Nieuws, Recensie - Jos Martens

Knoeien met beelden

Bewust beelden manipuleren is van alle tijden. Maar foto's worden soms ook onbewust gemanipuleerd. Ze gaan een eigen leven leiden, hun betekenis verandert. Historicus Gie van den Berghe vertelt het verhaal van 15 iconische foto's.

donderdag 5 januari 2012 17:23
Spread the love

Herinnert u zich nog het Tienanmenplein in 1989? Een student verspert een hele tankcolonne de weg. In het jaaroverzicht op de interactieve video-cd van Philips was de student uit de beelden verdwenen: digitaal weggegomd uit de historische realiteit. Zijn offer was tevergeefs. Hij had nooit bestaan. Gelukkig kun je hem nog opzoeken op Wikipedia en zelfs de originele filmbeelden bekijken op YouTube.

Manipuleren van beelden is al veel ouder, ouder zelfs dan de fotografie. Op zijn grofst zijn bijvoorbeeld uit foto’s personen weggehaald, die ondertussen in ongenade vielen. Technisch is het nu, via het fotoshoppen, gemakkelijker dan ooit om beelden te manipuleren.

Toch is het niet in de eerste plaats dit soort vervalsingen dat Gie van den Berghe in het vizier neemt, hoewel hij kort een van de bekendste voorbeelden uit de Russische geschiedenis bespreekt: het verwijderen van Trotski en Kamenev op een foto uit 1920 die Lenin toont tijdens een toespraak (p. 95).

Het oog van de geschiedenis?

Wat is dan wel zijn opzet? Laten we er voor een keer de flaptekst bijhalen. “Mensen zijn kijkdieren. Eerst zien, dan geloven. Zien is geloven. Ook via andermans ogen en lenzen. Foto’s hebben een enorme overtuigingskracht. Maar doorgaans kijken en zien we vrij achteloos en oppervlakkig en ook met foto’s springen we niet bepaald zorgvuldig om. Dit boek is geboren uit ergernis over die onzorgvuldige omgang met beeldmateriaal, meer in het bijzonder foto’s van historische gebeurtenissen. Er werd en wordt geknipt en geplakt dat het een lieve lust is. Foto’s worden uit hun historische context gelicht en toegesneden op nieuwe interpretaties en collectieve herinneringen. Gebeurtenissen veranderen van tijd, oorden van naam, slachtoffers en daders van identiteit. Foto’s hebben zo’n enorme bewijskracht (‘de camera liegt niet’) en zijn tegelijk zo meerduidig dat ze de leugen mogelijk maken. Over bewuste beeldmanipulatie werd al heel wat geschreven. Kijken zonder zien behandelt een onderbelichte praktijk: de niet-bewuste bewerkingen die historische foto’s ondergaan bij het maken, vertonen en bekijken. Vijftien gekende en ongekende historische foto’s worden gedetailleerd belicht en beschreven, aan vormvarianten en andere foto’s getoetst. Hun wordings- en receptiegeschiedenis, het gebruik dat ervan wordt gemaakt en hun daarmee wisselende betekenis worden zorgvuldig doorgelicht. Kijken en zien veranderen.”

En nog: ‘Professionele fotografen zien technische aspecten die geschiedkundigen ontgaan, maar zijn bij gebrek aan historisch referentiekader zelf blind voor sommige inhoudelijke gegevens.” (p. 10)

Op de kaft van het boek prijkt een foto die op het netvlies is gebrand: een huilend, naakt klein meisje in Vietnam. Samen met andere kinderen rent ze weg van het napalmbombardement dat haar afschuwelijk heeft verbrand, haar brandende kleren van het lichaam gerukt, de huid op haar rug in lappen afhangend. (Dat laatste is niet afgedrukt: het iconische van de foto zit hem net in die voorkant.)

Het boek eindigt ook met deze foto. Het meisje op de foto werd al vrij vlug geïdentificeerd als Kim Phúc. Ook haar hele verdere leven werd opgespoord (p. 179). Desondanks, of net daardoor, blijft ze de verpersoonlijking van het universele oorlogsleed, dat dit ene particuliere slachtoffer in die ene particuliere oorlog ver overstijgt.

De auteur leert ons zo niet alleen gericht kijken, maar vertelt ook over het verdere verloop van de fotogeschiedenis en het leven van het onderwerp. Daarbij geeft hij overtuigend en genuanceerd aan hoe foto’s hun betekenis krijgen door het verhaal dat erover wordt verteld, onder meer via bijschriften of door er bij publicatie stukjes van weg te knippen. Zo willen ze de kijker dwingen om precies te zien wat de fotograaf of de verspreider wilde dat we zagen.

Van den Berghe poneert dat een foto vaak veel sterker spreekt dan bewegende beelden van een film. En als je (bijvoorbeeld) de foto van de vluchtende Oost-Duitse soldaat (p. 15) vergelijkt met de videofilm, ben je geneigd hem gelijk te geven.

Het merendeel van de foto’s heeft betrekking op de periode voor en tijdens W.O. II en speciaal op de Jodenvervolging in Duitsland en de veroverde gebieden, zoals Polen en Rusland. Geen wonder: dit is steeds zijn belangrijkste onderzoeksterrein geweest.

In aantal bladzijden uitgedrukt besteedt Gie van den Berghe de meeste aandacht aan de bekende foto van een angstig Joods jongetje met de handen in de lucht, tussen dreigende Duitse soldaten en verschrikte burgers. Die is genomen bij de liquidatie van het getto van Warschau in 1943 en komt uit een officieel Duits verslag, het Stroop-rapport, genoemd naar de SS-generaal, die de vernietiging van het getto van Warschau leidde (en na de oorlog is terechtgesteld). Na enige tijd dook de foto op in een versie waarop haast alle andere Joden van het origineel weggeknipt zijn, zodat alleen de soldaat en het jongetje overblijven. Wat de dader-slachtoffer verhouding veel sterker benadrukt. En dit was de bedoeling van wie de foto afdrukte.

Dat hoeft dus absoluut geen kwestie te zijn van kwade wil of een bewuste poging tot misleiding. Fotografen hebben dit altijd gedaan. En doen wij niet hetzelfde met onze vakantiekiekjes: de foto bijsnijden, de kadrering wijzigen door het overbodige weg te halen en zo de compositie te verbeteren?

Een relevante kantnota: in België drong van den Berghe steeds aan op een eerlijke, correcte behandeling van de Jodenvervolging. Hij kantte zich zowel tegen de Holocaustontkenners als tegen het misbruik van de Shoah (de term die hij verkiest) door sommige zionisten. Wat hem door geen van beide partijen in dank werd afgenomen. Vooral de Joodse lobby in België heeft hem jarenlang op een zeer unfaire en oneerlijke wijze bestreden en verdacht proberen te maken.

Soms zijn beelden geënsceneerd om het dramatisch effect van een gebeurtenis te verhogen. Een treffend voorbeeld is de beroemde foto van Amerikaanse mariniers die hun vlag plantten op Mount Suribachi (23 februari 1945), op Iwo Jima (p. 147). De foto was in feite een toevalstreffer: even verderop stond al een vlag, de Japanners waren nog lang niet verslagen, enz. De propaganda zag meteen brood in een beeld waarop enkele mannen, met onder hen zelfs een Indiaan, met vereende krachten een groots patriottisch gebaar stellen. Niet alleen werd het een succes in zowat alle tijdschriften, maar de regering gebruikte het om oorlogsleningen aan de man te brengen en al snel daarna ook voor een postzegel.

Het beeld bleef tot de verbeelding spreken. Clint Eastwood hing er de eerste van zijn twee voortreffelijke Iwo Jima-speelfilms aan op: Flags of our Fathers (2006), waarin hij ook de verdere soms tragische lotgevallen van de betrokken mariniers volgt. (De tweede film was Letters from Iwo Jima (2007), die de bloedige slag om Iwo Jima bekijkt vanuit Japans gezichtspunt.) Ook in de Steven Spielberg – Tom Hanks televisiereeks The Pacific (2010) duikt de foto weer op.

Tenslotte prijkt het beeld in brons gegoten op de begraafplaats van de US Marines in Arlington (waar ook voormalig president Ronald Reagan sinds oktober 2011 zijn standbeeld heeft). Die twee laatste voorbeelden, Flags of our Fathers en The Pacific, vind je niet in het boek.

Een tweede voorbeeld van enscenering is de algemeen bekende foto van de Russische soldaten, die in 1945 in het pas veroverde Berlijn de rode Sovjetvlag bovenop de Rijksdag plantten. De foto was van meet af aan symbolisch bedoeld. De Rijksdag was door de nazi’s immers al tien jaar gesloten. Het leverde een krachtig beeld van de overwinning op het fascisme, zoals de Sovjets die graag wilden voorstellen. Zelden wordt evenwel opgemerkt (en ook van den Berghe doet het maar in een tussenzinnetje) dat de soldaat met de vlag aan elke pols een uurwerk draagt. Later werd dit wel belangrijk, omdat het van de heldhaftige soldaat een ordinaire plunderaar maakt: uurwerken waren voor de Russen de oorlogsbuit bij uitstek. Dat tweede horloge is op de foto niet te zien, zelfs niet met een digitaal vergrootglas op de website van de uitgeverij (zie verder). Maar het blijkt dat de Russen het al zeer snel verwijderden in de officiële versie van de foto.

Als bijzonder pluspunt kun je op de site van de uitgeverij de digitale beeldbronnen raadplegen. En dat gaat verder dan alleen de foto’s uit het boek. Zo geeft een van de links toegang tot de site van World Press Photo met de geselecteerde foto’s vanaf 1955. De foto’s uit het boek kunnen hier met een digitaal vergrootglas worden bekeken. Je treft er zelfs in de tekst vermelde langspeelfilms, als Deutschland erwacht (1933).

Kijken zonder zien is uitgegeven zoals het onderwerp verdient: sober, zeer verzorgd, aangename lay-out, prettig om naar te kijken, zijn prijs meer dan waard, zowel voor de inhoud als voor de vorm. Want dit is een belangrijk boek, een werkelijke must niet alleen voor historici maar voor alle geïnteresseerden!

GIE VAN DEN BERGHE (°1945) is ethicus en historicus en als gastprofessor verbonden aan de universiteit Gent. Hij schreef talloze artikels over tal van onderwerpen en boeken als Met de dood voor ogen (1987), De uitbuiting van de Holocaust (1990), De zot van Rekem & Gott mit uns (1995), Getuigen (1995), Flossenbürg. Een vergeten concentratiekamp (1999) en De mens voorbij (2008). Veel is terug te vinden op zijn website www.serendib.be.

Gie van den Berghe, Kijken zonder zien. Omgaan met historische foto’s, Kalmthout, Uitg. Pelckmans, 2011, 205 blz.

take down
the paywall
steun ons nu!