Foto: Alec Perkins, Wikimedia Commons / CC BY 2.0 (More information about the rights of this work, see below article)
Opinie - Nic Cheeseman en Jonathan Fisher, IPS

Koloniale erfenis effende het pad voor Afrikaanse dictators

Autoritaire regimes in Afrika zijn aan de macht gekomen door onze koloniale erfenis op het continent. Dat stellen Britse politicologen Nic Cheeseman en Jonathan Fisher. Postkoloniale leiders konden handig gebruik maken van de repressieve wetgeving en centrale staatsstructuur die wij hen nagelaten hebben.

dinsdag 5 januari 2021 16:26
Spread the love

 

De impact van het koloniale bewind in Afrika ten zuiden van de Sahara blijft een controversieel onderwerp. Bijna elk jaar gooit wel iemand olie op het vuur door te stellen dat het kolonialisme de mensen die erdoor onderdrukt werden ook iets opgeleverd heeft.

Ons nieuwe boek, Authoritarian Africa: Repression, Resistance, and the Power of Ideas, geeft een heel ander beeld. We namen de politieke erfenis van het kolonialisme opnieuw onder de loep en ontdekten dat het een diepe impact heeft gehad op Afrikaanse politieke systemen.

“Grote Mannen” aan de macht

Het koloniale tijdperk heeft de macht van krachtige plaatselijke leiders, de zogenaamde “Grote Mannen”, in de gemeenschap versterkt. Dit heeft het bestaande evenwicht, de checks and balances in die landen, ondermijnd. Het kolonialisme hielp zo repressieve regeringsvormen te institutionaliseren.

Tegelijkertijd leidde het koloniale bewind er ook toe dat postkoloniale leiders een aanzienlijke strijd moesten voeren om aan de macht te komen en te blijven. Dit deden ze door staten te creëren met weinig dienstverlening. Hun territorium bewaakten ze met harde hand.

Machtsmisbruik binnen de perken

Het is geen toeval dat zoveel landen hetzelfde instabiele autoritaire pad afgelegd hebben na de koloniale overheersing. Dit pad is geëffend door de manier waarop Europese kolonisatoren democratische elementen in de Afrikaanse samenlevingen ondermijnd hebben. Het is belangrijk de diepere impact van het koloniale bestuur te begrijpen: niet alleen om een beter beeld van de geschiedenis te krijgen, maar ook om de ontwikkeling van de Afrikaanse politiek nadien te contextualiseren.

Vóór het koloniale bestonden Afrikaanse samenlevingen vaak – maar niet altijd – uit relatief kleine groepen, die veel geringer waren dan de moderne, gecentraliseerde staat. Deze samenlevingen erkenden sterke, centrale autoriteiten in sommige gevallen helemaal niet. Dit beperkte de reikwijdte van machtsmisbruik. Door de lage bevolkingsgraad konden gemeenschappen die uitgebuit werden door de machthebbers makkelijk verhuizen naar een andere regio waar andere regels golden.

De machtsverdeling in Afrika was niet per definitie democratisch: oudere, rijke mannen zwaaiden vaak de scepter. Dit stond evenwel veraf van een gecentraliseerd politiek systeem dat in staat is tot massale repressie.

Machtsconcentratie bij autoritaire leiders

Het koloniale bestuur veranderde de Afrikaanse samenleving en machtsverdeling op twee manieren. Enerzijds markeerde het duidelijk de nationale landsgrenzen duidelijk en gaf het de staten een centrale structuur, veiligheidstroepen en een uitgebreide bureaucratie. Wie na de kolonisatie aan de macht kwam, kon dus macht uitoefenen over een meer omvangrijk gebied met diverse gemeenschappen.

Anderzijds hadden koloniale regeringen doorgaans te weinig ambtenaren om hun gebieden effectief te besturen. Om de politieke stabiliteit te bewaren, werkten ze samen met bestaande leiders en machtsstructuren. In veel gevallen betekende dit dat ze gewillige collaborateurs konden betalen en bewapenen. Die lokale leiders kregen zo meer controle over de bevolking: de kolonisator verwachtte dat zij het volk zouden besturen en opstanden zouden voorkomen. Het is een efficiënt systeem, waarbij slechts enkele leiders voor steun bij een groot aantal mensen zorgen.

Koloniale ambtenaren gingen er verkeerdelijk vanuit dat Afrikanen in tribale koninkrijken leefden. Een gevolg daarvan was dat de macht zich concentreerde in handen van een relatief klein aantal “Grote Mannen”, van een beperkt aantal etnische identiteiten. Sommige Afrikaanse gemeenschappen boden weerstand tegen de autoriteitsstructuren die hen opgelegd werden. Elders dansten politieke ondernemers naar de pijpen van de koloniale regimes, in een poging om zelf macht te vergaren. In beide gevallen heeft het koloniale tijdperk zijn “subjecten” juist machtelozer gemaakt. In veel Afrikaanse landen legde dit de basis voor een machtsstrijd tussen leiders uit verschillende gemeenschappen.

Democratische gifbeker

Op het moment dat Europese mogendheden de landen hun onafhankelijkheid gaven, overhandigden ze tegelijk een gifbeker aan democratische instituten. De democratie heeft namelijk amper kunnen wortelen en tot bloei komen onder koloniaal bewind.

Veel koloniale leiders hielden verkiezingen tegen tot vlak voor de onafhankelijkheid. In plaats van een soepele overdracht te verzekeren, probeerden ze Afrikanen systematisch hun politieke en economische rechten te onthouden. Daarmee moedigden ze indirect de opkomst van populistische nationalistische partijen aan.

Deze nieuwe vormen van leiderschap brachten meestal zeer repressieve wetgeving met zich mee. Regeringen konden de media censureren, openbare bijeenkomsten verbieden en politieke leiders vastzetten op basis van flinterdunne beschuldigingen. Dat doet denken aan de manier waarom koloniale regimes reageerden met intimidatie en geweld op het moment dat zij onder druk kwamen te staan. Dergelijke repressie kwam voor in landen die extreem gecentraliseerd waren onder een machtige koloniale gouverneur.

Koloniale wetgeving als vrijgeleide voor censuur

In een aantal landen, zoals Kenia en Nigeria, probeerden koloniale regeringen zelfs de verkiezingen te manipuleren. Zo wilden ze er zeker van zijn dat hun bondgenoten zouden zegevieren. De eerste oneerlijke verkiezingen op het continent werden georganiseerd door Groot-Brittannië en Frankrijk.

Als koloniale regeringen de aankomende elite iets geleerd hadden, dan was dat hoe ze hun macht konden behouden en protest konden afwenden. Veel Afrikaanse regeringen beperkten de basisvrijheden van hun burgers door wetgeving in te roepen die recht uit het koloniale tijdperk stamt.

In Zambia zijn enkele jaren geleden vijf radiojournalisten gearresteerd omdat ze een regeringspoliticus “nutteloos” genoemd zouden hebben. De strafwet die dat mogelijk maakte, is gestemd onder het Britse koloniale bestuur.

Opkomst van fragiel autoritarisme

Door deze complexe koloniale erfenis kwamen regeringen aan de macht die steunden op een fragiele vorm van autoritarisme. De autoritaire structuren uit het kolonialisme leidden ertoe dat democratische constituties snel ondermijnd werden na de onafhankelijkheid. Tegelijk maakte de sociale en politieke impact van het koloniale bestuur het moeilijker voor regeringen om controle uit te oefenen. Deze spanning leidde tot de opkomst van politieke systemen die bezwaarlijk een duurzaam alternatief voor democratisch bestuur genoemd konden worden.

De uitdagingen waar postkoloniale leiders mee kampten, waren vooral moeilijk omdat ze van verschillende kanten kwamen. Zo had je de dreiging van rivaliserende sterke mannen. Het hielp niet dat deze leiders landen hadden geërfd zonder effectieve infrastructuur en publieke diensten. Ze erfden ook economieën die niet ontworpen waren om werkgelegenheid te creëren, maar om waarde juist te extraheren. De meeste Afrikaanse regeringen hadden niet de financiële middelen om dit systeem recht te trekken.

Aan de macht dankzij evenwichtsoefening

Door de economische crisis in de vroege jaren zeventig verergerde dit plaatje. Dat maakte het eenvoudiger voor totalitaire regimes, die repressie en controle over informatie gebruikte om de bevolking te beheersen, om de macht te grijpen.

Postkoloniale staten herhalen daarmee een belangrijk kenmerk van het koloniale bewind: in afwezigheid van een sterke staat hangt politieke stabiliteit af van een combinatie van dwang en gerichte samenwerking. Leiders die deze evenwichtsoefening begrepen, konden tientallen jaren aan de macht blijven. Wie dit niet deed, kon na een paar weken van het toneel verdwenen zijn.

Weinig reden om trots te zijn

Fragiel autoritarisme is natuurlijk niet het enige wat speelt in Afrika. De manier waarop de koloniale erfenis zijn stempel drukte, was niet overal gelijk. De invloed werd bepaald door verschillen in het koloniale bestuur en de verschillende strategieën die Belgen, Britten, Fransen en Portugezen gebruikten. De beslissingen van Afrikaanse leiders en de manier waarop de nationalistische beweging heeft gestreden voor onafhankelijkheid spelen ook mee. In Botswana en Mauritius werd bijvoorbeeld een meerpartijendemocratie opgebouwd en in stand gehouden na de onafhankelijkheid.

De uitzonderingen bevestigen vaak de regel. Over het algemeen heeft het kolonialisme de autoritaire elementen in Afrikaanse samenlevingen versterkt. Daarmee haalde het ook de manier waarop landen eerder in balans bleven, door inclusie en verantwoordelijkheid, onderuit. Als je al deze veranderingen optelt, is het duidelijk dat het voor Afrikaanse landen moeilijker werd om een democratische toekomst op te bouwen. Laat het dus duidelijk zijn dat Europese landen weinig reden hebben om trots te zijn op hun erfenis.

 

Nic Cheeseman is politicoloog aan de Universiteit van Birmingham en voormalig directeur van het African Studies Centre van de Universiteit van Oxford. Jonathan Fisher is directeur van het International Development Department van de Universiteit van Birmingham en doet onderzoek naar autoritaire systemen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk bij IPS-partner The Conversation.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!