Mikis Theodorakis

In memoriam: Mikis Theodorakis

donderdag 2 september 2021 14:12
Spread the love

 

Mikis Theodorakis werd geboren op 29 juli 1925 op het Griekse eiland Chios, dat toen slechts iets meer dan 10 jaar van de Ottomaanse bezetter was bevrijd. Hij wordt beschouwd als een van de grootste Griekse muzikale componisten die tevens ook politiek heel actief was.

Zijn werk werd bepaald door belangrijke momenten in de moderne Griekse geschiedenis, met onder meer de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog, de daaropvolgende burgeroorlog, het Kolonelsregime van 1967 tot 1974 en nadien het herstel van de democratie, tot aan de economische crisis die zijn vaderland plaagt sinds 2010.

Op 7 april 1942 – Theodorakis is dan 17 – stelt hij zijn eerste werk voor in de Griekse stad Tripoli. Kassiani is een muziekstuk voor 4 stemmen en een orkest en is gebaseerd op de orthodoxe hymne van Kassiani (een hymne die op de dinsdag van de Goede Week, in de aanloop naar orthodox Pasen, wordt gezongen).

Als jongeman is hij actief in het verzet, en op 25 maart 1943 – de Griekse nationale feestdag – wordt hij op een demonstratie in Thessaloniki tegen de Duitse en Italiaanse bezetting gearresteerd en gemarteld door de Italianen. Met de hulp van het Griekse verzet (ΕΛΑΣ –Grieks Volks Bevrijdingsleger), waarna hij actief werd bij het ΕΠΟΝ – de verenigde panhelleense jongerenorganisatie, de jeugdafdeling van de grootste verzetsbeweging in Griekenland.

Tijdens de Dekemvriana – de gebeurtenissen in Athene na de bevrijding, waarbij de Britten samen met de Griekse collaborateurs de strijd begonnen tegen het communistisch geïnspireerde Griekse verzet die tevens de Griekse burgeroorlog inleidden – strijdt Theodorakis aan de kant van het verzet, dat samen met de geallieerden tot kort daarvoor de Duitse bezetter het leven bijzonder moeilijk had gemaakt. Tegelijkertijd studeert hij aan het Atheense Odeon (de muziekacademie).

In 1945 richt hij het koor van ΕΠΟΝ op en tijdens de burgeroorlog blijft hij actief in het communistische kamp. De facto leeft hij ondergedoken, tot hij in 1947 wordt gevangen genomen en wordt verbannen. Eerst wordt hij met vele anderen als politieke banneling naar het eiland Ikaria gestuurd. Op Ikaria was het leven voor een politieke banneling nog draaglijk: velen van hen werden er door de plaatselijke bevolking opgevangen. Maar een jaar later wordt Theodorakis verbannen naar het onbewoonde eiland Makronyssos, dat bekend stond als een hel. Daar moest hij dwangarbeid verrichten en werd hij zwaar gefolterd, met verlamming als gevolg. Hij werd als gehandicapt geklasseerd, wat tot zijn vrijlating leidde.

Voor zijn legerdienst wordt hij naar Chania op Kreta gestuurd in 1949, waar hij langzaamaan recupereert. Een jaar later studeert hij af aan het Atheens Odeon. In 1954 ontvangt hij een studiebeurs om in Parijs te gaan studeren aan het Conservatoire. Hij begint er muziek te componeren voor ballet en voor films.

In 1960 keert Theodorakis terug naar Griekenland en beleeft hij zijn meest productieve jaren. Hij zal het werk Epitafios, van de communistische dichter Giannis Ritsos, op muziek zetten. De versie die hij opneemt met Grigoris Bithikotsis op zang, behoort tot de klassiekers die bijna elke Griek in de platenkast heeft staan.

In dezelfde periode werkt Theodorakis ook aan het werk Axion Esti, een gedicht van nobelprijswinnaar Odysseus Elytis. Hij zet tevens Epifaneia op muziek, de gedichtenbundel van Georgos Seferis – eveneens een nobelprijswinnaar. Hij richt verder het Kleine Symfonische Orkest van Athene op en geeft heel wat concerten, om het Griekse publiek vertrouwd te maken met symfonische muziek. In zijn eentje veranderde hij in deze periode trouwens de Griekse muziek: hij slaagde er in om de moderne Griekse volksmuziek te koppelen aan moderne Griekse poëzie. Daardoor kennen heel wat Grieken de gedichten van de moderne dichters uit hun hoofd.

Na de politiek gemotiveerde moord op de arts Grigoris Lambrakis (door regisseur Costa Gavras op pellicule gezet in de film “Z”) wordt Theodorakis verkozen tot voorzitter van de linkse Lambrakis Jeugd. Hij wordt ook voor het eerst verkozen als parlementslid met de partij EDA, wat staat voor Grieks Democratisch Links.

In 1964 wordt Mikis Theodorakis een naam die in de hele wereld bekend wordt. In de zomer van dat jaar schrijft hij namelijk de muziek voor de film “Zorba de Griek”, gebaseerd op het boek van de Griekse schrijven Nikos Kazantzakis. De syrtaki zal voor altijd de muziek zijn die het brede publiek aan de naam Theodorakis verbindt.

Een jaar later componeert hij de Ballade van Mauthausen, gebaseerd op teksten van de Griekse Jood en theatermaker Jacovos Kambanellis die het concentratriekamp Mauthausen-Gusen overleefde. Het is zijn eerste samenwerking met de iconische zangeres Maria Farantouri. De Mauthausen liederencyclus is door velen vertolkt, onder meer door Joan Baez en in het Nederlands door Liesbeth List.

Wanneer de Griekse kolonels op 21 april 1967 de macht grijpen, moet Theodorakis onderduiken. Twee dagen later al roept hij op tot verzet tegen de junta. Een kleine maand later richt hij de verzetsbeweging PAM (Patriottische Antidictatoriaal Front) tegen de dictatuur op. Hij wordt meteen als voorzitter verkozen. De junta reageert door de werken van Theodorakis te bannen. Als Griek was het strafbaar om naar de muziek van de componist te luisteren.

In augustus 1967 wordt hij door de autoriteiten opgepakt en alweer zwaar gemarteld in geheime cellen van de politie en het leger. Tegelijk probeert hij zo veel mogelijk door te blijven werken en te blijven componeren. Hij slaagt er in om zijn werken naar het buitenland te laten smokkelen, waar ze werden gezongen door Maria Farantouri en Melina Mercouri. Er ontstaat een grote internationale beweging die protesteert tegen het feit dat hij in een legerkamp in Oropos in zeer slechte gezondheid wordt opgesloten. Belangrijke internationale figuren uit de kunstwereld, zoals Dmitri Shostakovich, Arthur Miller, Leonard Bernstein, Harry Belafonte, Laurence Olivier en Yves Montand, ijveren voor zijn vrijlating. In april 1970 krijgt Theodorakis amnestie en kan hij naar Parijs uitwijken vanwaar hij blijft oproepen tot acties om de junta ten val te brengen. Tijdens de jaren dat hij in Parijs verblijft, leert hij dichter en nobelprijswinnaar Pablo Neruda kennen, wiens Canto General hij later op muziek zal zetten.

Wanneer de Griekse junta in 1974 uiteindelijk capituleert, keert Theodorakis terug naar Griekenland en in de zomer van 1974 staat hij op het podium met het toenmalige kruim van de Griekse muzikale wereld om de val van het Kolonelsregime te vieren met liederen die de junta de jaren voordien had verboden. Twee van die optredens zijn nadien in een documentaire gegoten met de naam Liederen van het vuur. Liederen van de drie componisten – Theodorakis, Giannis Markopulos en Stavros Xarchakos – werden er gebracht door onder meer Maria Farantouri, Giorgos Dalaras, Manos Loizos, Mariza Koch, Nikos Xilouris, Lakis Chalkias, en Charalambos Garganourakis. Het zijn tijdsdocumenten die heel wat Grieken nog steeds kippenvel bezorgen.

Na zijn terugkeer in Griekenland blijft Theodorakis componeren (onder meer ook filmmuziek, met als bekendste de soundtrack voor “Serpico”), geeft hij ook vele concerten in het binnen- en buitenland, maar wordt hij politiek ook bijzonder actief. In 1981 wordt hij verkozen als parlementslid voor de KKE, de Griekse Communistische Partij. In 1985 wordt hij herverkozen.

Ondertussen werpt hij zich op als grote voorstander van een toenadering tussen aartsvijanden Griekenland en Turkije en in de jaren 80-geeft hij heel wat concerten op Turkse bodem. Na de ramp in Tsjernobyl, laat hij zich ook kennen als een tegenstander van kernenergie.

In 1989 ontstaat er binnen de KKE grote onenigheid over een mogelijke regeringsdeelname van de partij die leidde tot een splitsing van de partij. Mikis Theodorakis zei de partij vaarwel en stond in 1990 als onafhankelijk kandidaat op de lijst van de centraal rechtse partij Nea Dimokratia. Hij raakte makkelijk verkozen en was gedurende 2,5 jaar minister van Staat (zonder portefeuille) in de regering van Konstantinos Mitsotakis (de vader van de huidige Griekse eerste minister). Het zorgt voor een breuk tussen de componist en de communistische partij, die nooit meer geheeld werd.

Nadien nam Theodorakis afscheid van de actieve politiek, maar toch bleef hij aanwezig op het politieke toneel. Op 1 december 2010 richt hij een volksbeweging op met de naam Spitha (Genster) als reactie op het kreupelmakende besparingsbeleid dat de EU dat jaar aan Griekenland begon op te leggen. Het was een beweging die was geboren uit de resten van de Aganaktismenoi, de Griekse indignado’s die wekenang op het Syntagmaplein hadden gezeten. Theodorakis stapte uit de beweging in september 2013 en Spitha is sindsdien een stille dood gestorven.

Tijdens de jaren van de economische crisis werd Theodorakis wel vaker beschuldigd van het maken van populistische uitspraken die meer op emotie dreven dan op iets anders.

In 2011 – in volle besparingswoede – ontstond er heel wat ophef toen er een brief verscheen van een aantal gepensioneerde ex-parlementsleden die een verhoging eisten van hun pensioen waar ze wettelijk recht op hadden. De brief was onder meer ondertekend door de componist.

In 2013 ging Theodorakis te keer tegen parlementslid Maria Repousi, omdat die de gebeurtenis van de “dans van Zalongo” in vraag durfde te stellen. Het gaat om een al dan niet waar gebeurd feit in 1803 waarbij de vrouwen en kinderen van de streek Souli in noordwest Griekenland, al dansend in de diepte sprongen, liever dan zich over te geven aan de Ottomaanse overheerser. Volgens Theodorakis maakte Repousi zich schuldig aan nationalistisch nihilisme. In een interview liet hij optekenen dat het een kwaliteit is om Griek te zijn en om in Griekenland te wonen. Als ze dat niet begreep, kon ze in Nigeria gaan wonen. In Griekenland kun je niet morrelen aan de geschiedschrijving waarop de nationale identiteit is gebaseerd.

In 2015 was de componist nog blij met de verkiezing van Alexis Tsipras als de nieuwe premier. Maar zijn enthousiasme kreeg een flink deuk toen de toenmalige premier een oplossing voorstelde voor de Macedonische naamskwestie. Sinds 2018 is de naam van het noordelijke buurland van Griekenland van FYROM veranderd in Noord-Macedonië. De overeenkomst tussen Griekenland en zijn buurland houdt eveneens in dat de inwoners van Noord-Macedonië zichzelf Macedoniërs mogen noemen en de taal die ze spreken Macedonisch. Dat was niet naar de zin van Mikis Theodorakis, die in febuari 2018 met tienduizenden Grieken in Athene de straat op kwam om te protesteren tegen de nieuwe naam. Opvallend tijdens de bijeenkomst was het grote aantal leden van Gouden Dageraad.

Theodorakis sprak de menigte toe met de woorden “mijn goede Grieken, mijn broeders, fascisten, racisten, terroristen, anarchisten en relschoppers”. Hij zei dat hij bekend staat om zijn strijd tegen elke vorm van fascisme, en had het er over dat we nu onder een soort van links fascisme leven. “De ergste vorm van fascisme, is de draai naar links”, zo klonk het. Om te besluiten dat leden van Gouden Dageraad ook van hun vaderland houden, maar op een twistzieke manier.

Nadien gebeurde er op Twitter iets onwaarschijnlijks. Theodorakis, de man die altijd tegen het fascisme in al zijn vormen had gevochten, kreeg lof van de woordvoerder van het neonazistische Gouden Dageraad. “Mikis begon bij de Nationale Jongerenorganisatie van Ioannis Metaxas en maakte de cirkel rond op het protest, waar hij naast de patriotten en nationalisten stond. Zijn tussentijdse posities en buitelingen zijn hierbij vergeten.”

Bron: Twitter @IliasKasidiaris

De zoon van een beul in het strafkamp van Makronissos, Chrystos Skaloumbakas, stuurde destijds deze tweet de wereld in: “Mikis sprak vandaag en het was alsof ik mijn vader op Makronissos hoorde spreken over Macedonië.” Februari 2018 was niet het fraaiste moment van de componist, maar het is wel een moment dat bij velen nog vers in het geheugen geprent staat. En het is zeker niet de gepaste bekroning op een strijdvaardig en bewogen leven.

En bekroningen heeft Theodorakis zeker gekregen. In 1957 ontvangt hij zijn eerste prijs, op het festival van Moskou, uit de handen van Dmitri Shostakovich, voor zijn compositie voor piano en orkest Suite No 1.

In 1959 wint hij de American Copley Music Prize voor de beste Europese componist. In 1983 wordt hem de Lenin Vredesprijs toegekend. In 1993 wordt hij algemeen directeur van de Muziekensembles van ERT, de Griekse openbare omroep, en een jaar later krijgt hij een eredoctoraat aan de universiteit van Quebec.

Mikis Theodorakis heeft tijdens zijn lange leven meer dan 1.000 liederen geschreven, heel wat symfonische werken, cantades en oratoria, muziek voor tientallen theaterstukken en tragedies, opera’s en films. Uit zijn huwelijk heeft hij twee kinderen: Giorgos en Margarita.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!