De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Inclusie in en door sport

Inclusie in en door sport

woensdag 20 april 2011 12:29
Spread the love

Nadat nu al enkele jaren in meerdere landen uitgetest wordt wat er op vlak van sportbeoefening bij jongeren gedaan kan worden in grootstedelijke volkswijken en hoe dit best gebeurt, is er begin april door Foyer vzw in het kader van de BIS-Foyer werking een congres gehouden over “inclusie in en door sport”. In principe zit het belang van zulke stedelijke wijksportbeoefening (1) in haar opvoedingwaarde voor de jongeren, (2) in het belang voor de samenhang van de wijk, en (3) in de detectie van sportief talent in het voordeel van de sportfederaties. We overlopen enkele thema’s die ter sprake komen in zulk congres..

  • Moet al dan niet bij de stedelijke sportinitiatieven over “allochtonen” als term  gesproken worden? Abdel Wahhabi, een voormalig bokser en projectleider van het project “Opboksen” in Limburg,  houdt daar niet van. De gekleurde Nederlander Van Delden, projectleider van “Masterboys” in Amsterdam (zaalvoetbal) vindt daarentegen dat je gewoon je sporters “allochtoon” moet durven noemen:  ze moeten de rijkdom van hun inbreng durven claimen.
  • Gaat het bij dit soort sport-initiatieven enkel om de sport? Er wordt sterk gehamerd op het belang van een geheel-aanbod, waarbij sport ruimer educatief aangewend wordt: met verbanden tussen sport – school – vrijwilligerswerk en vrije tijdsgebruik. Hier blijkt het met een “gouden ketje” door de VGC bekroonde BIS Award project uit Brussel dat sport, school en vrijwilligerswerk in één project combineert model te staan.
  •  Moeten we met jongeren alleen bezig zijn? Of ook met de ouders? Er wordt sterk gehamerd op de betrokkenheid van de jongeren bij de werking van de eigen club, ook buiten de strikte sportactiviteiten, en op de betrokkenheid indien mogelijk van de ouders. Het belang van de recreatieve sportbeoefening (zwemmen, fietsen, start to run) )door de ouders wordt eveneens benadrukt. Zo leren die ouders het belang inzien van de sportbeoefening voor de opvoeding van hun kinderen.
  • Moeten sportwerkingen in stedelijke volkswijken niet op de eerste plaats sportactiverend willen zijn, eerder dan jongeren bijna professioneel naar de sport toe te leiden? Velen denken dat dit het geval is. Dit wil dan zeggen dat de jongere die het echt wil maken als topsporter, moet doorverwezen worden naar een geschikte club. Hier wordt dan wel tegen ingebracht dat sommige federaties absoluut niet weten hoe om te gaan bv met atleten van islamitische herkomst, laat staan als die dan nog uit volkswijken komen. Er wordt het voorbeeld gegeven van Monder Rizki, een atleet die minstens een jaar aan de kant is mogen gaan staan, op de top van zijn ‘kunnen’, omwille van een vermeende ontduiking van dopingcontroles. Dit eindigde op een sisser… omdat de uitspraak gewoon onterecht was gebeurd. Diezelfde atleet had vroeger al op Atletiek Vlaanderen tijdens een stage moeten horen dat gezien hij topatleet wou zijn, hij voortaan alles moest mee-eten met de anderen, halal of niet… Ga dat aan zulke jongeren maar aan de man brengen na hun eerste ontmoeting met een federatie.
  • Dit brengt ons bij een nieuwe vraag. Zijn sportfederaties wel de geschikte instanties om zulk soort sportactivering te organiseren of te overkoepelen? Met andere woorden: moeten ministers met de sportfederaties werken als ze iets aan de onderrepresentatie van allochtone sportbeoefening willen verhelpen? Veel mensen in het panel vinden dat de sportfederaties terzake geen enkele relevante rol kunnen noch willen spelen.
  • Ook de financiële aspecten van de sportbeoefening zijn voorwerp van debat. Topsporter worden is een heel dure zaak geworden. Gewone recreatieve sportbeoefening is voor gezinnen uit sommige volkswijken nu al veel te duur. In grote steden als Brussel is het huren van sportzalen, bv voor het spelen van basketbal, peperduur.
  • Ook de doorstroming naar en de betrokkenheid van de clubs wordt besproken. Maar aangezien er geen vertegenwoordigers van federaties in de zaal aanwezig zijn, kan daar niet echt zinvol over gediscussieerd worden.
  • Er wordt op gewezen dat naar gelang van de leeftijd sommige sporten beter de ontwikkeling ten goede komen dan andere en dat sportinitiaties in één discipline zeer nuttig kunnen zijn voor het beoefenen van een andere discipline op latere leeftijd, bv. atletiek op heel jonge leeftijd kan nuttig zijn voor basket of volleybal op latere leeftijd. Daar staat dan weer tegenover dat kinderen heel vaak sporten omwille van de aanwezigheid van hun vriendjes.

Dit is slechts een greep uit de debatten in de tweede helft van het colloquium. In de eerste helft hebben 4 mensen hun projecten voorgesteld: het project BIS-Foyer Brussel door voormalig top-atleet Raf Wyns, het “Free of Charge Sports Schools” project uit Turkije door voormalig volleybalspeeltster (Turkse nationale ploeg), Suzan Kum, het project “Opboksen” in het kader van het project de Uitdaging door Abdel Wahhabi (voormalig participant voor België aan de Olympische Spelen) en door de Genkse coördinator, en het Amsterdamse “Masterboys” project (zaalvoetbal) door Stefano Van Delden. Bij het panelgesprek zijn betrokken geweest, naast de vier projectleiders: prof. Marc Theeboom (VUB), Mark Van Der Veken (kabinetsmedewerker Sport bij Brussels staatssecretaris Bruno De Lille), en Gert Eeraerts (coördinator Buurtsport Brussel). In het publiek zitten bij zulk congres iets meer dan  70 aanwezigen.

Wie zijn  bij zulk congres de meest opvallende afwezigen? Heel leerrijk: de Vlaamse sportfederaties alsook de Vlaamse officiële sportinstanties die professioneel geacht zijn diepgaand met sport begaan te zijn. Geen enkele van hen vindt het immers nodig om ook maar één iemand naar zulk congres af te vaardigen. Blijkbaar hebben ze daar in de Vlaamse gemeenschap allemaal nu al een heel klare idee over de manier waarop je in volkswijken of onder allochtonen  en andere minder kansrijke groepen aan sportdetectie of sportactivering doet. Het is overigens geen toeval dat als je België met de omringende landen vergelijkt, het voetbal en het boksen daargelaten, ons land opvalt door zijn geringe aanwezigheid van “gekleurde” sporters (tenzij enkele die meestal rechtstreeks reeds als vedette bv uit Rusland of Ethiopië hun land verlaten hebben). Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en zelfs Duitsland doen het momenteel beduidend beter. Ook afwezig: de Vlaamse sportjournalistiek.

Ministers als de vroegere Bert Anciaux die dachten dat ze de juiste initiatieven genomen hadden om aan de ondervertegenwoordiging van gekleurde sporters in Vlaanderen iets te doen, moeten gewoon maar eens naar de resultaten kijken die ze op het terrein bekomen hebben om te beseffen hoe weinig efficiënt hun beleid eigenlijk geweest is, althans in die materie. Over de rest spreek ik me niet uit.

take down
the paywall
steun ons nu!