Foto: Doris Morgan, Unsplash / Public Domain
Analyse - Guido Deckers

Index compenseert de hoge energiefactuur: waar of niet waar?

Toen de regering het akkoord over de energiefactuur bekend maakte, brak er een storm los van verontwaardiging. Een korting van amper 165 euro per jaar op facturen die voor een gemiddeld gezin stijgen met meer dan 3.000 euro per jaar [1]. Uit alle hoeken van de samenleving regende het kritiek. Ondanks de vele tegenkantingen, blijft de voltallige regering dit akkoord verdedigen met argumenten die de realiteit overstijgen.

woensdag 9 februari 2022 16:50
Spread the love

 

We gaan hier niet nog eens alle bemerkingen op het akkoord opsommen, maar ons concentreren op het argument van de index. Er werd immers verdedigd dat met een btw-verlaging je meer centen zou kwijt zijn, omdat het onze loonindexering zou vertragen. Met andere woorden: wanneer je de btw op energie niet verlaagt, compenseert de index je voldoende.

Het is een argument dat al wijdverspreid is, en dat door verschillende sociale organisaties werd overgenomen. Ook in de pers verschenen er berekeningen waarmee wordt gesteld dat je met een btw-verlaging op energie meer centen verliest.

De beurskrant L’Echo [2] verwees naar een berekening die circuleert binnen het ACV die vertrekt van de huidige, tijdelijke btw-verlaging op elektriciteit. De redenering is de volgende: energie is een belangrijke factor in de reeks producten uit de indexkorf [3]. Wanneer men de energieprijs aftopt door een btw-verlaging, en andere prijzen beginnen te stijgen, dan zal de spilindex minder snel overschreden worden en zullen de lonen trager stijgen.

Het resultaat – aldus de redenering: we doen verlies aan de btw-verlaging. Maar is dit nu waar of niet waar?

“Energie weegt zwaar door in de indexkorf”: niet waar

Laten we kijken naar het aandeel van de energie in de indexkorf, het virtueel boodschappenmandje waarin allerlei producten en diensten zijn opgenomen en waaraan een bepaald gewicht wordt toegekend. Bij elkaar opgeteld moeten die gewichten 100 procent bedragen.

Als we gaan kijken naar het gewicht van elektriciteit en gas, dan worden deze samen voor zo’n 5 procent verrekend in de indexkorf. We vergelijken dat nu met de werkelijke kost van energie. We gebruiken daarvoor het gemiddelde equivalente huishoudinkomen.

Het klopt dus niet dat de index de energieprijsstijging voldoende compenseert, en het is ook niet zo dat gas en elektriciteit zwaar doorwegen in de indexkorf, integendeel.

In 2020 lag het gemiddelde equivalente huishoudinkomen in het Vlaamse Gewest op 2.442 euro per maand [4]. Gemiddeld stijgen de energiekosten tot 447 euro per maand [5]. Dat is 18 procent van het maandelijks inkomen dat naar energie gaat.

Gezien energie slechts een bijdrage levert van 5 procentpunt in de indexkorf, compenseert de loonindexering minder dan een derde van de prijsstijgingen. Het klopt dus niet dat de index de energieprijsstijging voldoende compenseert, en het is ook niet zo dat gas en elektriciteit zwaar doorwegen in de indexkorf, integendeel.

“We doen voordeel bij het behoud van 21% btw op energie”: niet waar

Volgens de berekening die L’Echo publiceert, zou de indexering vertragen door de tijdelijke btw-verlaging op elektriciteit die de regering nu heeft beslist. Op zich is dat juist, maar de redenering als zouden we voordeel doen bij het behoud van een btw-tarief van 21% op energie klopt niet. Waarom?

*Brutoloon in plaats van nettoloon. De berekening vergelijkt het verschil in het brutoloon met de nettowinst op de elektriciteitsfactuur in het akkoord. Men wil daarmee aantonen dat we meer verliezen bij een vertraging van de index dan we winnen met een verlaging van de btw op je elektriciteitsfactuur. Maar als je rekening houdt met het nettoloon, en dat rekenden we na, is er nauwelijks een verschil.

*38% werknemers volgen spilindex niet. In de berekening gaat men enkel uit van werknemers die de spilindex volgen. Er wordt geen rekening gehouden met werknemers die slechts jaarlijks een indexaanpassing krijgen. Dat gaat over zo’n 38 procent van de Belgische werknemers. Voor die grote groep van werknemers is elke btw-verlaging onmiddellijk in het voordeel.

*Indexering brengt minder op voor lagere lonen en uitkeringen. De ganse berekening waar L’Echo naar verwijst is gebaseerd op een loon van 3.626 euro. In de krant wordt wel gesproken over uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden.

Maar de meesten komen nooit aan een maandelijkse uitkering van 3.626 euro bruto. Zij zullen dan ook winnen bij de 6 procent btw op elektriciteit. En dat komt omdat een indexverhoging voor een lager loon uitgedrukt in centen, minder opbrengt dan voor een hoger loon.

*Btw-verlaging op gas wordt niet berekend. De berekening hier is gebaseerd op het slechte energieakkoord, met slechts een tijdelijke verlaging van de btw op elektriciteit en niet op gas. Dat vertekent het beeld en geeft de indruk dat een permanente verlaging van de btw-tarieven een negatief effect zou hebben. Terwijl daar het grootste potentieel voor het grijpen ligt. Want het is vooral de gasprijs die enorm is gestegen. En gas weegt de helft minder dan elektriciteit in de index, maar kost aan de 47% gezinnen die zich op gas verwarmen dubbel zoveel als elektriciteit.

Mochten we ook gas van 21 naar 6 procent btw brengen, dan gaat het plaatje er helemaal anders uitzien. Gezien gas zo licht weegt in de indexkorf, zal een btw-vermindering géén uitstel veroorzaken van de indexering op lonen en uitkeringen, maar levert de btw-verlaging direct voordeel in de energiefactuur.

Geen luxe-btw op een basisproduct

Maar als de btw op energie wordt verlaagd, dan profiteren de rijken toch mee, hoor je dan nog vaak. Maar dat argument klopt niet. Je gaat toch niet de btw van brood verhogen van 6 naar 21 procent omdat de rijken ook brood eten? En het is niet omdat sommige rijken een zwembad bezitten, dat voor iedereen de btw op water naar 21 procent moet worden gebracht?

Neen, als je de rijken wil laten bijdragen, dan doe je dat via een andere weg, via een vermogensbelasting: een belasting op het vermogen van de 1 procent rijkste Belgen: ze beschikken over 15 procent van de rijkdom, wat meer is dan de gezamenlijke rijkdom van de armste 50 procent van de bevolking [6].

Je gaat toch niet de btw van brood verhogen van 6 naar 21 procent omdat de rijken ook brood eten? Een hoge btw op basisbehoeften is zo in de eerste plaats een omgekeerde herverdeling van arm naar rijk.

Je kan er trouwens niet naast dat de rechtse partijen N-VA en Open VLD, die altijd beweren voor minder belastingen te zijn, absoluut de btw op 21% willen houden.

Logisch: het is de meest onrechtvaardige belasting die het zwaarst weegt voor de laagste inkomens, en niet betaald moet worden door de bedrijven. Een hoge btw op basisbehoeften is zo in de eerste plaats een omgekeerde herverdeling van arm naar rijk.

Laat ons dus de btw op energie verlagen van 21 procent naar 6 procent, en dat niet alleen tijdelijk, maar permanent en zonder compensatie via hogere accijnzen. Energie is geen luxe, maar een basisproduct. Het heeft onmiddellijk invloed op de energiefactuur en is perfect betaalbaar.

“Tenminste als je durft raken aan de enorme overwinsten van Electrabel”, schrijft Peter Mertens (PVDA). “Zelfs na het betalen van de nucleaire taks strijkt de energiemultinational het waanzinnige bedrag van 1,8 miljard overwinsten op. Daar rept de regering met geen woord over [7].”

Inflatie, index en de uitholling van de loonaanpassing: hoe zat dat alweer?

Het indexmechanisme dat onze lonen aanpast aan de levensduurte, is een belangrijke bescherming van de werkende klasse. Blijvende pleidooien van de lobby van werkgevers om een indexsprong te doen of het indexsysteem te begraven, tonen hoe de CEO’s druk blijven zetten om die sociale verworvenheid te begraven.

Toch is onze index vandaag verre van perfect. Afhankelijk van de indexafspraken in de sector is er minder of meer vertraging op de loonaanpassingen. Er werd doorheen de jaren bovendien heel wat gemorreld aan het systeem waardoor de reële prijsstijgingen niet meer volledig doorgerekend worden. We zetten enkele begrippen en feiten op een rij.

*Inflatie. Het indexmechanisme heeft alles te maken met de inflatie. Wat is inflatie? Dat is een stijging van het algemene prijsniveau. Het inflatiecijfer is in januari 2022 opgelopen tot 7,6 procent. Het is geleden sinds 1983 dat we zo’n hoog cijfer hebben gekend.

Wat wil dat nu zeggen? Dat betekent dat je in januari dit jaar 7,6 procent meer betaalt voor producten en diensten dan in januari vorig jaar. Anders gezegd: als je vorig jaar een aantal producten kocht voor 100 euro, dan moet je voor diezelfde producten nu 107,6 euro betalen. Die hoge inflatie is vooral toe te schrijven aan de hoge energieprijzen. In de totale inflatie van 7,6 procent levert energie een bijdrage van 4,97 procentpunt [8].

*Hoe wordt inflatie gemeten? Om de levensduurte te meten, gebruikt men een coëfficiënt; de index. Die meet de gemiddelde evolutie van de consumptieprijzen in een bepaalde periode. Hierbij houdt men rekening met honderden producten en diensten. Die vormen samen van wat men noemt de huishoudkorf of indexkorf.

Aan de hand van dit cijfer kan worden gemeten in welke mate de prijzen en dus de levensduurte stijgen. Wanneer vastgesteld wordt dat de koopkracht ten opzichte van de consumptieprijzen een bepaalde grens overschrijdt, dan worden de lonen, de pensioenen en sociale uitkeringen aangepast.

Dat gaat zo: men start voor een bepaalde indexperiode met het cijfer 100. Zodra de index boven een bepaald percentage stijgt, worden de lonen aangepast. Het cijfer dat wordt gebruikt om de lonen aan te passen, noemt men de spilindex.

De spilindex is een wiskundige formule die bepaalt wanneer een indexaanpassing van de lonen moet gebeuren. De spilindex stond in december van vorig jaar op 111,97. Die is op het einde van januari 2022 overschreden. De lonen, de pensioenen en de sociale uitkeringen zullen daarom met 2 procent worden verhoogd.

*De index: onze loonaanpassing holt steeds de prijzen achterna. Naast de kwestie dat de index de effectieve prijsstijging onvoldoende compenseert, holt het systeem het duurder worden van producten en diensten achterna. Dat heeft twee redenen:

Het systeem holt het duurder worden van producten en diensten achterna. Ten eerste omdat een indexaanpassing niet voor iedereen op een zelfde moment en ook niet onmiddellijk ingaat bij een prijsstijging.

Ten eerste omdat een indexaanpassing niet voor iedereen op een zelfde moment en ook niet onmiddellijk ingaat bij een prijsstijging. Zo werden vanaf 1 januari 2022 de uitkeringen en pensioenen geïndexeerd. In februari volgen de wedden van het overheidspersoneel. Voor de lonen in de privésector is er niet één vast moment, maar hangt de indexering af van afspraken die vakbonden en werkgevers maken per sector.

Bij 38% van de werknemers wordt het loon maar één keer per jaar geïndexeerd [9]. Waar je de werkgeversorganisaties weinig hoort over spreken, is dat de bedrijven tussen twee indexeringen in, geleidelijk extra winst opbouwen omdat hun producten of diensten duurder zijn geworden, gekoppeld aan lonen die nog niet zijn aangepast aan de index.

Ten tweede volgt de index al lang niet meer de actuele prijsevolutie. Sinds de jaren ’70 is het systeem al behoorlijk uitgehold.

Ten tweede volgt de index al lang niet meer de actuele prijsevolutie. Sinds de jaren ’70 is het systeem al behoorlijk uitgehold. De eerste aanval op het indexmechanisme werd ingezet in 1976. Toen werd er voor een bepaalde periode een indexverhoging beperkt.

Vervolgens voerde men vanaf 1983 een vertragingsmethode in. Sinds toen gebeurt de indexaanpassing van de lonen niet meer op basis van het maandelijks indexcijfer, maar op basis van het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de laatste vier maanden.

In de jaren 1980 werden er drie indexverhogingen overgeslagen. In 1994 werd voor de indexkoppeling van de lonen en sociale uitkeringen niet meer het indexcijfer van de consumptieprijzen gebruikt, maar een zogenaamd ‘indexcijfer gezondheid’. Producten zoals alcohol, tabak, benzine en diesel, werden niet meer opgenomen in de korf om de index te bepalen.

In 2012 voerde de regering-Di Rupo de solden-index in. Bij dit mechanisme haalt men geen producten uit de huishoudkorf weg, maar voegt men er producten aan toe. De toenmalige regering besliste namelijk om rekening te houden met de solden in de berekening van de prijzenindex.

Het onmiddellijke effect hiervan was dat de stijging van de index kunstmatig werd vertraagd, waardoor loonaanpassingen uitgesteld werden.

Waarschijnlijk nog frisser in het geheugen: de indexsprong door de regering Michel met de partijen MR, CD&V, N-VA en Open Vld. Iemand bijvoorbeeld van 25 jaar die 2.000 euro bruto verdient, heeft aan het einde van zijn loopbaan meer dan 27.000 euro verloren.

Waarschijnlijk nog frisser in het geheugen: de indexsprong door de regering Michel met de partijen MR, CD&V, N-VA en Open Vld, waardoor de lonen en uitkeringen niet werden aangepast aan de prijsstijgingen.

Zo’n indexsprong betekent een enorm verlies voor je inkomen. Iemand bijvoorbeeld van 25 jaar die 2.000 euro bruto verdient, heeft aan het einde van zijn loopbaan meer dan 27.000 euro verloren [10].

 

Notes:

[1] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2022/02/01/in-cijfers-hoeveel-duurder-werd-de-gemiddelde-energiefactuur-e/?deliveryName=DM184916

[2] L’Echo, 05/02/2022, p.11

[3] be.STAT (fgov.be), waarbij elektriciteit voor 3,3% in rekening wordt genomen, gas voor 1,7%.

[4] Huishoudinkomen – Statistiek Vlaanderen

[5] IN CIJFERS: Hoeveel duurder werd de gemiddelde energiefactuur? En wat zet de regering er tegenover? | VRT NWS: nieuws

[6] Bezit 10 rijksten is verdubbeld tijdens pandemie naar 1.500.000.000.000 dollar, 160 miljoen mensen extra in armoede  | VRT NWS: nieuws

[7] Akkoord energie-factuur: “165 euro korting op facturen die met meer dan 2.800 euro stijgen? Dát is pas boerenbedrog” – PVDA

[8] Consumptieprijsindex | Statbel (fgov.be)

[9] Index volstaat niet om gestegen levensduurte te compenseren – Puls Magazine

[10] De Nieuwe Werker, 28 oktober 2016, Nr.18, p.3

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!