Analyse -

Israël-Palestina: Recht op bestaan of recht op zelfbeschikking?

De Palestijnse organisatie Hamas weigert het 'recht op bestaan' van Israël te erkennen, een zoveelste bewijs van hun extremisme, volgens de massamedia. Die storen zich daarbij niet aan het feit dat dit 'recht' van staten niet door het internationaal recht wordt erkend, dit in tegenstelling tot het 'recht op zelfbeschikking' van volkeren, dat wél wordt erkend en door de Palestijnen wordt opgeëist.

woensdag 12 december 2012 13:41
Spread the love

 

Wat is het ‘recht op bestaan’ van een staat?

Het concept komt regelmatig aan bod. De Israëlische politieke leiders eisen dit recht voortdurend op. Hamas moet het ‘recht op bestaan’ van Israël erkennen als voorwaarde om aan onderhandelingen te kunnen beginnen, enzovoort. Duiding of achtergrondinformatie wordt in de berichtgeving over het conflict Israël-Palestina zelden of nooit gegeven. Het valt dan ook niet te verwonderen dat over dit ‘recht op bestaan’ veel misverstanden bestaan.

Journalisten – die toch beter zouden moeten weten – slaan dan ook regelmatig de bal mis wanneer ze het ‘recht op bestaan’ van Israël omschrijven. Dat het publiek er haast niets van begrijpt – of erger, in dit begrip iets meent te zien dat er helemaal niet is – is een logisch gevolg. Men mag er trouwens van uitgaan dat de misverstanden over dit begrip ‘recht op bestaan’ grotendeels doelbewust worden verspreid.

Het begrip ‘recht op bestaan’ is niet nieuw. Het bestaat al langer dan het conflict Israël-Palestina, maar het is toch in dit conflict dat dit concept het meest frequent gebruikt wordt. Daarom even verduidelijken.

Waar gaat het eigenlijk over?

De Amerikaanse politieke activist Thomas Paine (1737-1809) had het in zijn geschriften over het ‘recht op bestaan van representatieve regeringen’, dit in tegenstelling tot ‘erfelijke regeringen’ (koningen e.d.) die dat recht volgens hem niet hadden. Over de staten die door deze regeringen werden bestuurd, sprak hij zich niet uit.

Het ‘recht op bestaan’ van een natie/staat werd voor het eerst besproken in het essay ‘Qu’est-ce qu’une nation’ (Wat is een natie?), geschreven in 1882 door de Franse filosoof Ernest Renan (1832-1892). Daarin staat ondermeer dit te lezen: “… een staat heeft het recht om te bestaan wanneer personen bereid zijn hun eigenbelang te offeren voor de gemeenschap die door deze staat vertegenwoordigd wordt”.

Dit recht op bestaan slaat dus niet op volkeren, zelfs niet op territoria, maar enkel en alleen op naties of staten. Dit recht werd nooit omgezet in wetgevende teksten. Het internationaal recht kent dit concept niet. Het is uitsluitend een politiek begrip. Door het ‘recht op bestaan’ te claimen stellen personen een politieke eis, nemen ze een standpunt in over een dispuut.

Waar wordt dit recht opgeëist?

In de twintigste eeuw is het begrip regelmatig opgedoken in meerdere disputen, recent nog in Abchazië, de (officieel) Georgische provincie die zich heeft afgescheurd. Ook Tsjetjseense rebellenorganisaties eisen het ‘recht op bestaan’ van een onafhanklijk land Tsjetsjenië op. In Spaans/Frans Baskenland en Turks/Iraaks/Iraans/Syrisch Koerdistan maakt het eveneens al jaren deel uit van het politiek gehakketak tussen Koerdische bevrijdingsbewegingen en de betrokken staten.

De opstand in Noord-Ierland kenmerkte zich dan weer door een omgekeerde stellingname. Het Irish Republican Army (IRA) heeft altijd gestreden voor hereniging met de rest van Ierland en weigert het ‘recht op bestaan’ van een afzonderlijk Noord-Ierland te erkennen.

Gaat het alleen over territoriale disputen?

Natiestaten met een nauwkeurig afgebakend territorium zijn historisch een recent fenomeen, dat in Europa zijn eerste ontwikkeling kende en door de Europese kolonisatoren naar hun wingewesten werd uitgevoerd. De meeste ex-kolonies omvatten nog steeds het grondgebied van die vroegere kolonies, ook al waren hun grenzen volledig arbitrair getrokken door de kolonisatoren, die geen rekening hielden met de etnische, taalkundige, en culturele banden die volkeren hadden. Daarom leven tot vandaag vele Afrikaanse volkeren van elkaar gescheiden door koloniale staatsgrenzen.

Er zijn heel wat bewegingen die bestaande staten niet erkennen. Er ontstaan ook nieuwe erkende staten. Soedan is recent opgesplitst in twee staten. Er bestaan ook niet-erkende staten. Somaliland is een deel van Somalië dat de facto volledig eigen bestuur heeft maar door geen enkel land wordt erkend.

Dan zijn er ook nog territoria die niet tot een staat behoren. De annexatie van de Westelijke Sahara door Marokko wordt slechts door enkele landen erkend. Ook zijn er delen van staten die zich vanaf het ontstaan van de staat waar ze toe behoren hebben verzet tegen die beslissing. In de Indiase provincie Kashmir wordt al sinds het ontstaan van de onafhankelijke staat India de strijd voor een eigen land bloedig onderdrukt … de lijst is verre van volledig.

Al deze disputen gaan om het veroveren van macht en daaropvolgend om de strijd voor internationale erkenning. Het internationaal recht voorziet procedures om nieuwe staten te erkennen. Het ‘recht op bestaan’ wordt echter niet beschouwd als een juridisch geldend en bindend concept.

Naties/staten/territoria/volkeren

Het internationaal recht, zoals dat vorm kreeg sinds de jaren ’20 en ’30 maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, erkent dus geen recht op bestaan van landen/staten/naties. Meer zelfs, het erkent niet eens een recht op onafhankelijkheid. Het handvest van de VN erkent alleen het recht op zelfbeschikking van volkeren. De eerste (en mislukte) poging om een wereldomspannende organisatie op te richten heette trouwens de Volkenbond (‘League of Nations‘).

Sinds het systeem van natiestaten is ontstaan in Europa en zich van daaruit over de wereld heeft verspreid als de enig geldende vorm van territoriaal beheer, zijn er staten gekomen en gegaan. De grootste veranderingen hadden plaats na de Eerste Wereldoorlog door het uiteenvallen van het Oostenrijks-Hongaarse en het Ottomaanse Rijk. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden de nieuwe staten uit de ex-kolonies. Vervolgens zijn er meerdere nieuwe staten ontstaan bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.

In 2001 is Oost-Timor onafhankelijk geworden, na een referendum in 1999 waarin de Oost-Timorese bevolking zijn recht op zelfbeschikking kon uitdrukken onder toezicht van de VN. De VN heeft hier mogelijk gemaakt dat Oost-Timor kon kiezen voor onafhankelijkheid, in toepassing van het Handvest van de VN.

Op geen enkel ogenblik tijdens de bezetting van Oost-Timor door Indonesië van 1975 tot 1999 heeft ook maar één land ter wereld het ‘recht op bestaan’ erkend van deze kleine eilandstaat, maar wél het ‘recht op zelfbeschikking’ van het Oost-Timorese volk. Slechts een minimaal aantal Oost-Timorezen kozen bij het referendum voor integratie in Indonesië.

Het recht op zelfbeschikking van volkeren

Nogmaals: de VN erkennen enkel en alleen het ‘recht op zelfbeschikking’ van volkeren en niet ‘het recht op onafhankelijkheid’ of ‘het recht op bestaan’ van staten. Dat kan verbazend lijken, vooral gezien de VN de laatste jaren toch het voortouw heeft genomen om onder andere de onafhankelijkheid van Oost-Timor en Kosovo te bespoedigen. Toch is het zo. Hoe komt dat?

Daar was in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog een weinig verheven reden voor. De overwinnaars van 1945 zaten immers met een probleem. Hun legers waren dankbaar aangevuld met soldaten uit hun kolonies. Die kolonies begonnen echter onmiddellijk hun onafhankelijkheid als zelfbestuurde staat met een door henzelf verkozen regering op te eisen. Daarop reageerden de koloniale grootmachten met bruut geweld.

De allergrootste overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog was echter de VS, zelf een voormalige Britse kolonie. De VS was weliswaar al lang de ‘koloniale’ heerser over de rest van het Amerikaans continent maar had enkel echte kolonies in Hawaii (dat een deelstaat werd) en Puerto Rico (dat geen zelfbestuur heeft).

De VS zagen nooit brood in het klassieke koloniale systeem van territoriale controle maar zochten het meer in indirecte economische kolonisatie, waarbij het bestuur aan lokale elites werd overgelaten. Die zorgden er dan wel voor dat de economische belangen van de VS werden gediend, ten koste van de plaatselijke bevolking.

Bovendien voorzag de VS al dat het Britse en Franse koloniale rijk in elkaar zouden storten. Zij pleitten na de oorlog dus voor de erkenning van de onafhankelijkheidsrechten van de derdewereldlanden. Franse en Britse diplomaten hoopten echter nog altijd dat ze de kolonies zouden kunnen integreren in de koloniale staat.

Ze pleitten daarom voor referenda waarbij de lokale bevolking zelf zou mogen beslissen wat ze zouden willen. De (ijdele) hoop was dat ze die lokale bevolkingen wel zover zouden krijgen om voor een vorm van zelfbestuur binnen de koloniale staat te kiezen.

Een principe dat nog altijd geldt

In het VN-Handvest werd daarom het recht op zelfbeschikking van volkeren opgenomen (dus niet van staten). Dat toen vastgelegde internationaal rechtsprincipe geldt tot vandaag. Het werd voor de koloniale grootmachten een compleet fiasco. Nauwelijks vijftien jaar later waren zowat alle kolonies onafhankelijk (met uitzondering van de Portugese kolonies, die er tien jaar langer over deden). Al die nieuwe staten werden snel erkend door de andere staten en erkend als volwaardige VN-lidstaten.

Eenmaal Oost-Timor zichzelf onafhankelijk verklaarde in toepassing van het recht op zelfbeschikking van het Oost-Timorese volk, werd het nieuwe land erkend door zowat alle landen ter wereld en erkend als VN-lidstaat. Die erkenning is een internationaalrechtelijke beslissing van staten. Inderdaad, alleen staten erkennen andere staten. Groepen of individuen kunnen hun sympathie uitdrukken voor een of andere bevrijdingsstrijd, zij kunnen echter geen staten erkennen.

Erkenning van staten door staten

Wanneer een staat een andere staat erkent, is dat een unilaterale beslissing (die weliswaar in groep kan genomen worden, bijvoorbeeld door de Europese Unie), maar dan nog is het elke staat afzonderlijk die dat moet doen om juridisch bindend te zijn. Een erkenning van een andere staat kan in de feiten gebeuren, door handelsbetrekkingen aan te knopen, maar ook door zich niet te verzetten tegen de erkenning van een nieuwe VN-lidstaat. Hoe absurd dat kan lijken, staat A kan staat B erkennen terwijl staat B het omgekeerde niet doet en staat A niet erkent.

Een staat kan zelfs relaties hebben met een staat die het niet erkent als staat. De meeste landen ter wereld hebben bijvoorbeeld politieke, economische en sociale banden met Taiwan, dat door China nog altijd als een afvallige provincie wordt beschouwd. Soms gaat het dan over details. Zo noemen de meeste landen hun diplomatieke vertegenwoordiging in Taiwan geen ‘ambassade’ maar een ‘verbindingsbureau’ of een of andere gelijkaardige term.

Concreet is er tussen beide geen verschil, het is louter een symbolisch onderscheid, in dit geval om met China de illusie in stand te houden dat Taiwan niet ‘erkend’ wordt. Spaanse zakenlui kunnen zonder problemen commerciële banden smeden met bedrijven in Kosovo, hoewel Spanje de onafhankelijkheid van Kosovo weigert te erkennen.

Staten kunnen hun erkenning formaliseren door het aangaan van diplomatieke betrekkingen, ambassades, tekenen van verdragen, handelscontracten … De erkenning van lidmaatschap van de VN gebeurt alleen door de Veiligheidsraad, niet door de Algemene Vergadering (AV). De AV kan alleen een statuut van waarnemend lid toekennen (wat recent met Palestina gebeurde).

Alleen staten kunnen dus andere staten erkennen. Daarbij gelden twee principes: de erkenning moet wederzijds zijn om reële betekenis te hebben en bovendien moet het territorium van de erkende staat duidelijk afgebakend zijn.

Een erkenning van bijvoorbeeld Marokko houdt niet in dat een staat ook de Marokkaanse annexatie van de Westelijke Sahara erkent. De meeste staten erkennen Israël binnen de grenzen van 1967 maar erkennen Jeruzalem niet als hoofdstad van Israël (omdat het buiten die grenzen ligt).

Het recht op bestaan van Israël

Israël wordt sinds 1949 als staat erkend door een zeer groot aantal andere staten. Israël werd ook een volwaardige lid van de VN, omdat de (toenmalige) Sovjet-Unie en China zich onthielden bij de stemming in de VN-Veiligheidsraad. De statuten van het VN-Handvest voorzien dat een beslissing van de VN-Veiligheidsraad niet geldig is als één van de vijf permanente leden tegen stemt (het fameuze ‘veto’). Een onthouding geldt niet als veto.

De VS heeft altijd al verklaard dat ze een erkenning van Palestina als VN-lidstaat nooit zullen goedkeuren. Dit is voorlopig dus geen optie voor Palestina.

De erkenning van het VN-lidmaatschap van een staat door de Veiligheidsraad impliceert niet dat alle staten die lid zijn van de VN de betrokken staat erkennen als staat. Dat kan alleen de betrokken staat zelf. Een erkenning als VN-lidstaat is wel een zwaar politiek drukkingsmiddel om weigerachtige staten te overhalen.

Zuiver juridisch internationaalrechtelijk kan Israël dus nog altijd weigeren Palestina te erkennen, zelfs als het een volwaardige VN-lidstaat wordt. Omgekeerd geldt dit juridisch principe echter ook. Het is niet omdat een aantal VN-lidstaten nu al Palestina erkennen als staat, dat de VN daarom verplicht zou zijn om Palestina als VN-lidstaat te erkennen.

Het gaat uiteindelijk om een politiek standpunt

Israël eist reeds sinds zijn ontstaan het ‘recht op bestaan’ op. Zoals hierboven uigelegd, dat is een politieke eis zonder juridische consequenties. Er zijn een aantal ogenblikken geweest dat sommige Arabische landen dat effectief hebben gedaan. In 1967 heeft een Egyptisch diplomaat verklaard dat ”Israël het recht heeft te bestaan binnen wederzijds erkende grenzen”.

De toevoegingen “wederzijds” en “erkende grenzen” zijn daarin cruciaal, omdat deze omschrijving in feite beantwoordt aan de effectieve erkenning van een staat, zoals omschreven in het internationaal recht. Ook VN-resoluties 242 en 338 hernemen het principe dat “Israël het recht heeft om te bestaan in vrede en veiligheid voor iedereen”. Ook hier weer belangrijke restricties. Het gaat hier om termen die een feitelijke erkenning inhouden en als basis kunnen dienen voor vredesonderhandelingen.

Het ‘recht op bestaan van een Joodse staat’

In 2009 heeft eerste minister Ehud Olmert nog gesteld dat Israël “het recht heeft te bestaan als een Joodse staat”. Dit is heel wat anders dan de twee vorige omschrijvingen. Het VN-Handvest omschrijft het verbod op discriminatie op basis van geslacht, taal, etnische afkomst en religie. Een “recht op bestaan als Joodse staat” is dus principieel onaanvaardbaar en een inbreuk op het internationaal recht.

Israëlische woordvoerders spreken dat tegen met het argument dat er nog staten zijn met één erkende staatsgodsdienst, zoals Groot-Brittannië, en dat Israël ook islamitische staatsburgers heeft die hun godsdienst vrij kunnen beleven. Israël heeft echter meerdere wetten die de rechten van de Palestijnse Israëli’s inperken.

Een Palestijnse Israëli die een Palestijnse uit de bezette gebieden huwt mag bijvoorbeeld zijn echtgenote niet meenemen naar Israël. Zij mag ook geen Israëlisch staatsburger worden. Joden uit de hele wereld kunnen echter zonder probleem Israëlisch staatsburger worden en hun eerste staasburgerschap behouden. Ook qua eigendomsrechten worden Palestijnse Israëli’s gediscrimineerd in Israël.

Bovendien is het openbaar ontkennen van het recht op bestaan van Israël als een Joodse staat sinds mei 2009 een met één jaar gevangenisstraf beboet misdrijf. Ook dit is onaanvaardbaar, omdat het hier om het verbieden van een politieke opinie gaat.

Heeft België een recht op bestaan?

Er zijn in België al zeer lang politieke partijen actief die een onafhankelijk Vlaanderen willen, met andere woorden een opheffing van de staat België. Deze partijen en hun vertegenwoordigers erkennen met andere woorden het ‘recht op bestaan’ van België niet.

Niemand die hun recht op dat standpunt gaat betwisten – wat iets heel anders is dan te stellen dat men het met dat standpunt eens is. België wordt ondertussen erkend door alle andere staten ter wereld. Geen enkel land ter wereld erkent echter het ‘recht op bestaan’ van België.

Kafkaiaans onvervulbare eis aan de Palestijnen

Door een ‘recht op bestaan van Israël’ op te eisen zonder de verduidelijking van grenzen, zonder wederkerigheid van erkenning, zonder de vermelding van de bezetting en de kolonisatie en zonder de vermelding van de apartheidswetten in Israël worden de Palestijnen voor een onmogelijke eis geplaatst.

In de huidige omstandigheden betekent een dergelijke erkenning van een ‘recht op bestaan van Israël’ een verzaken aan al hun politieke eisen. Last but not least betekent een dergelijke erkenning het opgeven van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen in de bezette gebieden en daarbuiten.

De eis van Israël aan de Palestijnen om het ‘recht op bestaan van Israël’ te erkennen komt hier op neer: “We zullen met jullie onderhandelen op voorwaarde dat jullie eerst al jullie eisen opgeven.”

Israël stelt niets tegenover deze eis. Het erkent immers geen staat Palestina, laat staan dat het een ‘recht op bestaan’ van een eventuele staat Palestina zou erkennen. In feite komt die eis op het volgende neer: “We zullen met jullie onderhandelen op voorwaarde dat jullie eerst al jullie eisen opgeven”.

Chomsky over het ‘recht op bestaan’

Volgens Noam Chomsky is het huidige gebruik van de term ‘het recht op bestaan’ uniek voor het conflict Israël-Palestina: “Geen enkele staat heeft een recht op bestaan, niemand eist ook zo een recht op  (…). Bij hun inspanningen om onderhandelingen en een diplomatieke oplossing te voorkomen, blijven de VS en Israël er op aandringen de lat zo hoog te leggen dat niemand die gaat aanvaarden (…). De Palestijnen zullen nooit de wettelijkheid van de ‘beroving van hun land’ (“their dispossession”) aanvaarden.”

De media en het ‘recht op bestaan’

Media die blijven stellen dat de Palestijnen onredelijk zijn, niet bereid tot onderhandelen, dat Hamas extermistisch is, omdat ze het recht op bestaan van Israël weigert te erkennen als voorwaarde om onderhandelingen te starten, zonder toe te lichten dat dit een onredelijke eis is, steunen de facto de verderzetting van de bezetting en de kolonisatie van Palestina. Zij zijn zo mede verantwoordelijk voor het verderzetten van dit conflict.

Misschien doen de media dit omdat ze niet weten wat het ‘recht op bestaan’ inhoudt. In dat geval zijn ze onbekwaam, omdat ze zich niet degelijk informeren alvorens hun berichtgeving te verspreiden. Misschien weten de media dat wel. In dat geval nemen ze stelling voor de bezetting en kolonisatie van Palestina.

Voor de Palestijnse bevolking komt het op hetzelfde neer. Hun recht op zelfbeschikking wordt hen ontnomen, met dank aan de massamedia.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!