Obama sprak geregeld spottend de klacht uit dat hij als president heel erg in “een presidentiële bubbel” werd gehouden; hij ontsnapte daar geregeld en dapper uit, deed bijvoorbeeld een totaal onaangekondigde sortie naar een volks restaurantje downtown Washington, wat steevast bron werd van grote onrust bij de mensen die voor zijn veiligheid instonden.

 

Besluit

Ik meen in alle oprechtheid te mogen vermoeden dat Koning Boudewijn nooit willens en wetens een mens tot de dood zou hebben veroordeeld.

Laat staan tot de rauwe sluipmoord die geschied is.
De fijngevoeligheid van de koning, het historische Gewetensbezwaar dat naar boven kwam ter gelegenheid van de kwestie van de nieuwe en vernieuwende wet over de vruchtafdrijving, wijst in eenzelfde richting.

 

Stef Hublou Solfrian

Geschiedkundige, schrijver van opiniestukken, universitair geschoold in de psychologie

 

Link naar het stuk in De Standaard: https://www.standaard.be/cnt/dmf20200614_04990737?fbclid=IwAR3Y9Ga–7H2nncRqoe7db6WXbduYs9uCZodsu9EGf8gIx18SxZkr0xfyjQ

 

De jonge kroonprins Boudewijn bij het lezen

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!