Eléonore Merza Bronstein en Eitan Bronstein Aparicio stelden op 22 oktober 2018 hun boek over de Nakba voor. Foto: screenshot de-colonizer.org
Eitan Bronstein Aparicio

“Ik verhuisde naar Brussel, maar verliet Israël niet”

In december 2019 verhuisde de Joodse Israëli Eitan Bronstein Aparicio van Tel Aviv naar Brussel. Het was voor hem geen evidente beslissing. De maatschappelijke realiteit van de apartheid in Israël, de kolonisatie en de bezetting van Palestina werden echter te confronterend. Van jonge, overtuigde kibbutznik en linkse zionist evoluëerde hij tot een van de meest radicale linkse stemmen tegen het zionisme in Israël. Hij vertelt hier hoe de ervaring met zijn zoontje op school hem er uiteindelijk toe bracht met zijn gezin naar Brussel te verhuizen.

dinsdag 3 november 2020 13:47
Spread the love

 

In december 2019 spendeerde ik tien dagen aan het leeghalen van ons huis in Tel Aviv. Het meeste van de inboedel gooiden of gaven we weg. Het deel dat we besloten mee te nemen naar ons nieuwe huis in Brussel werd verdeeld onder tien valiezen.

Een goede vriend hielp me bij dit proces, niet vanwege de fysieke inspanning die het vroeg, maar omdat het ook mentaal zwaar was. De aanwezigheid van mijn zoon Hadrian maakte het enkel moeilijker. Het was hard voor hem om te zien hoe we het huis waarin hij was geboren nu zouden verlaten.

Gepakt en gezakt sloot ik de deur nog een laatste keer en overhandigde ik hem de sleutel. Op dit moment besefte ik dat ik niet langer een sleutel in mijn zakken had, een teken van loslaten. Toch overspoelde me ook een gevoel van vrijheid, een kans op een nieuw leven in een ander huis, dat we nog moesten opbouwen.

De gezellige thuis die we in Brussel opbouwden, vervangt echter het huis in Israël niet. Ik ben gelukkig in Brussel, met mijn vrouw Eléonore en onze zoon. Tegelijkertijd ben ik nog steeds in Israël, want daar bevinden zich mijn herinneringen, mijn andere kinderen en kleinkinderen.

De Nakba (katastrofe, ramp) verwijst naar de periode december 1947 tot januari 1949. Meer dan 700.000 Palestijnen werden toen uit hun huizen en dorpen verdreven. Foto: zochrot.org/Public Domain

In Israël werkte ik voor de erkenning van de echte rol van de Israëli’s in de Nakba, de catastrofale deportatie van het merendeel van de Palestijnen in 1948, om voor zichzelf een Joodse staat op te richten. Dit project ontwikkelde zich en was succesvol. Ik raakte steeds meer gehecht aan dit land, zijn geschiedenis en geografie, alsook aan de onderdrukte herinneringen. Ik voelde lokaal voortdurend een grotere verbinding en voelde me daardoor ook steeds meer een antizionistische richting inslaan.

Ondertussen verzet ik me al twintig jaar tegen het Israëlische regime als Joodse staat. Toch draag ik in mijn identiteit nog steeds een harde paradox mee: ik heb immers geen echte collectieve identiteit buiten de Israëlische. Toch begrijp ik dat dit “Israëli-zijn” in essentie een koloniale identiteit is.

Ik heb bijna geen kans om buiten deze Israëlische identiteit te treden (op vlak van taal, cultuur en plaats), maar hoe meer ik te weten kom over deze identiteit, hoe meer ik me wil verzetten tegen (bijna) alles wat ze vertegenwoordigt.

Daarom is het ook geen toeval dat ik heb besloten te emigreren uit Israël, zonder een terugvlucht te boeken. Hoewel onze verhuis naar Brussel vooral voortvloeide uit het onvermogen van mijn grote liefde om nog langer in Israël te wonen, werd haar keuze grotendeels beïnvloed door onze gemeenschappelijke activiteiten in de strijd tegen het Israëlische kolonialisme dat de grond legde voor een Apartheidsregime.

Toen onze zoon in het Israëlische onderwijssysteem terechtkwam, vertelde ik Eléonore dat het vooral voor haar ondraaglijk zou worden om de constante blootstelling aan racisme in het land te ondergaan. Zelf was ik het immers al gewend. Zo gebeurde het onvermijdelijke, misschien zelfs sneller dan ik oorspronkelijk verwacht had.

Replica van de menora van de Tempel. Foto: ariely/Public Domain

Toen onze zoon tweeënhalf jaar oud was, ging hij naar een openbare kleuterschool. In de aanloop naar de Israëlische Onafhankelijkheidsdag (14 mei) werd de kleuterschool versierd met nationale symbolen, zoals de vlag, de menora1 en dergelijke.

Op een dag werd het te veel. Eléonore pikte Hadrian op aan de school en vond daar in de inkomhal op een kleine ronde tafel vier kleine tanks. Het waren knutselwerkjes, gemaakt uit toiletpapier. De kleine tanks waren in het bruin en het groen geschilderd en waren allen voorzien van een kleine Israëlische vlag. Dit leek de kleuterjuf een gepaste manier te vinden om de nationale feestdag te vieren, door een dergelijke atmosfeer te creëren.

In Israël flirt het nationalisme met het leger, de veiligheidsdiensten en wapens. Officieren komen naar de scholen om daar zowel jongens als meisjes voor te bereiden op hun militaire dienst, die verplicht is2. Dat middelbare scholieren worden voorbereid op hun legerdienst is één ding, en ook ergens logisch aangezien de legerdienst onmiddellijk na de middelbare school komt.

Wanneer de voorbereiding tot de legerdienst al start op de leeftijd van amper tweeënhalf jaar, is er sprake van een collectieve ziekte. Het normaliseren van dergelijke ziekelijke praktijken wordt pijnlijk duidelijk door de manier waarop ouders deze militaire knutselwerkjes in de kleuterschool blindelings accepteren.

Tanks in de kleuterschool

Niemand stelt zich er vragen bij, laat staan dat ze zouden protesteren. Tanks in de kleuterschool zijn volkomen ‘normaal’. Voor mij – geboren en getogen in Israël – is het triestig om dit waar te nemen, maar het past wel in het nationalistische plaatje van het Israëlische landschap. Voor iemand die is opgegroeid in Europa en niet tot de zionistische strekking behoort, is dit echter ondraaglijk.

Israëlische kinderen zijn per definitie bestemd om soldaat te worden en zo het ‘thuisland’ te verdedigen. Met andere woorden, ze worden van kinds af voorbereid om soldaat te worden in het Israëlische bezettingsleger. Tijdens hun opgroeien worden ze zich dan ook bewust van de Palestijnen als nationale vijand.

Arabieren, in het bijzonder de Palestijnen, worden gezien als de vijand die koste wat kost verslagen dient te worden. Inspanningen om onderscheid te maken tussen de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza of andere Arabische staten, en Palestijnse burgers in Israël zijn al op voorhand gedoemd te mislukken.

“Israëlische Arabieren” is de term die de staat in het leven heeft geroepen om hen zo te onderscheiden als niet-Palestijnen. Toch wordt keer op keer duidelijk hoe op cruciale momenten de Arabische burgers van Israël op geen enkel vlak gelijkgesteld worden aan de Joodse bevolking.

Ze worden niet aanzien als legitieme politieke partners en hun betogingen worden beschouwd als bedreigingen voor de veiligheid. De vinger op de trekker van de veiligheidsdiensten is dan ook een stuk gevoeliger wanneer het om Israëlische Arabieren gaat. Zo zijn er talloze voorbeelden.

Dit is een Apartheidsregime, waarbij de Joden zelfs door de wet gesteund worden in hun superieure positie.

Zochrot

Mijn erkenning van deze situatie ontwikkelde zich vanaf oktober 2000, toen ik de grote betogingen bijwoonde tegen de moord op Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, naar aanleiding van de provocatie van Ariel Sharon op de Tempelberg3. In 2001 richtte ik daarom Zochrot (‘herinneren’) op, een organisatie met als doel bewustzijn te creëren voor de Nakba in Israël en zo te strijden voor het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen.

Zochrots succes was enorm en zorgde er uiteindelijk voor dat de Israëlische regering de Nakba Wet uitvaardigde, waardoor het verboden werd de Nabka nog te bestuderen of zelfs te herdenken. De wet had uiteindelijk het tegenovergestelde effect. Verboden thema’s roepen vaak een zekere interesse op bij mensen, zo ook de Nakba. Als onderdeel van onze website De-Colonizer schreef ik samen met Eléonore het boek Nakba in Hebrew, waarin we de strijd beschrijven om de Nakba tot het Israëlische publiek en in het maatschappelijk debat te brengen (in 2018 verscheen de Franse vertaling Nakba – Pour la reconnaissance de la tragédie palestinienne en Israel, Omniscience, ISBN 979-10-97502-09-6).

Sinds 2000 is het aantal niet-zionistische Joodse Israëli’s toegenomen. Er zijn geen vastgestelde cijfers, maar er bestaat geen twijfel over dat duizenden Joodse Israëli’s zich tegenwoordig definiëren als niet-zionist of zelfs antizionist. Velen van hen hebben Israël verlaten en hebben zich ondertussen in Berlijn of andere steden in Europa of Noord-Amerika gevestigd.

Er blijven nog slechts enkele duizenden over in Israël, waar ze door de extremistische politieke atmosfeer – met reeds een decennium lang extreemrechtse regeringen aan de macht – in de marges geduwd worden op vlak van actie en politieke invloed.

In een dergelijke situatie worden we ons des te meer bewust van ons onvermogen om het Israëlische regime aanzienlijk te veranderen. Antizionistische politieke activiteiten in Israël zijn te vergelijken met een kandelaar die wanhopig probeert een gigantische verduisterde hal te verlichten.

Ik herinner me nog de vele vergaderingen met buitenlandse activisten die ons keer op keer vroegen hoe we de toekomst van Israël zagen en meer specifiek de toekomst van onze politieke activiteiten. Ik antwoordde steevast: “We doen hier wat we moeten doen en wat binnen onze mogelijkheden ligt. Maar we kunnen de realiteit niet veranderen zolang Israël kan blijven rekenen op die enorme internationale steun”.

Voor mij persoonlijk waren de activiteiten van onze organisatie een antwoord op de vraag waarom ik in Israël bleef. Ik wist dat mijn tegendraadse stem van binnenuit belangrijke echo’s teweegbracht, ook al bracht het vaak geen verandering.

Vrienden die het land al eerder verlieten legden me soms het vuur aan de schenen: “Wanneer zul je beseffen dat je deel uitmaakt van Israëls wreedheden zolang je in Tel Aviv woont?!” Mijn antwoord was dat ik in Israël mijn steentje bijdroeg door te doen wat ik kon en wat ik het beste kende.

Emigreren zou vooral voor mezelf goed zijn, om zo aan het dagelijkse contact met onrecht te ontsnappen, het relatief comfortabele leven van geprivilegieerde Jood in Israël neemt de spanning met het racisme en nationalisme niet weg.

De verhuis naar Brussel, in hartje Europa, brengt mijn privileges nog sterker naar voren. Ik heb een paspoort waarmee ik Israël kon verlaten. Eléonore vond een job die ons een rustig, comfortabel leven kan bieden in vergelijking met de constante druk in Israël. Ik heb er voor gekozen om haar en onze zoon te volgen. Toch ben ik nog steeds verbonden met Israël. Niet alleen omdat mijn andere kinderen en kleinkinderen er nog wonen.

Eitan Bronstein Aparicio. Foto: Heidi Levine

Ik volg nog steeds nauwgezet al het nieuws over mijn land. Ik zoek nog steeds mijn plaats in Brussel, waarbij ik zowel kan genieten van het leven hier als de antikoloniale strijd kan voortzetten. Het is voor mij boeiend om te zien dat ook in België het koloniale verleden vaak nog ontkend of goedgepraat wordt, al moet hier niemand boeten met de dagelijkse bloedige prijs die de Palestijnen er helaas wel voor moeten betalen.

 

Eitan Bronstein Aparicio is co-directeur van De-Colonizer, een “onderzoekscentrum en kunstlaboratorium voor sociale verandering” dat de bedoeling heeft “nieuwe academische kennis en instrumenten bij een breder publiek te brengen … een uitnodiging om te discussiëren. Wij zien een toekomst voorbij het kolonialisme en het racistische regime. Ons beginpunt is de Nakba van 1948 …”. Deze tekst schreef hij in het Hebreeuws. De Engelse vertaling van deze tekst werd vertaald door Fleur Leysen.

 

Zie hier de lancering van het boek The Nakba in Hebrew (Hebreeuws, zonder ondertitels, 1:34:37):

Notes:

1   De menora is de zevenarmige kandelaar, die symbool staat voor het Hebreeuwse volk. Het is een van de oudste symbolen van het Jodendom (nvdr).

2   Legerdienst is verplicht voor iedere Israëlische burger vanaf 18 jaar. Palestijnse Israëli’s kunnen een uitzondering vragen (maar niet de christelijke Druzen). Men kan gewetensbezwaren indienen. De dienst is 24 tot 32 maanden naargelang de specifieke taken die men toegewezen krijgt. Joden zonder Israëlisch burgerschap maar met permanente verblijfsvergunning kunnen ook vrijwillig legerdienst vervullen (nvdr).

3   De Tempelberg is een heuvel in Oost-Jeruzalem, die voor jodendom, christendom en islam een zeer grote historische religieuze betekenis heeft. In 2000 bracht Sharon een controversieel bezoek aan de Tempelberg, wat aanleiding gaf tot de Tweede Intifada (nvdr).

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!