Opinie -

Hoe vrij is de vrije kunstenaar? Borremans als openbarende casus

Nu Michaël Borremans zijn tentoonstelling ondanks twee publieke smeekbedes van andere kunstenaars deze week toch in Tel Aviv opent, met het logo van de Vlaamse gemeenschap eronder, mag de schilder zich nog meermaals aan journalisten verwachten die hem om een reactie vragen. Dat zou een interessante discussie kunnen worden.

maandag 1 september 2014 10:57
Spread the love

Ook al was hij er vanzelfsprekend niet blij mee, die open brieven waren succesvol. Al was het maar
omdat Borremans nu in de krant (De Morgen, 30/08) tussendoor opmerkt dat “de
bezettingspolitiek van Israël al decennialang getuigt van een duivelse
perversie”. 

Het boeiende aan deze open brieven is dat
ze de maatschappelijke rol van de kunstenaar ter discussie stellen. En dat
brengt de moderne conditie van de kunst opnieuw onder de
aandacht: ofwel esthetiseer je het politieke, ofwel politiseer je het
esthetische.

Anders gezegd, ofwel verschoon je het imago van de heersende macht,
ofwel beweeg je via kunst tot maatschappijkritische reflectie. Niet alleen met
de inhoud van je werk, maar ook met wat je als kunstenaar zegt en doet, neem je
onvermijdelijk een maatschappelijke positie in. Bijvoorbeeld met waar je wel of
niet exposeert.

Ongevraagd rolmodel

Zo bekeken, kan een burgerlijke
kunstenaar ook een revolutionaire daad stellen. Hoewel bijvoorbeeld David
Claerbout recent evenzeer in datzelfde Israëlisch museum exposeerde, is
Borremans nu onbedoeld en ongevraagd toch een aanleiding geworden voor een
politiek-ideologische discussie. Ook al wil hij als kunstenaar daar liever
allemaal niets mee te maken hebben. Vreemd ook dat Bozar, die zo op de
uitkoopsom rekent hoewel de succesexpo toch al genoeg moet hebben opgebracht, vrijwel
buiten schot blijft.

Je kan dus wel pretenderen dat
kunst vrij moet zijn en dat het niets te maken heeft met politiek of economie, voor
je het weet doorprik je daarmee zelf een van de best bewaarde illusies van de
Westerse moderne kunst: dat zij vrij boven en buiten de wereld kan
staan, in een vrije zone, een zuivere wereld van vrij spel op zich. Als je dat
toch wil volhouden, mijdt dan op zijn minst oorlogsgebied.

Kunst is daarentegen sowieso
ook een economische huishouding, helaas vandaag meer en meer van een
marktconforme soort, hoewel de kunstwereld op dat punt een prefiguratie van een
alternatieve wereld zou kunnen verbeelden. Ze draagt als publieke
aangelegenheid onvermijdelijk politieke implicaties met zich mee. Je kan
daar als kunstenaar dus maar beter zelf mee aan de slag gaan, of toch goed over
nadenken, vooraleer een toevallige maatschappelijke context je eigen werk en
persoon tot materiaal voor kritische reflectie maakt.

Onschuld

Alain Platel vroeg aan Borremans
in De Standaard niet om zijn tentoonstelling af te blazen – dat de kunstenaar ‘vrij’
moet zijn, is nu eenmaal een heilig huisje – maar om meteen ook naar Gaza te
gaan. Op het eerste gezicht lijkt dat een voorstel om gewetensschuld af te
kopen, zodat ook de kunst alvast zijn onschuld kan bewaren, of toch kan doen
alsof. Desondanks is het een slimme vraag met kennis van de situatie ter
plekke, want mocht Borremans nu publiekelijk voor een Gaza-tour gaan, dan zou het alvast
heel wat stof doen opwaaien in Israël zelf. 

Daadwerkelijk kritisch werk
ligt voor Israël immers bijzonder gevoelig, een land dat overigens zelf flink
investeert in kunst, niet zelden met het oog op de ideologische impact en dus
de propagandakracht ervan. Herinneren we ons bijvoorbeeld hoe een Israëlisch
ambassadeur op de openingsavond van een Zweedse tentoonstelling een kunstwerk
vernielde
? Of hoe een ambassade nog niet zo lang geleden
afbeeldingen van de Mona Lisa
met een hoofddoek en raket
op de schoot verspreidde?

Laat dit wel duidelijk zijn: het
feit dat Borremans in oorlogstijd een tentoonstelling in het gereputeerde Tel
Aviv museum mag houden, bewijst
meteen dat het kritisch gehalte van zijn werk voldoende vaag en dus onschuldig is
om het daar te tonen. Dat hij het doet, is wel alles behalve onschuldig.

Boycot

Marijke Pinoy, Lieve Franssen
en Kristien Hemmerechts vroegen Borremans via DeWereldMorgen gewoon om niet te
gaan
(een ingekorte versie verscheen
daarna in De Morgen). Omdat hij, als gereputeerde kunstenaar met een in België
bijzonder gewaardeerde tentoonstelling, de huidige internationale
boycotcampagne BDS op zijn beurt boycot.

Desmond Tutu verwoordde het
onlangs zo: “Wie verder zakendoet met Israël, wie bijdraagt aan een gevoel van
“normaliteit” in de Israëlische maatschappij, bewijst het volk van Israël en
Palestina een slechte dienst. Ze dragen bij aan de bestendiging van een diep
onrechtvaardig status quo. Wie bijdraagt tot het tijdelijke isolement van
Israël, zegt dat Israëli’s en Palestijnen gelijke rechten hebben op waardigheid
en vrede.”

Borremans reageerde desondanks
weinig begripvol, ten minste, als wat De Morgen schrijft naar waarheid is: Ik
ben kunstenaar, geen activist of wereldverbeteraar. Wat verwacht iedereen toch?
Dat ik hier met premier Netanyahu ga proberen spreken om hem op andere
gedachten te brengen? Wat een pretentieuze onzin. Ik engageer me voor de kunst.
Dat is al een zeer groot engagement. Naar mezelf toe, maar ook naar de
buitenwereld. Ik ben hier om te exposeren, niet op vredesmissie.”

Een
morele houding afdoen als iets voor wereldverbeteraars, en politiek engagement
van cultuurmakers als omhooggevallen zever wegzetten, het getuigt niet alleen van
cynisme. Het doet denken aan Klaus Mann’s Mephisto: “Was wollen die Leute? Ich
bin nur ein Schauspieler”
. Het zou dus allemaal om
de (schijn)heilige passie voor de zuivere kunst gaan?

Laten we echter niet oordelen
maar analyseren: is het niet treffend dat steeds als een kunstenaar door zijn
politieke positie iets relevants zou kunnen doen, de impact ervan door sommige
stemmen, waaronder ook veel andere kunstenaars, hooghartig gerelativeerd wordt?
Terwijl in diezelfde situaties doorgaans de kritische kracht van kunst via
chique en behaaglijke evenementen tot utopische hoogtes wordt opgeblazen?

Het
lijkt wel te vertrekken vanuit de angst dat kunstenaars effectief iets politiek
zouden kunnen betekenen. Alsof daarmee een of andere stilzwijgende code op
schandelijke wijze wordt geschonden, namelijk dat autonomie naast ongebondenheid
ook onbetrokkenheid vereist, om dan die autonomie veilig te kunnen stellen.

Vrije
mening van een ander

Hoewel de open brieven zo
liefdevol en redelijk opgesteld waren, volgde die typische neutraliserende mediaframing
kort erna. In De Morgen volgde een rebelse ZAK-cartoon, iets over een
‘kunstgestapo’ die exposeren in een joodse galerie verbiedt. Of hoe een
cartoonist via zijn vrije meningsuiting met een ad hitlerum de vrije mening van
een ander domweg kan brutaliseren.

De Standaard bracht een emotionele
column
(die in tegenstelling tot heel wat vrije inzendingen
niet achter de betaalmuur zit) waarin Bernard Dewulf de schilder te hulp
snelt, alsof die niet mondig genoeg zou zijn om zichzelf te verdedigen. Het belangrijkste
argument om naar Tel Aviv te gaan, dat nog niet ter sprake kwam, zou de kracht
van de schoonheid zelf zijn. Zoals de schoonheid van een klaproos in een berm.
Ofte: sleur er voor de verandering eens de Eerste Wereldoorlog bij.

We
zouden er nu op kunnen wijzen, om het dan toch maar bij de Tweede Wereldoorlog
te houden, dat heel wat hooggeplaatste nazi’s uitgesproken kunstliefhebbers
waren, dat sommige kampbeulen naar Bach luisterde, dat er toen trouwens ook nog
veel gewone Duitsers waren, dat Leni Riefenstahl het artistieke vermogen van
cinema danig optilde, schoonheid dus te midden het absolute kwaad, enzovoorts, maar
laten we dat vooral niet doen.

Niet
zozeer omdat elke opmerking over het fascisme voor sommige zionisten een voldoende
aanleiding is om over antisemitisme te beginnen, hoewel staatshoofden van
Rusland en de VS elkaar vandaag bijvoorbeeld wel voortdurend met Hitler
vergelijken. Wat er dan op neerkomt dat we alleen zionisten niet met Hitler mogen
associëren, een speciale behandeling dus, die volgens dezelfde logica in
principe evengoed het label antisemitisme zou kunnen opleveren, hoewel het hier om een voorkeursbehandeling gaat.

Wel
omdat ook Dewulf het recht op zijn mening heeft, al noemt hij die zelf naïef en
pathetisch. Laten we daarentegen ook geloven in de kracht van de schoonheid van
een bloem, zoals de bloem in handen van het hippiemeisje voor een hoge muur van
met bajonetten zwaaiende soldaten in Washington D.C. in 1967. Hoe klein ook het
gebaar, het was een krachtig onderdeel van een steeds groter wordende beweging.

De crisis van de crisis van de
kunst

Helaas,
Borremans gaat geen bloemen in een berm planten. Hij brengt een prestigieuze
tentoonstelling in een vooraanstaand staatsinstituut gericht op internationaal
toerisme, waarmee vooral de mythe in stand wordt gehouden dat Israël een
veilig, democratisch en gewoon land zou zijn. Volgens Joods Actueel is Israël
zelfs de enige democratie in het Midden-Oosten. In dat geval is het de
enige democratisch verkozen brutale bezettingsmacht, in een permanente oorlog
met de ganse regio. Borremans schildert ook geen bloemen. Veel van zijn werken
hebben wel een mysterieuze, macabere ondertoon. Er zit een unieke kracht in die
wat schijn is en dood lijkt, tot leven wil wekken. Een waarlijk wonderlijk spel – in dit
geval wel toepasselijk – met maskers, fysische ingeslotenheid, foltering en
zelfverminking.

Overigens, kunst die wil
vervreemden, verloor haar kritisch vermogen eigenlijk in de jaren 1980 al, toen
de fotograaf Oliviero Toscani deze artistieke strategieën recupereerde voor de
fameuze Benetton-reclames. Binnen onze hedendaagse harde en expliciete
beeldcultuur met al zijn verbluffende special
effects
en sensatiegerichte nieuwsmedia zijn confronterende artistieke
vervreemdingsstrategieën grotendeels geneutraliseerd. Kunst die invloed wil
hebben, moet naar andere middelen op zoek.

Wat ons bij een besluit
brengt: alleen naïevelingen in de kunstwereld geloven nog dat hedendaagse kunst
per definitie kritisch is. Dat is trouwens wat filosoof Frank Vande Veire in een
zelfkritisch pamflet
al ruim tien jaar geleden als “de
crisis van de crisis van de kunst” omschreef: de kunst wordt haar crisis afgepakt
omdat er veel te gemakkelijk van wordt uitgegaan dat kunst vandaag legitiem is,
omdat die ons altijd een spiegel zou voorhouden, wakker schudden, op het
verkeerde been zetten. Kortom, dat kunst sowieso goed en verheffend zou zijn.

DIY

Het gebrek aan zelfkritiek is
ook een gevaar, omdat kunstkritiek zo overgelaten wordt aan rechtse populisten
die, om zichzelf interessant te maken bij een breed publiek, maar al te graag
de vuile was uithangen, hypocrisie en falen met veel overdrijvingen,
verdraaiingen en plat vermaak in de verf zetten. Als het op kritiek aankomt,
lijkt het soms wel of ze van de wakkere vrienden van de kunst het spreekrecht
over de onbehaaglijke kantjes toegeschoven krijgen. Daarom dat die open brieven aan Borremans ook een
verademing zijn. Laten we de discussie vooral voluit voeren, ondanks het
eventuele artistieke ongemak, over de maatschappelijke relevantie van kunst en
de kunstenaar. Eindelijk gaat het dan eens ergens over als kunstenaars in de commerciële
media een praatje doen.

In tijden van cultuuromslag,
waarbij de ondersteuning van kunst en cultuur in snel tempo van publiek naar
privaat wordt doorverwezen, komt het er trouwens des te meer op aan het maatschappelijk belang van kunst zichtbaar te maken om gemeenschapssteun te kunnen
legitimeren. Het werkt dan wel averechts als een bepaald soort topkunstenaar de
zoektocht naar een maatschappelijke rol van de kunstenaar al meteen als
“pretentieuze onzin” afschiet, om zijn eigen verhaal wat uit het slop te krijgen.
Gelukkig is Michaël Borremans een fijne mens en een weerbarstige, talentvolle
creatieveling – het wordt uitkijken naar wat hij voor ons nog allemaal in zijn
mars heeft.

take down
the paywall
steun ons nu!