Een Beninse gehandicapte staat klaar om met zijn driewielige Vespa de baan op te gaan op zoek naar inkomsten
Reportage, Nieuws, Afrika, Economie, Corruptie, Privatisering, Gehandicapten, Nigeria, Olie, Imf, Benin, Vespa, Oliesmokkel, Piaggio, Zwarte goud, Neoliberalisering -

Het zwarte goud van gehandicapten in Benin (3)

Het derde deel van de reportage over de Beninse gehandicapte oliesmokkelaars en hun eigenaardige driewielige Vespa’s gaat verder in op de rampzalige economische toestand die de neoliberalisering in dit West-Afrikaanse land heeft veroorzaakt.

dinsdag 14 augustus 2012 16:54
Spread the love


doc

Economische zelfredzaamheid in Benin

Leven in een samenleving vol economische gebreken en een tekortschietende overheid dwingt mensen tot zelfredzaamheid. Net zoals in vele andere Afrikaanse landen heeft de slecht functionerende economie in Benin geleid tot informele economische circuits. Het blijft bij schattingen, maar 80 tot 90 procent van de Beninse economie is in informele handen. De parallelle petroleummarkt is hiervan wellicht de sterkst draaiende informele motor, goed voor een jaarlijkse omzet van ongeveer 34 miljard CFA (51,8 miljoen euro, 1.000 CFA = 1,52 euro).

Een mentaliteitsprobleem?

De smokkel van goedkope Nigeriaanse olie en zeker ook de liberalisering van de Beninse petroleummarkt zijn verantwoordelijk voor die economische catastrofe. Er bestaat echter ook nog een andere verklaring om te begrijpen waarom de parallelle petroleumhandel met ijzeren hand blijft regeren in Benin.

Zo zou het volgens analisten van het IMF voor de Beninse burger voordeliger te zijn om olie te smokkelen dan met een eigen zaak te beginnen. Bovendien kennen ze ook niet de echte verbruikskosten van de benzine omdat ze gebruik maken van niet efficiënte en sterk vervuilende voertuigen zoals de befaamde taximotors, de zémjidans of taxi-kanna (*) waarvan er alleen al in Cotonou meer dan 30.000 rondrijden. 

Er zit zeker een grond van waarheid in deze analyse en natuurlijk weten de analisten van het IMF ook wel dat het probleem van de parallelle petroleumhandel complexer in elkaar steekt. Door de oorzaak ook bij de kleine Beninse oliesmokkelaars en informele detailhandelaars te leggen, dreigt men de problematiek echter te herleiden tot een mentaliteitsprobleem. Volgens het IMF is het ook daarom dat buitenlandse privéondernemingen niet meer willen investeren in de formele Beninse petroleummarkt.

Informele processen van levensregulering

De dieperliggende gedachte in deze IMF-analyse heeft alles te maken met een compleet onbegrip voor de realiteit van informele economieën. Het IMF stigmatiseert in haar rapport dan ook iedereen die maar iets te maken heeft met de informele petroleumhandel tot schenders van de Beninse wetten op het importeren en distributie van petroleum.

Om een kat een kat te noemen, bedoelen ze dus dat de hele kpayo-santenkraam in handen is van petroleumbandieten (kpayo is de illegale Nigeriaanse benzine, zie de vorige artikels, nvdr). In feite berust dat voor een stuk zelfs op een pijnlijke waarheid: een belangrijk deel van de parallelle petroleumhandel wordt immers gecontroleerd door corrupte figuren uit politieke middens, de overheid en het leger en dit zowel langs Beninse als Nigeriaanse zijde.

Maar wat dan met de gehandicapte oliesmokkelaars en de duizenden kinderen en vrouwen die zich langs de straten bezighouden met detailhandel? Moet hun leven en werk ook in een crimineel daglicht worden geplaatst? Waarom ziet het IMF niet in dat er voor duizenden Beniners in een sterk onderontwikkeld land niets anders opzit dan zich met beperkte middelen zich staande te houden? Wat is trouwens het verschil tussen een eigen zaak beginnen of met flessen een eigen klein geïmproviseerd tankstation langs de weg starten?

In plaats van de ijzeren greep van de informele petroleumhandel te herleiden tot een mentaliteitsprobleem, doet men er beter aan om er de realiteit onder ogen te zien. Net als formele economieën zijn informele economieën evengoed een product van zelforganisatie en van processen om het dagelijks leven te regelen.

Ondanks allerhande negatieve fluctuaties veroorzaakt door een gebrekkige overheid en een sterk onderontwikkelde economie doen mensen er alles aan om hun identiteit te handhaven. Daarom is er volgens de Chileense bioloog Francisco Varela ook voortdurend sprake van het voortbrengen van een wereld door het levensproces zelf. Wat het uit de grond stampen van informele economieën (en ook van sloppenwijken) immers indrukwekkend maakt, is dat ze evengoed een sterke sociale organisatie kennen en bovenal tot stand komen met beperkte en meestal door het Westen afgedankte middelen. Net daarom lijken de geïmproviseerde tankstations met hun flessen op gammele houten tafeltjes onder strooien afdakjes zo op elkaar.

De sociale structuren van informele economieën lijken vaak als twee druppels water op de gangbare posities, normen en waarden in een formele economie. Het ligt dan ook voor de hand dat de parallelle petroleumhandel in Benin weinig heeft te maken met een mentaliteitsprobleem.

De kleine Beninse oliesmokkelaars en detailhandelaars willen zelfs niets liever dan erkend te worden als volwaardige economische actoren. Als er dan efficiënte alternatieven in het verschiet liggen om de petroleumhandel te formaliseren, zullen zij zich daar zeker naar schikken. Een beter begrip van de sociale structuren van informele economie lijkt dan ook een eerste goede stap te zijn in de richting van een sociaaleconomische formalisering van de parallelle petroleumhandel.

Het ‘vierkant’ van de zelforganisatie

De manier waarop de gehandicapte transporteurs hun sociale zichtbaarheid organiseren is een kenmerkend voorbeeld van zelforganisatie. Zo vertelt Kuduz dat hij een vakbond heeft opgericht om enerzijds de samenhorigheid onder de gehandicapten te verstevigen en anderzijds om gehandicapten die zich als bandieten gedragen terug op het goede spoor te zetten.

Kuduz is al jarenlang voorzitter van zijn vakbond. Die positie heeft hij enkel te danken aan het feit dat hij als eerste in Igolo over een avion de terre kon beschikken. Ondertussen telt zijn vakbond een twintigtal leden en komen ze regelmatig samen in het Nigeriaanse grensdorp Idiroko Ashèko. Tijdens deze vergaderingen worden belangrijke transportzaken besproken en geschillen behandeld. Zoals Kuduz het uitlegt, vinden deze vergaderingen altijd plaats in een vierkant.

Aan de voorste zijde neemt hij als voorzitter samen met de secretaris plaats om de vergadering te leiden. Aan de rechterzijde zitten de advocaten en de militairen die de geschillen met de grenspolitie en de douane moeten regelen. Aan de linkerzijde zitten de leden en aan de achterste zijde, recht tegenover de voorzitter is er plaats voor nieuwe leden.

Tussen god en overheid

Religie en spiritualiteit maken in Benin op onmiskenbare wijze deel uit van het dagelijkse leven. Zaken als godenverering, rituelen en gebeden kunnen ook beschouwd worden als belangrijke factoren van levensregulering. De vakbond van Kuduz geniet echter geen bescherming van een babalawo (Yoruba voor godheid).

Al lachend vertelt hij dat voor hem alleen Allah en zijn profeet Mohammed tellen. Kuduz is Yorubamoslim en het enige wat hij dagelijks doet is bidden. Maar het liefst van al zou Kuduz willen dat zijn vakbond door de Beninse regering wordt beschermd en dat gehandicapte transporteurs tevens door de regering worden erkend als volwaardige economische actoren.

(wordt vervolgd)

(*) De uitdrukking zémjidan is Gungbé voor ‘neem me mee zonder enige voorzichtigheid’ en taxi-kanna is Goun voor motorfietsen die worden gebruikt om mensen en goederen te vervoeren. Beide talen worden in het zuidoosten van Benin gesproken, maar beide begrippen zijn overal ingeburgerd.  Als je in Cotonou een rit wil maken met een zémjidan roep je wel het beste een paar keer taxi-kanna.

 

Deze reportage is tot stand gekomen met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondre journalistiek – www.fondspascaldecroos.org

take down
the paywall
steun ons nu!