De internetspaarbank Icesave ging in oktober 2008 failliet. Hierbij werden ook Nederlandse en Britse spaarders gedupeerd. Na lange onderhandelingen tussen IJsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland werd een akkoord bereikt over de schuldaflossing. Het akkoord hield onder andere in dat IJsland 3,8 miljard euro zou moeten ophoesten, ofwel een derde van het BBP van het land.

Daarvan zou IJsland 1,3 miljard euro moeten betalen aan Nederland en 2,5 miljard aan het Verenigd Koninkrijk. Dit geld zou dan bestemd zijn voor de gedupeerde spaarders.

Het akkoord werd goedgekeurd door de regering (een coalitie van sociaal-democraten en groenen). Dit zorgde echter voor een golf van verontwaardiging onder de bevolking waardoor president Olafur Grimsson weigerde de wettekst van het akkoord te ondertekenen.

Onder druk van actiegroepen kwam er dan een referendum. InDefence berekende bijvoorbeeld dat dit akkoord elke IJslander 11.000 euro zou kosten. Uit voorlopige uitslagen blijkt nu dat een grote meerderheid van de IJslanders niet bereid is om fors in te leveren om op die manier de fouten van enkele roekeloze bankiers recht te zetten.