Opinie, Samenleving, Politiek, Cultuur, België -

Hoe N-VA het label ‘culturele elite’ cultiveert

De cultuurpolitiek van N-VA is een tweesnijdend zwaard. De officiële communicatie klinkt meegaand, zonder provocaties. Maar in de media komt met regelmaat pinnige kritiek naar boven. Bart De Wever doorbreekt deze tweedeling in zijn Antwerps cultuurprogramma via een erg ideologische passage. Dat schept duidelijkheid.

dinsdag 9 oktober 2018 22:29
Spread the love

“Vandaag kan kunst nog amper de gemeenschap beroeren. Veel actuele kunst heeft zich teruggetrokken in een besloten reservaat, waarbij kunst een beperkte kring samenbindt maar hen ook af- en onderscheidt van de samenleving”, zo oordeelde Bart De Wever jaren geleden al in een column in De Standaard, waarmee hij alle hedendaagse kunst in één keer afserveerde. “Ik hoef geen toneelstuk te zien of een interview met culturo’s te lezen. Het gaat allemaal over open grenzen en de zon schijnt voor iedereen”, aldus Theo Francken deze zomer in een interview met regisseur Milo Rau in diezelfde krant.

Marius Meremans is voorzichtiger in een recent interview in het cultuurblad rekto:verso. Hij heeft het over de nood aan laagdrempeligheid en diversiteit, maar tussendoor ventileert de volksvertegenwoordiger zijn onvrede met ‘de links-progressieve scène’ die hij als ‘superelitair’ omschrijft.

Maar wat begrijpt N-VA dan onder ‘elitair’? In een interview met Karl Drabbe voor Doorbraak spreekt André Gantman – die als schepen ooit voor de afschaffing van het Antwerpse stadsdichterschap pleitte en zich verzette tegen de benoeming van Side Larbi Charkaoui aan de Opera en Ballet Vlaanderen waarvan hij intussen de voorzitter is – liever over de ‘culturele elite’. Ook Gantman vindt dat ‘cultuur zich teveel op zichzelf heeft teruggetrokken’, en dat zou liggen aan ‘de zelfverklaarde progressieve elite’ die ten onrechte ‘het publiek provoceert met overheidsgeld’.

In het Antwerpse cultuurprogramma klinkt het dan weer zo: “Vandaag heerst er in de culturele wereld te vaak een elitair éénheidsdenken. Nochtans is cultuur er voor en van iedereen. We willen dan ook veel meer aandacht besteden aan een laagdrempeliger aanbod dat een ruimer bereik heeft dan het traditionele cultuurpubliek. Tegenover het elitair cultuurpessimisme plaatsen wij een actief burgerschap en een fundamenteel geloof in vooruitgang. Antwerpen heeft alle troeven in handen om terug een Gouden Eeuw te beleven, ook op cultureel gebied.”

Elitair cultuurpessimisme?

Weg met het cultuurpessimisme? Goed nieuws voor een burgerweging als Hart Boven Hard zou je denken, want die ijvert strijdbaar voor een positief alternatief. Maar N-VA heeft weinig met deze weke goedmensen. Zij ontberen de martiale deugden die de Vlaamse patriot nodig heeft om onze jeugd weerbaar te maken tegen… ja wat? De culturele elite? Het cultuurverval sinds mei ’68?

Het conservatief wereldbeeld van Bart De Wever is zelf doordrongen van een ondergangsretoriek. Tweet-generaal Theo Francken waarschuwt ons voortdurend voor de soumission van de opengrenzen-lobby.

Onder de noemer ‘cultuurpessimisme’ wil N-VA vooral de artistieke maatschappijkritiek officieel de wacht aanzeggen via haar programma. Het cultuuractivisme van de kunstwereld moet plaats maken voor het zogeheten ‘actief burgerschap.’ Of zoals Meremans het omschrijft: “Natuurlijk mogen kunst en cultuur niet louter dienen voor de natievorming, dat zeg ik niet.” Let toch even op die ‘louter’.

Rechts populisme

Met haar ‘geloof in de vooruitgang’ neemt het cultuurprogramma van N-VA gretig de optimismedogmatiek van Open Vld over en labelt de integrale kunstwereld terloops als ‘traditioneel’ en ‘elitair’. Er zou een monocultuur van multiculturalisme zijn en die moet doorbroken worden. Als we populisme begrijpen als de politiek die de tegenstelling tussen het volk en de elite opzoekt, komt de cultuurfilosofie van N-VA neer op een rechts populisme dat in de eerste plaats het progressieve elan van cultuurmakers hekelt, idem voor sommige academici, rechters en journalisten.

Als rechtse partij hebben ze natuurlijk hoegenaamd geen probleem met de economische cultuurelite. Integendeel, hun cultuurbeleid zet doortastend in op private spelers zoals havenbaas Huts of antiquair Vervoort die men in Antwerpen middels heel wat subsidies bij de werking van Antwerpse cultuurhuizen betrekt.

Burgemeester De Wever onthaalt Russische zakendelegaties graag met een galadiner in het Rubenshuis te midden van het erfgoed van deze Vlaamse meester. N-VA is niet tegen grote cultuurpaleizen die toeristen aantrekken. Ze wil er nog meer in investeren, zoals een nieuwe Antwerpse stadsschouwburg.

De mandatarissen van N-VA zoeken intensief de samenwerking op met het galerijwezen, diamant, mode, fotografie, de creatieve industrie en de entertainmenteconomie. Ze willen hen graag te vriend houden voor de uitbouw van een identitaire elitecultuur, als oppositie voor het progressieve “eenheidsdenken”.

De aangekondigde drempelverlaging is er niet zozeer voor migranten of minderheden maar wel voor de Vlaamse leitkultur. Was de conservatief Edmund Burke overigens niet de huisfilosoof van N-VA? Die moest niets hebben van een volk dat zeggenschap kreeg over het beleid, het diende er net aan onderworpen te zijn. Politieke zeggenschap voor de lagere klassen is volstrekt tegennatuurlijk, aldus deze anti-Verlichtingsfilosoof.

Diversiteit betekent hier: openheid voor cultuurproductie die inzet op Vlaams-nationalistische gemeenschapsvorming. De sector wordt vanwege haar emancipatorisch engagement als activistisch weggezet, niet omdat die werkelijk links zou zijn maar wel omdat die niet rechts genoeg is.

Dat is het tegenovergestelde van een links populisme dat het ons-kent-ons van de gevestigde waarden in de sector door elkaar wil schudden, dat via een herverdeling van middelen en meer inspraak een burgerlijk sollipisme wil doorbreken met als doel een verbreding en vernieuwing mogelijk te maken.

De Gouden Leeuw

N-VA wil een nieuwe Gouden Eeuw op cultureel gebied. Maar dat was een periode van culturele diversiteit en groei eerder dan van stijgende armoede, tevens een hoogcultuur van tolerantie en humanistische identiteitsontwikkeling. Ook vandaag blijven Vlaamse cultuurmakers op gespannen voet staan met de identiteitsstrijd van N-VA, net omdat het Vlaams-nationalisme onze identiteit als iets enkelvoudig opvat en een nationalistische format wil opdringen via al dan niet geconstrueerde traditie of een canon aan groepsrituelen.

Wat dat Vlaams-zijn dan precies betekent – “Frietjes halen bij de frituur en zondags terrasjes doen op het dorpsplein”, zoals een N-VA brochure het omschreef – is van ondergeschikt belang aan de pragmatiek van de natievorming, wij versus zij. Dries Van Langenhove geraakt in een gênant interview in Veto niet veel verder dan ‘een gedeelde geschiedenis en respect hebben voor elkaar’, maar geen hoofddoeken, ‘daar is ab-so-luut niets Vlaams aan. Dat behoort niet tot de Vlaamse samenleving.’ 

Zo’n artificiële en essentialistische invullingen verhinderen weliswaar de ontplooiing van een inclusief sociaal leven en staat een meervoudige identiteitsontwikkeling in de weg waarin we onszelf als mens en actieve medeburger kunnen ontwikkelen.

Zelf kunnen kiezen wie we zijn, zonder bevoogding met een natiebegrip georkestreerd door de overheid, is dat niet precies de hedendaagse identiteit die we voor iedereen willen mogelijk maken? Net daarom is het experiment van een veelzijdige, autonome en soms ook tegendraadse artistieke expressie van belang.

Deze tegenstelling vat zowat de cultuurstrijd samen waar we ons ook de volgende jaren aan kunnen verwachten. En dat in de ideologische betekenis die de Italiaanse marxist Gramsci er aan gaf: via het cultuurleven in brede zin het volk van bepaalde waarden en ideeën willen overtuigen, in functie van een machtsstrijd om de sociaaleconomische onderbouw. Privaat versus publiek, zeg maar.

Wellicht vandaar dat de heterogene kunstwereld tegenwoordig zo vlot het rechtse etiket ‘cultuurmarxisme’ opgeplakt krijgt. Om te kunnen polariseren heeft de conservatieve tegencultuur in haar wij-zij logica nu eenmaal een vijandsbeeld nodig.

Om tactische redenen durft N-VA deze cultuurstrijd weliswaar alsnog niet echt openlijk te voeren. Toen onze vakbondsafgevaardigden van Opera en Ballet Vlaanderen André Gantman namens het personeel op de ondernemingsraad om uitleg vroegen over wat hij precies met ‘de culturele elite’ bedoelde, en welke visie hij daarmee voor ogen heeft voor hun kunsthuis, ontweek de voorzitter zijn democratische plicht om te antwoorden en verliet prompt de kamer.

Wacht N-VA de verkiezingsresultaten af? Wachten ze tot ze de ministerposten cultuur en onderwijs binnen hebben? Trouwens, als N-VA inzake cultuur echt voor drempelverlaging is, dan zouden ze voor meer cultuur in het onderwijs moeten pleiten. Niet dus.

 

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en vakbondsverantwoordelijke ACOD Cultuur.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!