Zo werd het Haïtiaans volksverzet tegen de gruwelijke slavernij weergegeven in Frankrijk. Tekening: Public Domain
Boekuittreksel,

‘In het spoor van Fanon’: eerherstel voor de Haïtiaanse Revolutie

Koen Bogaert gaat 'In het spoor van Fanon' uitgebreid in op de geschiedenis van slavernij en kolonialisme. De hedendaagse strijd voor dekolonisering is niet nieuw, ze is even oud als de kolonisering zelf. Een onderdeel van die geschiedenis dat nog steeds genegeerd wordt in geschiedenisboeken is de Haïtiaanse Revolutie (1791-1804). Geen voetnoot maar een cruciaal onderdeel van de 'Age of Revolution'. Dit is een uittreksel uit het boek.

maandag 13 februari 2023 16:21
Spread the love

 

In augustus 1791, twee jaar na het uitbreken van de Franse Revolutie, kwamen tot slaaf gemaakte mensen op het eiland Saint-Domingue1 massaal in opstand tegen hun Franse koloniale meesters. Het was de eerste succesvolle antikoloniale opstand in de moderne geschiedenis, waarbij zwarte revolutionairen achtereenvolgens de Fransen, de Britten, de Spanjaarden en opnieuw de Fransen (deze keer onder leiding van Napoleon Bonaparte) versloegen, aangevoerd door charismatische leiders zoals Toussaint Louverture, Jean-Jacques Dessalines en Henri Christophe. Op 1 januari 1804, na meer dan een decennium van strijd, werd Haïti de tweede moderne onafhankelijke staat van de ‘Nieuwe Wereld’ (na de Verenigde Staten). Toussaint Louverture zelf was inmiddels gestorven in een Franse cel. Maar de gevangenneming van de belangrijkste revolutionaire leider in 1802 had de beweging niet kunnen stoppen. Die was al zodanig geradicaliseerd dat een terugkeer naar het oude status-quo onmogelijk werd. De Franse kapitein die Toussaint Louverture naar Europa moest escorteren, werd nog door hem gewaarschuwd: ‘Door mij omver te werpen, hebben jullie alleen de stam van de boom van zwarte vrijheid geveld in Saint-Domingue; hij zal weer groeien vanaf de wortels, want die zijn talrijk en diep vertakt.’

De stichting van de staat Haïti in 1804 was de apotheose van een reeks gebeurtenissen die als een schokgolf doorheen Europa en de Atlantische koloniale wereld raasden. De Haïtiaanse Revolutie was op dat moment al meer dan een decennium lang het onderwerp van verhitte discussies en politieke acties binnen de Franse revolutionaire Assemblée, de koloniale bestuurskamers, intellectuele kringen, de Europese pers, de groeiende antislavernijbeweging, de Caraïbische en Amerikaanse havens en noem maar op. We bevonden ons dan ook midden in wat de Britse historicus Eric Hobsbawm omschreef als de ‘Age of Revolution’.

Tienduizenden Europese soldaten kwamen om het leven in hun poging het zwarte revolutionaire leger opnieuw in de slavernij te dwingen. Napoleon Bonaparte verloor meer manschappen in Saint- Domingue dan tien jaar later in Waterloo. De Europese en Amerikaanse elites vreesden bovendien voor een domino-effect. In navolging van de gebeurtenissen op het eiland braken in veel andere plantagekolonies inderdaad ook opstanden uit. Haïti zou een blijvende bron van inspiratie worden voor de emancipatie van tot slaaf gemaakte mensen.

Alleen al vanwege de economische impact was het niet verwonderlijk dat de Haïtiaanse Revolutie de Atlantische wereld op zijn kop zette. Saint-Domingue was het kroonjuweel van het Franse koloniale rijk en een van de meest geïndustrialiseerde landbouwgebieden in de wereld. Het kleine Caraïbische eiland overtrof de Verenigde Staten in export, en haar handel was meer waard dan die van de Mexicaanse en Braziliaanse kolonies samen. Haar economisch gewicht was vele malen groter dan dat van alle Britse eilanden in het Caraïbisch gebied. Saint-Domingue produceerde meer suiker en koffie dan om het even welke andere kolonie. Aan de vooravond van de revolutie waren de achtduizend plantages op het eiland goed voor 30 procent van de wereldproductie in suiker, meer dan de helft van alle koffie en ook nog eens meer dan 30 procent van de Caraïbische katoen. Daarnaast werd er voor de Europese markt ook cacao en indigo geproduceerd. De buitenlandse handel van het eiland, goed voor een derde van de totale Franse buitenlandse handel, was qua volume even groot als die van de pas opgerichte Verenigde Staten.

De overgrote meerderheid, zo’n 90 procent van de inwoners van Saint-Domingue, was tot slaaf gemaakt. De laatste drie decennia voor de revolutie verdubbelde de ‘slavenpopulatie’ van 250.000 tot bijna een half miljoen. Saint-Domingue was veruit de belangrijkste bestemming voor de trans-Atlantische slavenhandelaars. Tegen het einde van de achttiende eeuw was het eiland de eindbestemming voor bijna 40 procent van alle trans-Atlantische slavenhandel. Er werden zo’n 40.000 nieuwe slaven per jaar ingevoerd.

Door het moorddadige arbeidsregime op de plantages lag de gemiddelde levensverwachting na aankomst op het eiland tussen de zeven en de tien jaar. Elk jaar stierf zo’n 5 tot 10 procent van de tot slaaf gemaakte bevolking als gevolg van de gewelddadige uitbuiting. Planters vonden het voordeliger om nieuwe gevangenen aan te kopen dan hun aanpak te veranderen. Er was dus permanent nood aan de invoer van nieuwe slaven. Net voor de revolutie waren meer dan 300.000 tot slaaf gemaakten nog geboren en getogen in Afrika. Een groot deel daarvan was afkomstig uit de Congo-streek.

Vanaf het begin van de Franse Revolutie (1789) namen op Saint- Domingue de sociale spanningen toe. ‘Ras’ en klasse vormden de belangrijkste breuklijnen. De heersende klasse van planters, de zogenaamde ‘grand blancs’, zag in de politieke chaos in Frankrijk een opportuniteit om meer autonomie te eisen en meer vrijheid om handel te drijven met andere naties, los van de controle door het moederland. De ‘petits blancs’, witte kolonisten die geen land bezaten en werkten als klerk, kleine handelaars of als opzichters op de plantages, vonden in de radicale ideeën van de Franse Revolutie inspiratie om de enorme klassenongelijkheid in de Franse kolonies aan te klagen.

Tot slot waren er ook nog de zogenaamde mulâtres, zoals de inwoners van gemengde afkomst werden genoemd in de koloniale maatschappij. De benaming vindt zijn oorsprong in het Spaanse en Portugese woord ‘mula’ wat muilezel betekent. Het werd gebruikt om kinderen van witte en zwarte ouders een raciale identiteit te geven. Een muilezel is natuurlijk een kruising tussen een paard en een ezel. De mulâtres werden op die manier hiërarchisch geclassificeerd als een categorie die stond tussen ‘superieure’ witte mensen en ‘minderwaardige’ zwarte mensen.

Sommigen van hen behoorden tot de rijkere inwoners van het eiland en bezaten zelf grote plantages met tot slaaf gemaakte arbeiders. Hoewel ze zelf vaak kinderen waren van tot slaaf gemaakten, stelden ze de slavernij zelf niet ter discussie. Integendeel, ze keken vaak neer op zwarte mensen. De mulâtres maakten gebruik van de Franse Revolutie en haar Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger uit 1789 om de raciale discriminatie aan te klagen en gelijke rechten te eisen voor alle vrije burgers van het eiland.

Jean-Jacques Dessalines, eerste leider van onafhankelijk Haïti, opsteller van de meest progressieve Grondwet van zijn tijd, ‘een wilde genocidaire bruut’ volgens de Europese pers. Schilderij: Pôlehistoire/Public Domain

De spanningen en vijandelijkheden tussen deze verschillende sociale groepen zouden echter in het niet vallen bij het uitbreken van de massale opstand van de tot slaaf gemaakten. Het begon allemaal met een reeks geheime vergaderingen in de bergen in het noorden van het eiland in augustus 1791. Tijdens een van die bijeenkomsten, in Bois-Caïman, dichtbij de koloniale stad Le Cap, werd een revolutionair pact gesloten met een voodooceremonie die waarschijnlijk gebaseerd was op een West-Afrikaans ‘bloed-eed’-ritueel.

De ceremonie en de daaropvolgende opstand waren het resultaat van maanden nauwgezette planning. De heersende grand blancs, die vooral neerkeken op de vreemde gewoonte van hun slaven om kilometers ver te reizen voor dansfeesten en begrafenissen, hadden het communicatienetwerk en de grassroots organisatie van de tot slaaf gemaakten zwaar onderschat. (pp. 219-223).

Dessalines was dan wel meedogenloos, maar de blinde geweldenaar waarvoor hij door de kolonialisten en de internationale pers versleten werd, was hij niet. Als staatsman was hij vaak pragmatischer of strategischer in zijn beleid dan in zijn retoriek. Net zoals de Haïtiaanse leiders na hem was hij zich zeer goed bewust van de internationale machtsbalans. Haïti was omringd door vijandige koloniale empires. In hun diplomatie en economische politiek zouden de nieuwe Haïtiaanse leiders dan ook proberen gebruik te maken van de economische belangen van Europese en Amerikaanse handelaars en van de rivaliteit tussen de Europese grootmachten (zoals onder andere de Napoleontische oorlogen in Europa). Via allerlei strategische manoeuvres en allianties probeerden ze zo de onafhankelijkheid veilig te stellen.

Dessalines’ compromisloze houding inzake dekolonisatie bezegelde echter zijn lot, en ook dat van de nieuwe onafhankelijke staat, in de koloniale geschiedschrijving. Zijn meedogenloze afrekening met de Franse heerschappij zou internationaal gebruikt worden als bewijs voor de barbaarsheid van de Haïtianen en van Dessalines in het bijzonder. Het werd zelfs gebruikt als legitimatie voor het Europese kolonialisme. Daarnaast heeft ook de evolutie van het wetenschappelijk racisme in de daaropvolgende eeuw de herinnering aan de gebeurtenissen in Haïti mee vormgegeven. Het werd ondenkbaar dat een ‘inferieur ras’ ook maar enige betekenisvolle invloed had op de wereldgeschiedenis. Het historisch belang van de revolutie zou al snel uit het publieke geheugen gewist worden. Een impact die ook vandaag nog zichtbaar is.

Tweemaal democratisch verkozen president Jean-Bertrand Aristide, tweemaal afgezet door de VS. Foto: biografiasyvidas.com

Zelfs tot in de eenentwintigste eeuw zal deze koloniale beeldvorming Haïti blijven achtervolgen en het land brandmerken als ‘armste land op het westelijke halfrond’. In 2003, tweehonderd jaar na de dood van Toussaint Louverture, startte de toenmalige Haïtiaanse president Jean- Bertrand Aristide een campagne met de bedoeling herstelbetalingen te eisen van Frankrijk voor twee eeuwen kolonisatie. De 21 miljard dollar die Aristide vooropstelde was het hedendaagse equivalent van de zogenaamde ‘schadevergoeding’ van negentig miljoen frank die Haïti zelf, onder imperiale druk, aan Frankrijk had moeten betalen in ruil voor haar officiële erkenning in 1825.

De Franse overheid veegde Aristides campagne echter direct van tafel met een eigen rapport over de Frans-Haïtiaanse geschiedenis. De eisen van Aristide, zo beweerde men in een knap staaltje van bureaucratisch cynisme, hadden geen juridische basis omdat het zelfbeschikkingsrecht van naties op dat moment nog niet bestond, evenmin als het concept van slavernij als misdaad tegen de menselijkheid.

Bovendien, in een ongelooflijk vertoon van paternalisme en racisme, riepen de auteurs van het rapport hun ‘Haïtiaanse vrienden’ op om ‘hun deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de onwaarschijnlijke verloedering van de “Parel van de Antillen”, de rijkste kolonie ter wereld, die goed was voor een derde van de buitenlandse handel van Frankrijk – het Koeweit van de eeuw van Voltaire – dat in twee eeuwen tijd was vervallen tot een niveau van een vloek van de Sahel [malédiction Sahélienne]’.

Niet veel later zou Aristide trouwens afgezet worden in een staatsgreep, mee georkestreerd door diezelfde Franse regering, de Verenigde Staten en Canada. Thierry Burkard, de toenmalige Franse ambassadeur in Haïti, zou pas veel later, in mei 2022, aan journalisten van The New York Times toegeven dat de commissie die het rapport in 2004 moest samenstellen, de opdracht had gekregen ‘geen woord te zeggen ten gunste van restitutie’. Burkard gaf eveneens toe dat Aristides campagne ‘waarschijnlijk ook iets te maken had’ met de staatsgreep. ‘Het zou een precedent hebben geschapen’ voor veel andere voormalige kolonies, legde hij uit aan de Amerikaanse krant. (pp. 242-244).

 

Lees ook de recensie van Rachida Lamrabet over het boek en het video-interview met de auteur hieronder.

Een historische terugblik op de onafhankelijke staat Haïti vind je in Geef Haïti niet op! De Haïtianen doen dat ook niet.

© epo.be en Koen Bogaert. Dit uittreksel mag enkel worden overgenomen mits toestemming van uitgeverij EPO pers@epo.be en auteur Koen Bogaert.

Note:

1  Sainte Domingue is de Franse koloniale naam van Haïti, dat samen met de gelijknamige Spaanse kolonie Santo Domingo – nu de Dominicaanse Republiek – één eiland vormt, en door Christopher Columbus bij zijn eerste aankomst gepast Hispanolia werd genoemd (nvdr).

Geen copyrightvermelding

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!