Bron: Pixabay
Longread - Alex

Hoe ik 30 jaar tumult overleefde en in 2020 gelukkig werd: inzichten over mentale gezondheid (deel 2)

dinsdag 22 december 2020 17:25
Spread the love

 

Specifieke content/trigger warnings voor deel 2: mishandeling, zelfdoding, depressie, armoede
 
 

Deel 2: De reis van overleven naar leven

 
Ik was depressief van mijn negende tot mijn dertigste. In het vijfde middelbaar lazen we op school over Odysseus. De Odyssee bleek een geschikt beeld voor mijn reis naar een betere mentale gezondheid. Het duurde zo ontzettend lang, en ik wist niet of en wanneer ik ooit thuis zou geraken. Op zee was het geen leven, al die jaren was het overleven.

Overleven betekent dat je letterlijk in leven tracht te blijven. Bij het overleven heeft een mens bijzonder weinig ruimte. Er is heel wat minder ruimte om allerlei keuzes te maken. Iemand die overleeft, heeft niet dezelfde mogelijkheden als iemand die leeft. Overleven is niet leven.

Toen ik heel depressief was, schreef ik in een liedje: “De koffie zetten kost zoveel kracht als zelfs John Massis nooit heeft gehad”. De dag doorkomen, is voor allerlei chronisch zieken regelmatig een haast onmogelijke opdracht. Veel gezonde mensen kunnen niet zien dat dagelijkse taken heel erg moeilijk kunnen zijn, zelfs als je niet in een rolstoel zit.

Op een bepaald moment vond ik ergens een tip voor de depressieveling: Probeer ’s morgens je bed op te maken. Een gouden tip bleek dat. Mijn bed mooi maken na de nacht was niet te overweldigend als taak, had een visueel resultaat en gaf een soort schoon, wakker gevoel. Goud waard.

Beeld.

Veel mensen leven in een onzichtbaar precaire situatie. Wat voor de ene een fluitje van een cent is, is voor de andere een zware taak. Jammer genoeg weten de meeste mensen dat niet. Als jij depressief bent, en je hebt vandaag gekookt en gegeten, dan zeg ik: Goed gedaan, held! De depressieve mama die vandaag aan alle basisnoden van haar kind heeft voldaan, is een soort supervrouw. De kracht die het vergt om voor jezelf of iemand anders te zorgen terwijl je in een heel netelige situatie zit, is volgens mij veel groter dan die van een mentaal gezonde succesvolle carrièremens.

Het is de paradox die in kwetsbaarheid zit: wie het erg moeilijk heeft, heeft onvermoede krachten. Jammer genoeg worden die vaak niet gezien en vragen we net nog méér van iemand in de penarie. Als iemand niet doet wat als evident wordt beschouwd, gaat de omgeving vaak oordelen of op zijn minst pushen met welgemeend advies.

Beeld.

Geen advies, wel luisteren

We hebben vaak de neiging om meteen op de proppen te komen met advies wanneer mensen praten over onrecht dat ze hebben meegemaakt of nog meemaken. Als dat gebeurt, weten mensen zich vaak niet gehoord, maar wel onder druk gezet. Blijven luisteren brengt meer op. Als iemand drie zinnen zegt, weet je nog helemaal niets. Hoe langer je luistert, hoe meer je te weten komt (en geloof me, er is altijd veel meer om te weten). En vooral: hoe meer iemand zich ook gesterkt zal voelen.

Elke persoon bevindt zich in andere omstandigheden, en heeft andere talenten en beperkingen. Je kent de omstandigheden van een persoon vaak maar half, of zelfs minder dan dat. Niet iedereen heeft dezelfde toegang tot hulp. Advies en zelfs hulp van buitenaf zijn volgens mij zelden doorslaggevende factoren.

Als iemand advies en hulp wìl, dan kan het wel een stukje van de sleutel zijn. Het is immers de motivatie van de persoon zelf die doorslaggevend is. Hoe dan ook moet elk mens zélf de strijd voeren om beter te worden. Niemand behalve de persoon zelf zal stappen zetten die tot beterschap leiden, op het moment dat het mogelijk is. Elke beslissing moet je zélf nemen (al is een voorbeeld van een beslissing ook: ‘Ik ga niet meer op die persoon rekenen voor hulp’ – Uiteraard kunnen we steun uit de omgeving zoeken, maar daartoe moeten we ook zelf beslissen). Op een andere manier kan het niet, al zal je mogelijk veel ‘foute’ beslissingen nemen onderweg.

Een eerste ‘strategie’ die mij heeft gered is een innerlijk vuur dat ik altijd al had. Een verontwaardiging en overtuiging dat ik veiliger en gelukkiger mocht en kon leven. Ik bleef (en blijf) maar hulp en inspiratie zoeken, ik gaf nooit op. Ik heb daar niet voor gekozen, dat vuur was er altijd, sinds ik ietwat voor mezelf kon denken. Dat was een cadeau.

Een voorbeeld van iemand anders maakt duidelijk dat motivatie cruciaal is. Een dierbare was verslaafd geraakt aan verschillende middelen, en zijn persoonlijkheid was dramatisch veranderd in überklootzak. Het klassieke junkie verhaal. Confrontaties met politie en interventies van familie en school motiveerden hem niet om zijn leven over een andere boeg te gooien. Op een dag deed hij dat wel, ging een jarenlang traject aan, en slaagde – we zijn opnieuw goede vrienden geworden.

Wat heeft hem gered? Hij vertelde me dat hij op een dag midden in een jarenlange high, een potje voetbal wilde spelen. Binnen de minuut was hij uitgeput. Het ging niet meer. Maar van kleinsaf was hij dol geweest op voetballen, en hij wilde dat opnieuw kunnen doen. Geen enkel advies of penibele toestand heeft mijn vriend beterschap gebracht. Wel de motivatie om terug te kunnen voetballen. Zonder zijn liefde voor voetbal, was mijn vriend er niet meer geweest, of zat hij in het beste geval in de gevangenis.

Beter (willen) worden is geen plicht

‘Het moet uit jezelf komen’ is een cliché, maar bij mijn weten ook een waarheid als een koe. Maar de wil om beter te worden is er niet per sé. Ik vind dat je het mensen niet echt kwalijk kan nemen, omdat de weg enorm lang is en haast bovenmenselijke krachten vergt. Wie kwaad is omdat iemand het heeft opgegeven (of de strijd voorlopig heeft gestaakt), weet soms niet hoe zwaar die persoon het heeft gehad. Een andere dierbare vriend van me, werd als kind thuis seksueel en anderszins mishandeld en verwaarloosd.

Na een aantal betere jaren, heeft het trauma opnieuw de overhand gekregen. Hij heeft zich zoveel mogelijk teruggetrokken uit de samenleving en alle relaties tot een minimum beperkt. Hij bedelt en slaapt waar hij kan, hij heeft het koud, lijdt fysieke pijnen, heeft honger, en natuurlijk enorm veel psychische pijn (hij praat er niet over maar ik ken hem al te goed). In de eerste jaren probeerden zijn vrienden hem te helpen, maar tot onze spijt moesten we inzien dat hij niet beter wil worden. Hij houdt zichzelf nét in leven.

Beter willen worden is een proces op zich, en het vergt een langdurig stevig engagement zonder zekerheid op succes. Sommigen komen nooit toe aan deze beslissing of geven op na te veel hobbels of bergen op de weg – ik weet eerlijk gezegd niet waarom ik er maar bleef naar streven, ik vind dat echt ‘puur geluk’. Als je van kindsbeen werd mishandeld, dan zit dat er diep in. De overtuiging dat je geen beterschap of (zelf)zorg waard bent, heb je met de paplepel meegekregen. Ga daar maar eens tegen in. Elke vezel in je lijf heeft als kind het tegenovergestelde gevoeld. Jezelf overtuigen dat je beter waard bent, is een eerste mogelijk jarenlange zoektocht.

Dat was het voor mij in elk geval, ondanks het innerlijk verzet. Mishandeling was mijn thuis. Tot ongeveer mijn dertigste voelde ik me thuis bij mensen die ofwel zelf mishandeld waren, ofwel mij slecht behandelden – die laatsten waren ook de eersten, de eersten niet per sé de laatsten. Ik voelde me er thuis omdat het mijn thuis wàs als kind en jongere. Het voelde vertrouwd. Een soort gonzend, spannend en diep vertrouwd. Ook al was het tegelijkertijd enorm afzien en verdient geen enkel mens zo’n thuis. De beslissing dat je iets anders waard bent, is helemaal niet evident, noch gemakkelijk. Je tekent voor het onbekende. Mogelijk is de overtuiging diep vanbinnen sterker, dat je bent zoals je familie je altijd heeft behandeld, een waardeloos stuk krapuul.

De titel van dit stukje is ‘beter willen worden is geen plicht’, omdat dwang niet werkt. Integendeel, vaak zetten mensen zich schrap in het verzet tegen hulp van buitenaf. Hulp komt eigenlijk nooit van buitenaf, hulp komt van binnenin. Je moet van buitenaf dingen vinden waarmee je jezelf kan helpen – daarom is een diversiteit van vormen van steun wel noodzakelijk. De realiteit is dat sommige mensen de motivatie niet kunnen opbrengen, omdat ze te veel lijden aan trauma of iets anders. Uiteraard wil diep vanbinnen iedereen gelukkig en gezond zijn. Maar het uitzicht op beter in je fantasie, dat mij als een cadeau in bij mijn geboorte was gegeven, heeft niet iedereen.

Soms is het lang en diep graven voor de motivatie opnieuw opduikt, en dat kan je mensen niet kwalijk nemen. Ruimte en comfort bieden zonder voorwaarden of verwachtingen is constructiever dan advies of dwang. Ik stuur mijn oude vriend zo meteen nog maar eens een bericht dat hij altijd bij me kan komen eten, als hij er zou geraken. En ik geef al lang geen advies meer als hij hier rillend van pijn in lompen aan mijn tafel zit. Ik geef hem warm eten en paracetamol (die hij niet noodzakelijk aanneemt), terwijl ik hoop dat hij geen crisis krijgt tijdens zijn bezoek.

Ik heb zelf één lange opname meegemaakt in een psychiatrisch centrum. Op het einde werd me de vraag gesteld: Wat denk je dat je hier precies hebt gekregen? Wat ‘neem je mee’? Die vraag vond ik op zich al heel waardevol. Ik heb erover nagedacht en uiteindelijk besloten: ruimte. Ik moest niet meer piekeren over basisnoden zoals inkomen, wonen, eten en de dwang van de overheid om te werken of anderszins ‘in orde’ te zijn (er was ook een maatschappelijk assistent die me met een paar netelige kwesties hielp). Daardoor ontstond er ruimte in mij om bepaalde dingen er te laten zijn. Dat klinkt zweverig, maar is eigenlijk behoorlijk concreet.

Zonder inzicht kom je niet vooruit, en voor inzicht is ruimte nodig, en ruimte is er niet in een situatie van permanente stress. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik wist dat ik voor mezelf in het psychiatrisch centrum was, alleen maar voor mezelf, maar dat ik de hele opname nodig had om dat echt te weten en te aanvaarden. Dat dat mocht. Pas na die opname had ik een ervaring van beter worden, maar wel vrij kort na de opname. Ik ben ervan overtuigd dat de zes maanden in het centrum me vooruit hebben geholpen door die ruimte te scheppen. Je lichaam en hoofd doen voortdurend heel veel.

Mensen met mentale problemen zijn niet voor niets vaak uitgeput. Permanente stress en andere intense gevoelens moeten de ruimte krijgen, wat in het dagelijkse leven in de samenleving niet mogelijk is. Hoewel ik tijdens de opname ook dingen zag waar ik het niet mee eens was, en hoewel er in die tijd in de groep jammer genoeg twee mensen zijn overleden aan zelfdoding, was de ruimte die deze zes maanden voor mij creëerden, levensreddend. Het feit dat mensen het zelf moeten doen, betekent dus zeker niet dat bestaande hulp kan worden afgebouwd. Ik weet niet hoe het verdergegaan is met de anderen in de groep, maar ik ben uiteindelijk beter geworden, en noem me naïef, maar één leven redden vind ik al veel waard.

Beeld.

Woede is levenskracht

In tegenstelling tot vele anderen, ben ik niet iemand voor wie de lieve vrede heilig is. Mijn vragen en opmerkingen zorgden voor extra tumult in het gezin waarin ik opgroeide, en daarvoor schaam ik me soms nog tegenover mijn broer en zus, voor wie het gedrag van mijn ouders al moeilijk genoeg was. Maar als ik me niet had verzet, dan had ik helemaal niets. Kritisch nadenken heb ik altijd gedaan en ik denk dat dat me heeft gered sinds mijn kindertijd. Ik denk dat het puur geluk was. Ik denk niet dat je iemand kan aanraden om meer kritisch te denken, tenzij die persoon daar al voor open staat.

Die vriend van me die aan lagerwal is geraakt – hij die bedelt in de straten van Gent en slaapt waar hij gratis kan slapen – leeft misschien nog omdat hij boos is. Het is een intelligente man die toen we elkaar leerden kennen samen met anderen positieve verandering in de samenleving teweegbracht rond voeding, als vrijwilliger en betaalde kracht. Net als ik is hij als kind mishandeld door zijn ouders. Een verschil tussen ons is dat ik altijd dat heftig verlangen had naar beter. Mijn redenering is: als ik een beter leven wil voor andere mensen, dan wil ik dat ook voor mezelf, want ik ben ook een mens. Maar het trauma kan zo diep zitten dat een mens zichzelf liever even slecht behandelt als zijn mishandelaars dat deden.

Mijn vriend die op straat leeft, heeft niet enkel een woning nodig en geld voor voedsel en kleding, maar meer. Zinvol werk met een rechtvaardig inkomen bijvoorbeeld, iets wat hem enkele jaren voor zijn dakloosheid werd ontnomen. Mocht hij die twee aangeboden krijgen, goed werk en een goede woning, dan zou hij van overleven misschien langzaam weer kunnen overschakelen naar leven. Pas dan kan je beginnen genezen van trauma’s. Dat was hij aan het doen toen wij elkaar ontmoetten. Ik kan het ook omkeren: als hij zijn zinvolle, rechtvaardig betaalde baan had kunnen verderzetten, en in de woning had kunnen blijven waarin hij zich goed voelde, dan zou hij zich nu niet in een uitzichtloze, mensonterende situatie bevinden.

Maar hij leeft nog. Een andere dierbare van me is enkele jaren geleden overleden aan zelfdoding. Hij was introvert, zachtaardig en apprecieerde een groepsgeest meer dan ik. We hadden op het einde van zijn leven ruzie net over dat kritische nadenken. Hij zag er het nut niet van in. Ik vond het enorm frustrerend dat dat deel van de realiteit wat ik zag, hem ontging. Bovendien waren zijn banden met zijn familie dezelfde gebleven, zwaar en vol gemis. Ik heb met mijn ouders ‘gebroken’, omdat het na tientallen jaren duidelijk voor me was dat het contact me ongezond hield.

Met mijn ‘scheiding’ van mijn ouders heb ik onze confrontatie heel duidelijk vormgegeven. Daar heb je moed voor nodig. Het is een beslissing die controversieel en zelfs onbegrijpelijk is voor velen. Ik vond het voor mezelf ook heel moeilijk om te aanvaarden dat dat nodig was, zo’n breuk. Je staat dan wel écht letterlijk alleen – of dat denk je, want ik heb uiteindelijk ervaren dat je ook kan bouwen aan een zelfgekozen familie. Met mijn biologische ouders ‘breken’ heeft me tientallen jaren gekost en ik twijfel er soms nog over. Ik begrijp dat anderen er (nog) niet toe komen – mijn dode vriend bleef heel hard vastzitten in zware, treurige familiebanden waarin ontzettend veel onbesproken pijn vasthing.

Beeld.

Ik kan mijn vriend die zijn leven beëindigde, niets kwalijk nemen. Ik heb alle begrip voor hen wie het niet lukt om beter te worden van zaken als trauma, depressie, angst en andere uitdagingen. Mijn zelfdoding was ook vaak erg dichtbij, de rollen hadden omgekeerd kunnen zijn. Hij was veel liever dan ik. Hij was niet zo boos als ik. Maar door mijn verzet leef ik nog, terwijl we zijn mooie, waardevolle aanwezigheid moeten missen. Om niet te spreken over de hel die hij voor zijn dood zeker heeft meegemaakt: hij was heel bang om te sterven, dat weet ik zeker, en hij was helemaal alleen.

Dat spijt mij echt: dat ik zijn hand niet heb kunnen vasthouden terwijl hij stierf. Uiteraard was dat onmogelijk, maar ik vind het zo onrechtvaardig dat hij na zoveel lijden ook nog eens alleen is moeten sterven. Hij wilde helemaal niet dood, trouwens. Hij hield van mensen, van tekenen, van lekker eten, en hij had concrete professionele ambities. Maar zijn mentale strijd was te zwaar om nog te dragen. Alle begrip.

Ik wens iedereen die het moeilijk heeft, een vuur van verzet toe. Woede is levenskracht. Het houdt een mens letterlijk in leven.

 

 

Deel één: getraumatiseerd, neurodivers en transgender, maar voldoende normaal

Deel 3: Complexiteit en taboe ontwarren

Deel 4: ‘Wij’ zijn de niet-betaalde experten

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!