Foto: occupy.com
Vijay Prashad, Tricontinental Institute for Social Research,

Hoe kan het Zuiden ontsnappen aan de bezuinigingsval?

De verrassende bezorgdheid van het IMF voor de toenemende ongelijkheid in het Verenigd Koninkrijk biedt een kans om de ongelijkheid in de rest van de wereld aan te kaarten.

dinsdag 8 november 2022 09:32
Spread the love

 

Het Verenigd Koninkrijk wordt geteisterd door chaos, net nu Downing Street 10 zich voorbereidt op de komst van een nieuwe bewoner: premier Rishi Sunak, een van de rijkste mannen van het land. Met een regering die na een reeks stakingen en ondermaats beleid op apegapen lag, kon Liz Truss het maar 45 dagen uithouden als eerste minister.

Haar minibegroting, die de doodsteek betekende voor haar regering, was één grootschalige neoliberale aanval op de Britse bevolking met zowel belastingverminderingen als weinig gewaardeerde bezuinigingen op sociale uitkeringen.

De internationale financiële klasse was verbijsterd en haar politieke rol kwam maar al te duidelijk aan het licht toen rijke obligatiehouders hun wantrouwen uitdrukten door zich massaal van hun regeringsobligaties te ontdoen, waarbij ze tegelijk lenen duurder maakte voor de regering en de hypotheekaflossingen van huiseigenaars naar omhoog duwde.

Die rijke klasse was de echte oppositie tegen de regering Truss. Zelfs het Internationaal Monetair Fonds (IMF) deed een stevige duit in het zakje en verklaarde dat ‘de aard van de maatregelen van het VK wellicht de ongelijkheid zou doen toenemen”.

Verbazingwekkend hierin is de bezorgdheid van het IMF over de toegenomen ongelijkheid. In zijn achtenzeventig jaar lange geschiedenis sinds zijn oprichting in 1944 heeft het IMF daar nauwelijks aandacht aan besteed.

In feite is het grotendeels door het IMF-beleid dat de meeste landen van het Zuiden gevangen zitten in een “bezuinigingsval”, die het resultaat is van volgende processen:

  • Het oude koloniale verleden van plundering betekende dat de nieuwe naties van het tijdperk na de Tweede Wereldoorlog voor leningen moesten aankloppen bij hun voormalige koloniale heersers.
  • Dat geld moest dienen voor de bouw van essentiële infrastructuur -waar het koloniale bewind niet eens toe gekomen was - en betekende dat de leningen werden gebruikt voor langetermijnprojecten die zichzelf niet terugbetaalden.
  • De meeste landen werden gedwongen nog meer geld te lenen om de interesten op hun vorige leningen af te betalen, wat in de jaren 1980 leidde tot de schuldencrisis in de Derde Wereld.
  • De structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF legden die landen bezuinigingen op als voorwaarde voor nieuwe leningen om oude leningen af te betalen. Die bezuinigingen verarmden miljarden mensen, waarvan de arbeid in accumulatiecycli werd meegesleept en vaak -heel productief- werd ingezet om de kleine minderheid rijker te maken ten nadele van de grote meerderheid, die bloed en tranen vergoot in de wereldwijde productieketens.
  • Een armere bevolking betekende minder sociale rijkdom in de landen van het Zuiden, ondanks de toegenomen industrialisering. Naast de plundering van hun hulpbronnen betekende die lagere sociale rijkdom dat er minder over was om de levensvoorwaarden van de bevolking te verbeteren en dat de regeringen van die landen moesten lenen tegen een hogere rente om hun schulden af te lossen. Daardoor betaalden de landen van het Zuiden vanaf de jaren 1980 maar liefst 4,2 biljoen dollar voor de intresten op hun leningen. Die plundering werd nog vergroot door de bijkomende 16,3 biljoen dollar die van 1980 tot 2016 wegvloeide uit het Zuiden, te wijten aan verkeerde facturering of foute prijzen, alsook door lekken in de betalingsbalans en geregistreerde financiële transferts.

De afschuwelijke gevolgen van de systematische verarming van het Zuiden is minutieus vastgelegd in dossier nr. 57 van Tricontinental.orgThe Geopolitics of Inequality: Discussing Pathways Towards a More Just World (oktober 2022).

Dit dossier werd opgemaakt door ons kantoor in Buenos Aires en is gebaseerd op een zeer gedetailleerde analyse van de beschikbare data sets. En ongelijkheid mag dan een wereldwijd verschijnsel zijn, de grootste wonden in het levensonderhoud zijn geslagen in de landen van het Zuiden.

Zo blijkt uit ons dossier dat “in de 163 landen van de wereld slechts 32% van de huishoudens leven van een inkomen boven het wereldwijde gemiddelde. Slechts een paar landen daarvan in de periferie beschikken over een meer dan gemiddeld inkomen terwijl 100% van de kernlanden uitkomen boven het gemiddelde’.

Ongelijkheid mag dan een wereldwijd verschijnsel zijn, de grootste wonden in het levensonderhoud zijn geslagen in de landen van het Zuiden

Die ‘geopolitieke ongelijkheid’ bestaat nog altijd, ook al is de industriële productie verhuisd van het Noorden naar het Zuiden. Industrialisering in de context van de wereldwijde arbeidsverdeling en de wereldwijde intellectuele eigendomsrechten betekent echter dat de landen van het Zuiden de inkomsten van de productie moeten ontberen, hoewel zij de fabrieken huisvesten.

‘Een typisch voorbeeld is de regio van Noord-Afrika en het Midden Oosten, die 185% van de productie van de maakindustrie van het Noorden vertegenwoordigt, maar slechts 15% van het inkomen per hoofd van de bevolking van de rijke landen ontvangt’. Bovendien , zegt het dossier, ‘produceert het Zuiden 26% meer maakproducten dan het Noorden maar krijgt het 80% minder inkomen per hoofd van de bevolking.”

Er is industrialisering in het Zuiden maar “de centra van het mondiale kapitalisme controleren nog altijd het productieproces en het kapitaal, die cycli van productieve accumulatie mogelijk maken”.

Die vormen van controle over het kapitalistische systeem (industrie en financiën) verrijken enerzijds onophoudelijk de miljardairs (zoals de nieuwe premier van het VK, Rishi Sunak) en leiden anderzijds tot de verpaupering van de velen, waarvan de overgrote meerderheid in bittere armoede leeft, ongeacht hoe hard of hoeveel ze werkt. In de beginjaren van de pandemie bijvoorbeeld “zag elke 26 uur een nieuwe miljardair het levenslicht terwijl het inkomen van de 99% van de bevolking daalde”.

Om een weg te banen naar een meer rechtvaardige wereld sluiten wij de analyse van het dossier over de reproductie van ongelijkheid af met een vijfpuntenplan. Elk van die punten nodigt uit tot dialoog.

  1. De gedeeltelijke verbreking van de wereldwijde ketens. Wij roepen op om de afhankelijkheid van de mondiale warenketens, die verankerd zijn op basis van de noden van het Noorden, te vervangen door nieuwe regimes voor handel en ontwikkeling, met grotere Zuid-Zuid-samenwerking en meer regionalisme.
  2. De toe-eigening van inkomsten door de overheid. De concrete tussenkomst van de overheid in de toe-eigening van inkomsten (zoals grondrente of inkomsten uit mijnbouw en technologie) via belastingen (of nationalisering) is van cruciaal belang om de inkomensgroei van de heersende klasse te doen dalen.
  3. Belastingen op speculatief kapitaal. Grote volumes kapitaal trekken weg uit de landen van het Zuiden. Zonder kapitaalcontrole of belastingen op speculatief kapitaal kan er geen beslag op gelegd worden.
  4. De nationalisering van strategische goederen en diensten. Het wereldwijde financierskapitaal heeft de economische sleutelsectoren van het Zuiden geprivatiseerd en opgekocht. Het sluist de winsten weg en neemt beslissingen over die sectoren op basis van zijn eigen belangen en niet die van de werkers.
  5. Belastingen op ondernemingswinsten en individuele superwinsten. De astronomische winsten van de ondernemingen gaan grotendeels naar speculatie in plaats van naar de productie of de verhoging van het inkomen en de levenskwaliteit van de meerderheid. Een belasting op die superwinsten zou een belangrijke stap zijn om die kloof te dichten.

De landen van het Zuiden, georganiseerd in de Beweging van niet-gebonden landen en de G77. stelden bijna vijftig jaar geleden een resolutie op onder de naam “Nieuwe Internationale Economische Orde” (NIEO). Op 1 mei 1974 werd ze werd goedgekeurd op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

De NIEO ontvouwde een visie voor handel en ontwikkeling los van de afhankelijkheid van het Zuiden van het Noorden. Ze formuleerde specifieke voorstellen voor de transfert van wetenschap en technologie, de invoering van een nieuw wereldwijd monetair systeem, het behoud van de vervanging van importgoederen door lokaal geproduceerde goederen, kartelvorming en andere strategieën voor de verbetering van de voedselsoevereiniteit en hogere prijzen voor de verkoop van grondstoffen, alsook een grotere Zuid-Zuid-samenwerking.

Voor veel van de voorstellen in ons dossier, die we hebben aangepast aan ons tijdperk, hebben we inspiratie gevonden in de NIEO. De Algerijnse president Houari Boumédienne promootte de NIEO op de vergadering van de Beweging van niet-gebonden landen in 1973 in Algiers.

Het jaar na de goedkeuring van de resolutie op de vergadering van de VN verklaarde Boumédienne dat de wereld in de greep was van de “dialectiek van overheersing en plundering enerzijds, en de dialectiek van emancipatie en herstel anderzijds”. Als de NIEO niet werd goedgekeurd en het Noorden weigerde “de controle over en het gebruik van de vruchten van de hulpbronnen die eigendom zijn van de landen van de Derde Wereld, over te dragen”, zei Boumédienne , “zou een onbeheersbare catastrofe” het gevolg zijn.

Maar in plaats van de NIEO recht van bestaan te geven duwde het Westen de Derde Wereld in een schuldencrisis die leidde tot de “bezuinigingsval” enerzijds en rellen tegen het IMF anderzijds. Sindsdien heeft de geschiedenis geen stap meer vooruit gezet.

In 1979, in de nasleep van de dood van de NIEO en de uitbraak van de schuldencrisis in de Derde Wereld, zei de Tanzaniaanse president Julius Nyerere dat er een “vakbond van de armen” moest komen. Die politieke eenheid bleef een vrome wens, vandaag bestaat nergens zo’n vakbond. De opbouw ervan is een noodzaak.

 

Dit artikel verscheen op Scheerpost. Vertaling: Marina Mommerency.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!