Volgens een zopas verschenen studie van de Stichting Innovatie & Arbeid (SERV) oefende slechts 38,5 procent van de kortgeschoolde arbeiders in 2010 een job uit dat als ‘kwaliteitsvol’ kan worden bestempeld. Een score die ver onder het Vlaamse referentiecijfer ligt (54,3 procent).
Dit betekent dat de andere collega’s in hun job met één of meerdere knelpunten worden geconfronteerd, zoals psychische vermoeidheid of een ondermaats welbevinden.
De kwaliteit van een job wordt volgens de werkbaarheidsmonitor gevat in 4 kernfactoren, nl. werkstress, motivatie, leermogelijkheden en werk-privébalans. De monitor peilt naar deze vier factoren in de arbeidssituatie die de kwaliteit van jobs bedreigen of bevorderen. Voor elk van de vier factoren zijn grenzen bepaald die aangeven of de situatie al dan niet problematisch is.
Voor een zestal beroepsgroepen analyseerde de Stichting de gegevens van de werkbaarheidsmonitor en vergeleek de cijfers met het Vlaamse referentiecijfer. Interessant aan de studie is dat de men voor elke beroepsgroep onderzocht hoe verschillende risico’s in de arbeidscontext problemen veroorzaken.
Problematisch is nu wel dat bijna de helft van de kortgeschoolde arbeiders een job uitoefent die onvoldoende leerkansen oplevert. Bij de andere beroepsgroepen ligt dat beduidend beter.
Verwondering hoeft dit niet te wekken. Immers, kortgeschoolde arbeiders oefenen weinig boeiende routinejobs met monotone taken uit. De motivatie en de jobsatisfactie zijn dan ook veeleer gering. Nochtans is de algemene werkbaarheidssituatie lichtjes verbeterd sinds 2004.
De gevolgen van een ongunstige werkbaarheidssituatie zijn echter niet te onderschatten. Ze vertalen zich onder meer in emotionele taakbelasting, onvoldoende steun van de leidinggevenden en werkdruk.
Het ligt voor de hand dat deze aspecten op de werkvloer echt moeten worden bewaakt. Hiertoe rekenen we uiteraard ook de inspraak en de fysieke taakbelasting.
Slotsom: met kwaliteitsvolle jobs kunnen mensen via het werk gemotiveerd worden, maar tevens voldoende kansen krijgen om zich te ontplooien. Nog belangrijker is niet overspannen geraken. En vooral tijd en ruimte kunnen maken voor het gezin, de vriendenkring en de hobby’s!