“Voor de partijtop zijn we niet meer van tel omdat we besloten om te vertrekken. Naar Iran willen we niet omdat we ons niet willen excuseren en niet één land bereid is om ons als vluchteling op te nemen. De prijs die je voor vrijheid en rechtvaardigheid betaalt, is soms te hoog.” (foto: Pieter-Jan De Pue)

© Pieter-Jan De Pue - Internationale impasse: al dan niet asiel verlenen aan de MKO-(ex)leden in en uit Irak?

Nieuws, Wereld, Samenleving, Turkije, Irak, Iran, Mahmoud Ahmadinejad, Conventie van Genève, UNHCR, Saddam Hoessein, Donald Rumsfeld, Irak-Iran oorlog, Ayatollah Khomeini, Mojahedin-e Khalgh, Khatami -

Internationale impasse: asiel verlenen aan (ex-)MKO-leden in en uit Irak?

ANKARA - "De prijs die je voor vrijheid moet betalen, is soms te hoog. Na jaren politiek verzet wil men me in de armen van het regime drijven dat ik lang heb bestreden", zegt Reza (47 jaar), ex-militant van de Mojahedin-e Khalgh (MKO), één van de meest taaie en goed georganiseerde Iraanse verzetsbewegingen die vanuit het buitenland al decennialang tegen de Islamitische Republiek oppositie voert.

zaterdag 17 december 2011 14:06
Spread the love

Reza, een ex-militant van de Iraanse Mojahedin-e Khalgh (MKO), verliet eind 2009 het kamp van Ashraf, het trainingskamp dat de MKO in 1986 in Irak oprichtte om er vrijwilligers militair op te leiden en verzet te bieden tegen deIslamitische Republiek Iran. Sinds de oprichting van de republiek in 1979 hebben de MKO-aanhangers, in vergelijking met andere oppositiepartijen, misschien wel de zwaarste tol betaald. Met duizenden werden ze in Iran vervolgd en geëxecuteerd.

Sinds de invasie van de VS in Irak in 2003 zijn deze militanten in een precaire situatie terechtgekomen. Enerzijds zijn ze door de VS ontwapend en genieten ze internationale bescherming volgens de vierde Conventie van Genève, anderzijds worden ze aangevallen door de Iraakse ordediensten die ze liever kwijt dan rijk zijn.

“Sinds de machtsoverdracht door de Amerikanen aan de Iraakse regering werd ons kamp twee keren door Iraakse ordetroepen aangevallen. Daarbij kwamen tientallen mensen om het leven en honderden raakten gewond. Kort na de eerste aanval in de zomer van 2009 verliet ik het kamp van Ashraf en vroeg asiel aan bij UNHCR (nvdr: het vluchtelingenagentschap van de Verenigde Naties) in Irak.”

“Het was levensgevaarlijk om daar te blijven”, getuigt Reza. De Iraakse regering wantrouwt de MKO en wil hen koste wat het kost het land uit. Ook Iran trekt achter de schermen aan de touwtjes. De Iraanse regering wenst evenzeer als de VS dat de MKO zich ontbindt. Het regime biedt zelfs bonussen aan MKO-leden die naar Iran willen terugkeren.

“Ik heb mijn redenen waarom ik de MKO verliet, maar ik wil evenmin de organisatie waar ik me meer dan 20 jaar voor inzette te schande maken. Dat doen sommige ex-kampgenoten wel. In ruil verwelkomt het Iraanse regime ze terug in het land en beloont ze.”

Volgens Reza zijn er enkele honderden ex-kampgenoten naar Iran teruggekeerd en leiden ze daar een normaal leven. “Het regime zal hen niets doen. Integendeel, het zal de overlopers als propagandamiddel gebruiken en beweren dat zelfs de MKO het verzet heeft moeten opgeven”.

“Al behoor ik niet meer tot de MKO en heb ik al lang het gewapend verzet afgezworen, ik blijf een hardnekkig tegenstander van het Iraanse regime en wens dat het ten onder gaat. Ik zal me nooit excuseren in ruil voor een veilige terugkeer naar Iran.”

Het valt Reza vooral zwaar dat de asielaanvragen van mensen zoals hij noch bij het UNHCR-kantoor in Irak, noch in Turkije gehoor krijgen. “Ik ben vanaf mijn 22ste bij het verzet gegaan tegen het repressief regime in Iran. Ik heb mijn leven en mijn familie opgeofferd voor een democratisch Iran. Verwacht het regime soms dat ik na zoveel jaar verzet vergiffenis vraag en zeg dat ik akkoord ga met de principes van de islamitische republiek?”

Verontwaardigd vraagt Reza zich af of de Conventie van Genève met betrekking tot vluchtelingen niet juist bedoeld is om mensen zoals hem in bescherming te nemen.

Reza’s jeugd

Reza heeft twee zussen en is zelf de jongste zoon uit een bescheiden arbeidersfamilie uit Iran. Hij was pas 15 jaar toen de Iraanse revolutie in 1979 begon en een einde maakte aan het pro-westerse regime van de sjah. Deze goede bondgenoot van de VS ruilde plaats voor de beruchte ayatollah Khomeini die ondanks de politieke diversiteit in de postrevolutionaire periode in Iran alsnog een islamitische republiek uitriep. Dat verliep met brutale repressie en bloedvergieten. Elke vorm van vergadering werd gecriminaliseerd en elke vorm van oppositie werd genadeloos uitgeschakeld.

“Ik was 16 jaar oud toen Irak Iran de oorlog verklaarde. Nog geen jaar later belandde ik zelf in de gevangenis omdat ik me op een verkeerd moment op een verkeerde plaats bevond. Na een half jaar voorhechtenis werd ik veroordeeld tot twee jaar gevangenis op verdenking van sympathie met de oppositiebewegingen. Deze aantijgingen waren ongegrond aangezien ik toen zelfs niet eens wist hoe het politieke landschap in Iran eruit zag.”

Gevangenis

Pas in de gevangenis maakte Reza kennis met de politiek. “Bij mijn arrestatie was de overgrote meerderheid van mijn celgenoten aanhanger of sympathisant van de MKO. Ook voor ik naar de gevangenis ging, had ik bij mijn buren en leeftijdsgenoten aanhangers van de MKO.”

Naast andere linkse partijen zoals de Tudeh-partij, had de MKO veel aanhang in het postrevolutionaire Iran. Deze marxistisch-islamitische beweging pleegde zowel tijdens het regime van sjah in de jaren zeventig als tegen de republiek enkele politieke aanslagen. Deze aanslagen gaven op hun beurt het regime van Khomeini een excuus om een ongebreidelde repressie door te voeren, en alle politieke tegenstanders genadeloos uit te schakelen.

In de gevangenis was hij getuige van martelingen en werd hij zelf vaak mishandeld ten einde hem te dwingen op te biechten. Alleen wist hij niet wat hij moest opbiechten. “Elke nacht hoorde ik minstens 200 kogelschoten, gekrijs en gejammer van vrouwen en mannen die in kooien werden opgesloten”, herinnert hij zich.

“Ik herinner me nog het gekrijs van een 12-jarige jongen die gegijzeld werd tot dat zijn broer zich aangaf. Hij had jeuk van de schurft die hij in de gevangenis had opgelopen. In die tijd deelden wij met tien tot twaalf mensen een kleine cel. Niet alleen moesten we om beurt slapen, maar ook de hygiënische omstandigheden waren onvoorstelbaar. Schurft tierde welig in elke cel.”

Vrijlating

“Ik was 19 jaar toen ik vrij kwam. Mentaal en fysiek was ik volledig gekraakt, maar kon het net opbrengen om via avondschool mijn diploma van het secundair onderwijs te behalen. Maar voort studeren kon ik niet. Ik kon me amper concentreren, noch kon ik me motiveren om een normaal leven te leiden. Hoe kon ik? Hoeveel onschuldige mensen heb ik niet zien gemarteld en zelfs geëxecuteerd worden om pietluttige aantijgingen, zoals het verlenen van onderdak en materiële steun aan oppositieleden. Ik kon het onrecht dat ons werd aangedaan niet aanvaarden.”

Reza werd niet alleen gekweld door zijn gevangeniservaring en nachtmerries, hij werd ook dag in dag uit geconfronteerd met afschuwelijke beelden van de oorlog tussen Irak en Irak, die op het moment van zijn vrijlating op volle toeren draaide. “Op de hoek van elke straat zag ik hejleh’s (nvdr: huwelijkskamer voor de niet-gehuwde jonge martelaars). De meesten onder hen waren tussen 12 en 20 jaar. Op TV zag ik afgerukte ledematen en lichamen verminkt door het gebruik van chemische wapens.”

Reza was kwaad op de harde repressie en de aanhoudende gruwelijkheden van de oorlog die Khomeini niet wilde beëindigen. “Irak was de agressor, maar het kwam Khomeini goed uit om de oorlog te rekken. Hij had daar heel goede redenen voor” en hij somt op: “Khomeini gebruikte de oorlog om de oppositie zo goed als volledig te liquideren. De erbarmelijke economische toestand in het land werd eveneens toegeschreven aan de oorlog en dat bood hem bovenal de kans om de ideologie van de islamitische republiek te exporteren.”

“Met zijn leuze ‘Van Karbala tot Jeruzalem’ speelde Khomeini in op de onmacht van de Arabieren, die tot dan toe alle conflicten tegen de bezettende macht Israël hadden verloren. Hij pretendeerde dat de islamitische revolutie de sleutel was om de hegemonie van het westerse imperialisme te weerstaan”, aldus Reza.

Niet alleen het Westen en de VS maar ook de Sovjetunie steunde Irak in de oorlog tegen Iran. Zo waren de Iraakse strijdkrachten grotendeels uitgerust met Sovjet en Frans materieel. De Sovjets stuurden zelfs piloten die gevechtsmissies vlogen voor de Iraakse luchtmacht om de toen nieuwe MiG’s, Russische gevechtsvliegtuigen, in reële gevechtssituaties te testen.

In tegenstelling tot Irak was Iran geïsoleerd en stond het alleen in die oorlog. Door het internationaal embargo kon het Iraans leger noch aan reserveonderdelen, noch aan nieuwe munitie geraken. Dat vertaalde zich in veel grotere verliescijfers in mensenlevens aan de Iraanse kant.

Verzet

“Verzet is geen keuze. In een dergelijke situatie is dat het enige lichtpunt dat naar je knippert. Ik was jong en ik werd aangetrokken door de ideeën van de MKO, die van mening was dat de vrede het einde van de republiek zou betekenen.”

In 1986 verhuisde de partijtop van de MKO haar hoofdkwartier van Parijs naar Irak, ten noorden van Bagdad, om van daaruit tegen Iran te strijden. In Irak werden ze via Jordanië en met de steun van Saddam Hoessein, één van de vijanden van Iran, ruim bevoorraad met Sovjet-munitie. In de nabijheid van Bagdad stichtten ze het autonome Kamp van Ashraf waar duizenden vrijwilligers militair getraind werden. Volgens Reza wilde de MKO op die manier de vrede tussen Iran en Irak bespoedigen!

“Ik was begin twintig en vastberaden om in het verzet te gaan en volgde de MKO naar Irak. Ik was te jong om alle aspecten van gewapend verzet grondig te beseffen. Ik wou alleen een verandering forceren en een einde maken aan het leed van mijn landgenoten. Bovendien, hoe harder de repressie, hoe groter de verleiding om de wapens op te nemen. Met de ervaring die ik nu heb, zou ik daar niet meer voor kiezen.”

Toch maakt Reza een kritische bedenking bij de vraag waarom de grote mogendheden het ene gewapend verzet legitiem vinden en het andere niet. “Kijk naar Libië. Daar kreeg het gewapend verzet tegen Khaddafi zelfs de militaire steun van de NAVO en de legitimatie van de VN. Bovendien, hebben de Amerikanen zich soms met een boeket bloemen bevrijd van de Britse hegemonie?”

Gelegenheidsterroristen

De MKO kwam pas in 1997 tijdens de ambtsperiode van president Clinton op de lijst van terroristische organisaties terecht. Wat werd hen naast hun aanslagen in Iran ten laste gelegd? Bij een aanslag, die de groep in de jaren zeventig, nog voor de Iraanse revolutie, tegen het sjah-regime pleegde, kwamen zes Amerikanen om het leven.

Toch duurde het tot 1997 voor ze tot terroristische beweging werden verklaard. Had dat iets te maken met het aantreden van de hervormingsgezinde Iraanse president Khatami, de voorganger van de huidige Ahmadinejad? Onder Khatami ontdooiden de relaties tussen Washington en Teheran enigszins. De rekening van deze voorzichtige toenadering werd aan de MKO gepresenteerd.

In 2003, nog steeds tijdens het Khatami-regime, net voor de invasie van de VS in Irak, bood Iran in een vertrouwelijke brief aan Washington aan om in ruil voor de ontbinding van de MKO de steun aan Hamas en Hezbollah op te bergen en de internationale gemeenschap vrije toegang te geven tot de Iraanse nucleaire faciliteiten. Frankrijk liep even hard van stapel en arresteerde een aantal topfiguren van de MKO, waaronder de echtgenote van de partijleider, Marjam Rajavi.

Deze arrestaties leidden tot internationaal protest bij de aanhangers van de MKO, onder wie enkelen zichzelf in brand staken. Ook Washington was niet opgezet met de Franse heksenjacht tegen de MKO-topfiguren.

Terroristen’ onder de bescherming van de VS

Na de invasie van de Amerikanen in Irak in 2003 werd de MKO door de Amerikanen, met wederzijdse overeenkomst, ontwapend in ruil voor bescherming en logistieke ondersteuning. Dat zorgde voor veel controverse aangezien de VS de organisatie nog steeds als ‘terroristisch’ bestempelde.

“Toen de Amerikanen Irak aanvielen, hebben ze onze autonomie in het kamp gerespecteerd. We kregen medische hulp en bescherming om ons van basismiddelen te kunnen voorzien. Er waren zelfs plannen om kampbewoners die verminkt waren geraakt, te helpen met protheses. Ik heb er zelf één. Ik verloor een been toen ik op een landmijn liep.”

Al die goede plannen van het Amerikaanse leger werden onder druk van Teheran opgegeven. Was de VS niet met vuur aan spelen door zich rechtstreeks te ontfermen over de vijand van het regime? Bovendien, hoe kon je uitleggen dat in dit geval de ‘terroristen’ onder de bepalingen van de Derde Geneefse Conventie vielen, waarin de behandeling van krijgsgevangenen wordt geregeld, terwijl voor de ‘krijgsgevangenen’ in Guantanamo diezelfde conventie niet van toepassing zou zijn?

Nog verrassender is de plotselinge beslissing van toenmalig minister van Defensie, Donald Rumsfeld, om de MKO-strijders onder de Vierde Geneefse Conventie te sorteren. Volgens de bepalingen van dit verdrag worden de strijders als ‘burgers’ beschouwd die in oorlogstijd de bescherming van de bezettende macht genieten.

“Tijdens de ontwapeningsfase hebben de Amerikaanse soldaten ons correct behandeld. Wie het kamp en dus de MKO wou verlaten, werd ondergebracht in TIPF (Temporary Internment and Protection Facility). Maar ze lieten ons vanaf het begin weten dat het wenselijk was ons te ontbinden. Je moet begrijpen, een goed georganiseerde oppositie, zoals MKO, werkt storend op de diplomatieke betrekkingen tussen Iran en de VS.”

“Bovendien, wij zijn geen natuurlijke bondgenoten van de VS. Kan je je voorstellen dat de VS tijdens het Moebarak-regime openlijk de Moslimbroeders zou steunen? Even absurd is een mogelijk bondgenootschap met de MKO”, aldus Reza.

Toch geniet de MKO nog steeds de steun van sommige ultraconservatieve politici in de VS, vanwege hun ‘nut’ in de strijd tegen het Iraanse regime. Zo beweert de MKO-leiding gevoelige informatie aan de VS te hebben doorgespeeld over de vermeende nucleaire ambities van Teheran.

Aanvallen op Kamp Ashraf en de internationale impasse

Ondanks verschillende aanvallen op de bewoners van Kamp Ashraf sinds de zomer van 2009 en het ultimatum van de Iraakse regering om tegen eind dit jaar de 3.400 MKO-militanten gedwongen het land uit te zetten, lijkt geen enkele EU-lidstaat in te gaan op de dringende oproep van VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon en de chef Buitenlands Beleid van de EU, Catherine Ashton, om deze politieke dissidenten asiel te verlenen.

Dat komt vooral omdat de MKO op internationaal niveau een controversiële reputatie heeft. De internationale gemeenschap is verdeeld als het erop aankomt deze groep al dan niet als ‘terroristische’ organisatie te beschouwen.

Sinds 2008-2009 hebben de Europese Unie en Groot-Brittannië de MKO van de lijst van terroristische organisaties geschrapt. Maar volgens Iran, Irak, de VS en Canada zijn de MKO-leden en haar ex-leden, zoals Reza, nog altijd ‘terroristen’. Bovendien, onderdak geven aan één van de oude vijanden van het Iraanse regime kan de relaties met het Westen nog meer verslechteren.

Asielaanvraag bij UNHCR in Bagdad en Ankara

Na ettelijke pogingen en briefwisselingen heeft het UNHCR in Irak op een informele wijze Reza laten verstaan dat hij meer kans zou maken bij UNHCR in Turkije. “Informeel werd gezegd dat asielzoekers als ik niet als vluchteling konden worden erkend. Want wie het statuut van vluchteling krijgt, valt direct onder de bescherming van UNHCR en de Iraakse ordediensten kunnen ze niet zomaar het land uitzetten”.

Tegen zijn zin in kwam Reza ongeveer vijf maanden geleden in Turkije aan. Hoewel hij in Irak al acht uur interviews achter de rug had en over een dossier beschikte, werd dit dossier niet naar Turkije overgemaakt. “Nochtans had ik voor ik naar Turkije kwam UNHCR in Irak op de hoogte gebracht van mijn vertrek. Bij UNHCR in Ankara heb ik tijdens mijn eerste interview mijn dossiernummer in Irak doorgegeven.”

Na vier maanden wachten op het hoofdinterview wist UNHCR in Ankara nog steeds niet dat Reza sinds eind 2009 in Irak een asielaanvraag had ingediend. Pas na zijn aandringen hebben de UNHCR-medewerkers plots zijn dossier gevonden. Toch heeft hij tot op heden nog geen antwoord of hij al dan niet als vluchteling wordt erkend.

“Rekening houdende met mijn huidige situatie was het beter geweest dat ik ondanks het levensgevaar in Irak in het kamp bleef”, klaagt Reza. “Voor hen lobbyt de MKO-leiding en zet de Internationale gemeenschap onder druk om tot actie over te gaan. Dat doen ze niet voor mensen zoals ik die het kamp hebben verlaten.”

In Turkije kent hij ex-kampgenoten die eerder dan hij het kamp in Irak hebben verlaten, meer dan zes jaar als vluchteling erkend zijn, maar nog steeds in Turkije verblijven.

Op neerslachtige toon zegt hij “Voor de partijtop zijn we niet meer van tel omdat we besloten om te vertrekken. Naar Iran willen we niet omdat we ons niet willen excuseren en geen enkel land is bereid om ons als vluchteling op te nemen. De prijs die je voor vrijheid en rechtvaardigheid betaalt, is soms te hoog.”

Baharak Bashar

Dit project werd mogelijk gemaakt door de steun van de Koning Boudewijnstichting in het kader van de projectoproep Migratiestromen en hun impact in België en Europa. De foto’s zijn gemaakt door mijn collega Pieter-Jan De Pue.

Vanzelfsprekend dank ik alle getuigen die ondanks hun benarde situatie aan deze reportage hebben meegewerkt. Ten slotte zijn we ook de redactie van deze site erkentelijk om deze online publicaties mogelijk te maken.

Van Baharak Bashar verscheen eind november bij EPO Djenghis, democratie en vrouwen. Een Iraanse van Gent naar Caïro.

Pieter-Jan De Pue is de regisseur van de documentaire The land of the enlightened die binnenkort wordt vertoond. Deze bijzondere documentaire gaat over de oorlog in Afghanistan gezien door de ogen van de Afghaanse kinderen.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!