(nasa.org)
Opinie -

Klimaatfinanciering: nieuwe doelen, oude valkuilen?

Gaat de nieuwe klimaatfinanciering wel op de best mogelijke manier worden toegekend? Een opinie van dokter Nathalie Francken, onderzoeksmanager aan het LICOS Centre for Institutions and Economic Performance van de KULeuven en professor Nadia Molenaers, docent aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid- en beheer van de Universiteit Antwerpen.

dinsdag 8 december 2015 15:54
Spread the love

Er wordt druk gespeculeerd over de klimaattop in Parijs. Zal het een ‘bindend’ klimaatverdrag opleveren? Wordt het een ambitieuze top of eerder een falen? Zal de ‘ontwikkelde’ wereld genoeg geld vrijmaken voor de ‘ontwikkelingslanden’ om zich aan te passen aan de klimaatverandering? Een cruciale vraag die zich echter opdringt is of al dat ‘klimaat-geld’ wel op de juiste manier gespendeerd wordt door onze bilaterale donoren.

Onder ‘klimaat-geld’ verstaat men fondsen voor klimaatadaptatie en mitigatie. Adaptatie betreft het aanpassen aan de klimaatverandering met maatregelen als o.a. het ophopen van dijken en het aanpassen van waterreserves en bouwvoorschriften. Met mitigatie doelt men op vermindering van de snelheid en omvang van klimaatverandering door het terugdringen van broeikasgassen. Worden deze fondsen dus enerzijds toegewezen aan de juiste landen en anderzijds aan de juiste projecten?

Juiste uitgaven door de bilaterale donoren?

Het antwoord op de eerste vraag is simpelweg nee. Ons huidig vergelijkend landenonderzoek (Robertsen, Francken en Molenaers (2015) met een regionale focus op Sub-Sahara Afrika toont aan dat fondsen voor klimaatadaptatie niet besteed worden aan de meest klimaatkwetsbare landen.

Opgepast: de meest klimaatkwetsbare landen zijn niet noodzakelijk de armste landen. Klimaatkwetsbaarheid wordt bepaald door de blootstelling en de gevoeligheid van een land aan klimaatopwarming en door de in het land aanwezige mogelijkheden om zich aan te passen aan de negatieve gevolgen ervan.

Bilaterale donoren laten zich echter niet leiden door klimaatkwetsbaarheid, maar door de relaties die ze al hebben met hun partnerlanden in de ontwikkelingssamenwerking. Met andere woorden, het zijn de landen waar we reeds officiële ontwikkelingshulp aan geven die meer klimaathulp krijgen en, zo wijst ons onderzoek uit, democratische landen krijgen in de regel ook meer geld dan niet-democratische landen.

Klimaatkwetsbaarheid speelt dus helemaal geen rol in het besteden van klimaatgelden, hetgeen impliceert dat die landen die verwacht worden het meest te zullen lijden onder de klimaatopwarming, in verhouding te weinig geld krijgen. Ter illustratie kunnen we stellen dat Zuid-Afrika – enkele dunbevolkte landen als sommige kleine eilandstaten en Namibië buiten beschouwing gelaten – het hoogste bedrag voor klimaatadaptatie heeft ontvangen (per capita) tussen 2010 en 2013, maar dat het het minst kwetsbare land is in Sub-Sahara Afrika.

Uitgaven voor de juiste landen en projecten?

Het antwoord op de tweede vraag is ook negatief. Dit kan geïllustreerd worden door het gebruik van mitigatiefondsen door landen als Japan die onder andere kolencentrales financieren in India, Indonesië en Bangladesh en dit terwijl kolen de grootste bron van klimaatvervuiling zijn.

Toegegeven, de vernieuwde technologie die Japan aanreikt, vermindert de uitstoot van koolstofdioxide – één van de belangrijkste elementen van opwarming, maar energie opgewekt uit kolencentrales is nog steeds aanzienlijk meer vervuilend dan energie gewonnen uit de zon, wind of natuurlijk gas. Indonesië is dan ook de tweede grootste aanvoerder van kolen voor Japan en Japan zorgt er tevens op die manier voor dat een aantal nationale bedrijven internationaal competitief blijven (zie The Japan Times, december 2014 en The Guardian, maart 2015). Kortom, het handelsbelang primeert.



Nathalie Francken (kuleuven.be)

We riskeren dus om met klimaatfinanciering in de oude vallen van de traditionele ontwikkelingshulp te trappen. Traditionele stromen van ontwikkelingshulp, zo stelt de academische literatuur, gaan meestal naar ex-kolonies, naar landen waar een (potentieel) handelsbelang primeert voor de donor, of naar landen die geostrategisch van belang zijn. En dit vaak ten koste van de meest hulpbehoevende landen. Het lijkt er sterk op dat bilaterale donoren gewoon blind en doof zijn voor deze kritiek. Bij het toebedelen van klimaatfondsen begaan ze dus koppig dezelfde fouten.



Nadia Molenaers (ua.ac.be)

De Wereldbank waarschuwt in haar nieuw rapport Shock Wavesdat klimaatopwarming dreigt om de armen binnen een land veel zwaarder te treffen dan de rijken. Bovendien hebben ook donorlanden er belang bij dat de beschikbare middelen op de juiste plaats terecht komen.
De Internationale Organisatie voor Migratie heeft immers vastgesteld dat migratie naar onze regio’s zal toenemen door klimaatverandering. Het foutief toewijzen van klimaathulp kan dus verstrekkende gevolgen hebben en leiden tot een stijgende armoede in klimaatkwestbare ontwikkelingslanden alsook een toename van vluchtelingen naar de rijke landen.

Kortom, urgentie is zeker aangewezen als het om de bestrijding van klimaatverandering gaat, maar laten we leren uit onze fouten van het verleden inzake traditionele ontwikkelingshulp. We moeten onze verantwoordelijkheid correct opnemen door de huidige beschikbare fondsen aan de meest efficiënte klimaatvriendelijke interventies in de meest klimaatkwetsbare landen te besteden.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!