Het plan-Juncker: een illusie

Het plan-Juncker: een illusie

Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zou het plan-Juncker 2 miljoen banen opleveren. Toch is het niet zeker dat dit perspectief ook werkelijkheid wordt. De reden: het plan-Juncker hangt vooral af van investeringen door privébedrijven. Die zouden tegen 2018 ongeveer 300 miljard euro moeten geïnvesteerd hebben terwijl ze sinds jaren geen geld meer pompen in de productie-economie.

donderdag 21 mei 2015 14:29
Spread the love

De
vakbondsbeweging bedenkt een alternatief en meent dat een nieuw elan
in de openbare sector een doorslaggevende rol zal spelen.

Samenvatting

  • Een
    onrustwekkende diagnose
  • Een
    fonds voor economisch herstel
  • Financiering
    van projecten
  • We
    want More’
  • Privébedrijven
    investeren niet
  • Het
    taboe van publieke investeringen verbreken

“Mijn
eerste prioriteit is de Europeanen opnieuw aan het werk zetten”.
Met dit plechtige statement sprak Jean-Claude Juncker op 15 juli 2014
het Europees Parlement toe. Enkele ogenblikken later verkoos een
meerderheid van het Parlement hem tot voorzitter van de Europese
Commissie. Juncker, een christendemocraat, was achttien jaar lang
premier van Luxemburg.i

In
zijn toespraak in juli zette Juncker de krijtlijnen uiteen van een
Plan dat in november definitieve vorm zou krijgt, en vandanf het Plan
Juncker zou heten. Juncker, nog in juli : “we moeten het budget van
de Europese Unie en financiële instrumenten zoals de Europese
Investeringsbank beter aanwenden om privé-investeringen in de reële
economie te stimuleren”. Zo zou er “de komende drie jaar 300
miljard euro in bijkomende publieke en private investeringen
gemobiliseerd kunnen worden”.ii

Werkgelegenheid
was een eerste prioriteit. Maar Juncker legde in zijn toespraak in
juli een tweede accent. Hij verklaarde te willen “werken voor een
Unie die zich engageert voor democratie en hervormingen”. Dan
vervolgde hij aldus: “Europa heeft behoefte aan een uitgebreide
hervormingsagenda. (…) Mensen hebben schrik voor hervormingen. Ze
vinden die bedreigend en risicovol. Maar geen risico’s nemen is
risicovoller. Wij moeten risico’s nemen om het concurrentievermogen
van Europa te verbeteren”.iii
Herstel van de economie en van het concurrentievermogen, dat is het
objectief van het plan-Juncker.

Een
onrustbarende diagnose

Eind
november, wanneer Jean-Claude Juncker goed en wel in het zadel zit
als voorzitter van de Europese Commissie, stelt hij het plan
officieel voor. Europa slaat de pagina om, zegt de
Commissie-voorzitter, en dit is een “offensief om investeringen
aan te moedigen die werkgelegenheid en groei stimuleren”. Het plan
past in een ruimer project : het is de derde pijler van wat Juncker
“onze deugdzame driehoek” noemt (“notre
triade vertueuse”
)
; de twee andere pijlers zijn de “budgettaire verantwoordelijkheid”
en, opnieuw, structurele hervormingen.iv
Juncker herneemt die “driehoek” in de eerste slide van zijn
presentatie, wat voldoende aantoont hoeveel belang hij eraan hecht.

De
Commissievoorzitter vertrekt van een onrustwekkende diagnose:
“Terwijl de investeringen opnieuw toenemen in de Verenigde Staten,
blijft Europa achterop. De investeringen in de EU zijn met 370
miljard euro gedaald in vergelijking met de jaren voor de crisis”.v
Documenten van de Commissie geven meer details. In de hele EU lagen
de investeringen begin 2014 nog altijd 15% onder het niveau van 2007
overal in de Europese Unie. In vijf landen uit de periferie
(Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje) daalden de
investeringen het sterkst. Griekenland zit ongeveer 40% onder het
peil van voor de crisis, Spanje ongeveer 60%.vi
Er is met de woorden van de EU-Commissie een ernstige
investeringsachterstand. De privé-investeringen blijven achterwege
en dat, in combinatie met de budgettaire restricties in de openbare
sector, zal de werkloosheid verder sterk doen aanzwellen.

Die
werkloosheid – nochtans de “eerste prioriteit” – wordt nergens
in cijfers uitgedrukt, noch in de toespraak van Juncker, noch in het
eigenlijke plan dat in een Communicatie van de Commissie aan het
Europees Parlement staat uitgelegd. We vinden cijfers terug in een
studie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).vii
Volgens de IAO bedroeg de werkloosheid 9,7% in de EU (28 lidstaten)
in het derde trimester van 2014, dat is 3% boven het niveau van eind
2007. Eind 2014 had 23 miljoen Europeanen geen werk en 12 miljoen
zaten al meer dan een jaar zonder werk. De werkloosheid varieert van
land tot land. Enkel in Duitsland, Malta en Polen is de werkloosheid
minder hoog dan voor de crisis. Maar in Cyprus of Griekenland ligt de
werkloosheid volgens de IAO 5% boven het werkloosheidsniveau van voor
de crisis. De cijfers van de IAO zijn nog mild in vergelijking met de
eerste bron, Eurostat. Zij geeft een nog triester beeld. Volgens
Eurostat ligt de werkloosheid in Griekenland niet 5% maar 20% boven
het niveau van 2008 toen de crisis uitbrak : in dat jaar bedroeg de
werkloosheidsgraad in Griekenland 7,7% en liep hij op tot 27,3% in
2013.viii

Een
fonds voor economisch herstel




De
werkloosheid is structureel en om haar aan te pakken, is economisch
herstel onontbeerlijk. De Commissie wil dit herstel in gang zetten
met drie instrumenten. Ten eerste via een Europees Fonds voor
Strategische Investeringen (EFSI), ten tweede door de financiering
van projecten en ten slotte via een stappenplan.

De
invulling van het “stappenplan” door de Commissie verraadt sterk
haar neoliberale inspiratie. Het gaat over een ambitieus stappenplan
om “Europa aantrekkelijker te maken voor investeringen en daarvoor
reglementaire obstakels weg te nemen”. Obstakels die investeringen
belemmeren, moeten weg. Dat duidt op meer vrijheid voor
investeerders, meer deregulering.ix

Het
Europees Fonds voor Strategische Investeringen dan. De EU-Commissie
en haar voorzitter zijn er van overtuigd dat dit fonds de komende
drie jaar (2015-2017) minstens 315 miljard euro aan investeringen zal
opleveren. Het Fonds wordt in eerste instantie gefinancierd met een
publieke bijdrage: 16 miljard euro van het EU-budget en 5 miljard van
de Europese Investeringsbank (EIB), samen 21 miljard euro. Dit is
geen vers geld, het wordt geput uit bestaande budgetten. Dat leidt in
het Europees Parlement trouwens tot ongerustheid, omdat er elders
bekort zou worden, onder meer op wetenschappelijk onderzoek.

De
initiële inleg van 21 miljard euro moet volgens de Commissie een
dubbel hefboomeffect teweegbrengen. Dankzij dit bedrag zou de EIB
meer fondsen uit de kapitaalmarkt moeten kunnen ontlenen. De eerste
hefboom zou het Fonds zo 63 miljard euro opleveren of drie maal de
beginsom. Dat bedrag zou een tweede hefboom in gang moeten zetten.
Want volgens de Commissie zou het privébeleggers moeten aanmoedigen
om zo’n 252 miljard euro te investeren. In totaal zou 315 miljard
euro worden geïnvesteerd, gespreid over drie jaar.x
Het geld zou vooral naar grote infrastructuurprojecten gaan in de
transport en energiesector en in telecommunicatie (met een hoog
debiet). De hele constructie zou privébedrijven aanzetten te
investeren in projecten waarvan zij tot dan toe geen rendement
verwachtten en waarin dus nog geen kapitaal werd gestoken.

Project per
project

De
volgende pijler van het plan-Juncker is een lijst van potentiële
projecten per lidstaat. Ze werd begin december 2014 gepubliceerd.xi
Op deze lijst staan ook Belgische projecten die door verschillende
overheidsinstanties ter financiering zijn voorgesteld. Een paar
voorbeelden.

De
twee eerste projecten komen van Infrabel, de
spoorinfrastructuurafdeling van de NMBS-groep. Infrabel wil de
doorgang vergemakkelijken van de Noord-Zuid-as, de flessehals die de
stations Brussel-Noord, Brussel-Zuid en Brussel-Centraal verbindt.
Daarvoor moet 70 miljoen euro gevonden worden via het plan-Juncker
(op een totaal van 290 miljoen euro). Infrabel moet ook 370 miljoen
euro vinden (op een totaal van 870 miljoen euro) voor het Gewestelijk
ExpresNet rond Brussel (de “Europese filehoofdstad”) dat het
reizigersvervoer van en naar de hoofdstad vlotter moet doen verlopen.

Een
derde voorbeeld, ook uit de openbare sector, komt van het BIPT, het
Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. Het BIPT
wil blinde vlekken vullen in de territoriale dekking van het
telecomnetwerk-hoog debiet. Deze dienst is in deze zones, vaak in het
platteland, niet ‘uitgerold’ omdat zulks niet financieel zou
zijn. Het BIPT zoekt nu 5 miljoen euro (op een budget van 12 miljoen)
om telecommunicatie aan hoge bitsnelheid toch naar die zones te
brengen. Het instituut zegt dat het “financiële stimulansen wil
bieden die de operatoren ertoe moeten aanzetten om de nodige
infrastructuren te bouwen en hoge bitsnelheid aan te bieden aan
bedrijven en burgers”, een inspanning die hoog op de agenda staat
van de digitale en kenniseconomie van de Europese Unie.

Een
vierde voorbeeld houdt verband met energie. Dit privé-initiatief
komt van een consortium van de baggerondernemingen Deme en Jan De Nul
en de energiegroep Electrabel Suez waaraan ook de Waalse regionale
investeringsmaatschappijen (SRIW en SOCOFE)xii
en de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV)meedoen.
Hun project heet Energy Atol. Het bestaat erin een eiland te bouwen
voor de Belgische kust waar energie van windturbines opgeslagen kan
worden in perioden van minder verbruik. Volgens de projectenlijst
heeft dit consortium 2 miljoen euro nodig om een budget van 20
miljoen euro compleet te maken.

De
projectenlijst en de criteria die zijn gebruikt om ze op te stellen,
zouden veel gedetailleerder bestudeerd moeten worden. Maar de vier
Belgische voorbeelden laten toch toe om te zien wat het plan-Juncker
kan teweegbrengen.

Eerst
en vooral passen deze projecten in de grote EU-strategieën voor 2020
zoals een energie-unie en een digitale economie. Die strategieën
zijn vastgelegd door de EU-instellingen. Maar komen ze tegemoet aan
de behoeften van de burgers?

Ten
tweede: de projecten steunen op een mix van investeringen, ze
stimuleren publiek-private samenwerking. Maar, als privé-kapitaal in
publieke infrastructuur stapt, dan versnelt het proces van
privatisering van publieke goederen en diensten.

Er
is geen tekort aan projecten die financiering kunnen gebruiken. De
Task
Force

voor investeringen heeft er al 2000 gevonden. In juni zal een comité
van zes experten selecteren welke projecten in aanmerking komen voor
financiering via het ‘Juncker-fonds’. Van deze experten wordt
expliciet gezegd dat zij “geen binding hebben met de markt”. Ze
zouden dus niet pro-privé bevooroordeeld zijn.xiii

“Hervormen”,
“hervormen”, “hervormen”

Toen
het plan-Juncker werd voorgesteld, op 26 november 2014, kwam nog
dezelfde dag een enthoesiaste reactie van BusinessEurope, de
vereniging van werkgeversfederaties van de lidstaten. Dit is een
grote stap vooruit, blokletterde haar perscommuniqué. Maar volgens
de Europese werkgevers zal het plan-Juncker maar succes hebben als er
ambitieuze maatregelen aan worden gekoppeld. Die maatregelen moeten
obstakels uit de weg te ruimen die volgens BusinessEurope
privé-investeringen in Europa afremmen. BusinessEuropa ziet twaalf
sets van zulke obstakels.xiv
Zo zou het voor ondernemingen moeilijk zijn om financiering te vinden
“aan redelijke voorwaarden”. Wat “redelijke voorwaarden”
zijn, wordt niet uitgelegd. Nog een obstakel is de arbeidsmarkt. Die
moet flexibeler, herhaalt BusinessEurope steeds opnieuw, zodat de
ondernemingen de arbeidskosten kunnen drukken en zo hun rendement
verhogen. Zolang het onzeker is of de Europese regeringen de jobmarkt
nog flexibeler zullen maken, zullen de geldschieters niet tot
investeringen overgaan, aldus BusinessEurope.xv

Aan
de kant van de werkgevers worden steeds opnieuw zulke structurele
hervormingen geëist.xvi
BusinessEuropa verwacht zelfs dat de vertegenwoordigers van de
werknemers eraan meewerken. Op 5 maart 2015 giet de voorzitster van
BusinessEurope, Emma Marcegaglia dat zelfs in een concreet voorstel :
zij wil een “partnership voor hervormingen” opzetten. Die dag
zitten werkgevers en vakbonden samen in Brussel in een conferentie
rond “een nieuwe sociale dialoog”. De voorzitster van de
BusinessEurope verklaart daar: “We moeten alles in het werk stellen
om buitenlandse investeringen aan te trekken in onze regio. Dat zal
leiden tot meer werkgelegenheid (…). De sociale dialoog moet hierop
de nadruk leggen: samenwerken om hervormingen door te voeren, de
huidige uitdagingen aanpakken, en anticiperen op die van de toekomst.
Wij moeten ons richten op een parnership om hervormingen te
realiseren”.xvii

Moet
de arbeidersbeweging in zo’n partnership stappen, om loon- en
arbeidscondities en het stelsel van sociale zekerheid verder te
ondermijnen en dus voor zichzelf een put te graven ? Heopelijk wijst
ze dat radikaal van de hand. Er zijn tekenen dat dit ook zal
gebeuren. De manier waarop het plan-Juncker onthaald werd door de
arbeidersbeweging duidt erop dat zij zo’n partnership afwijst.

Bij
de vakorganisaties klinkt het namelijk dat “het debat nu opnieuw
draait rond de cruciale vraag, namelijk investering in de productie”xviii,
bij de IAO dat “de huidige focus op korte termijnwinst vervangen
wordt door engagementen voor financiering van
langetermijnprojecten”.xix
Diezelfde organisaties zijn ook sceptisch over de haalbaarheid van
het plan-Juncker en zij zien veel hiaten.

Het
minst sceptisch is de Internationale Arbeidsorganisatie. Zij meent
dat het plan-Juncker 1,8 miljoen banen kan opleveren als het
hefboomeffect ten volle speelt. Het aantal nieuwe banen zou zelfs nog
hoger liggen, tot 2 miljoen extra banen, als twee derde van de
investeringen gaan naar de lidstaten waar het werkloosheidsniveau het
hoogst is. De IAO merkt wel op dat men niet mag voortdoen zoals men
bezig is, geen “business as usual” voor wat betreft het
“Juncker-fonds” dat door de Europese Investeringsbank beheerd zal
worden. De EIB heeft namelijk de neiging om haar fondsen altijd aan
hetzelfde handjevol landen te verstrekken. De laatste jaren hebben
Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd-Koninkrijk 45% van de
EIB-fondsen gekregen. “Maar de buitenmaatse werkloosheidsgraad in
sommige landen is niet gevolgd door een parallelle verhoging van de
EIB-financieringen” (aan die landen), aldus de IAO. Spanje, met
bijna een kwart van alle werklozen in de Europese Unie (23,% !)
ontvangt bijvoorbeeld maar 16,6% van de EIB-financieringen.xx

Privébedrijven
willen niet investeren

De
IAO twijfelt niet aan de reële wil van de privébedrijven om te
investeren. Daar zit nochtans het grootste probleem. De bedrijven
kunnen investeren, maar ze doen het niet. “Bedrijven sparen meer
dan ze investeren”, schrijft John Plender in de Financial
Times
,
“ze potten cash op (en tegelijk vermijden ze de betaling van
belastingen)”. In hun strategie halen voordelen op korte termijn
het op de potentiële lange termijneffecten.xxi

Dat
de bedrijfswereld cash oppot, is geen mythe. Een paar cijfers: in de
Verenigde Staten hadden bedrijven ongeveer 5.000 miljard dollar cash
in 2011 (4.600 miljard euro berekend volgens de koers in 2015).xxii
Vier jaar later is die spaarpot er nog altijd. Begin 2015 stelt
president Barack Obama voor een eenmalige taks te heffen van 14% om
de infrastructuur te moderniseren. Deze taks zou geïnd worden op
ongeveer 2.000 miljard dollar (1.844 miljard euro), een bedrag dat
door bedrijven opzij is gezet in belastingsparadijzen.xxiii

De
situatie in Europa is niet erg verschillend. Het agentschap Moody’s
verklaarde in december 2014 dat de cashberg van niet-financiële
bedrijven “teruggevallen is (!) op 1.060 miljard dollar (976
miljard euro) in juni 2014”. De “top 5 van de cash-koningen”,
volgens Moody’s, bestaat uit Volkswagen, Gazprom, BP p.l.c.,
Électricité de France en TOTAL die samen “minstens 16 miljard
euro” oppotten. Volgens Moody’s spaart de energiesector het
meeste (136 miljard euro), gevolgd door de automobiel-, telecomsector
en andere dienstensectoren.xxiv

Soms
worden de moeilijkheden om krediet te krijgen als excuus aangevoerd
door de privésector voor het feit dat hij niet investeert. Voor
kleine en middelgrote ondernemingen is krediet een reëel probleem.
Maar niet voor de hele grote. Zij nemen niet minder krediet op omdat
dat moeilijk zou zijn, maar gewoon omdat ze er niet naar vragen. Ook
de Europese Commissie geeft dat toe. Zij stelt dat “de zwakke
stijging van kredietverlening aan niet-financiële bedrijven
grotendeels veroorzaakt wordt door een zwakke vraag naar krediet”.
De Commissie ziet “het enorme spaargedrag van bedrijven op vlak van
investeringen, wat erop wijst dat ze over interne fondsen beschikken
die in vele gevallen niet gebruikt worden”. Dit komt omdat“dat
zij hun schulden aan het afbouwen zijn”, schrijft de Commissie.xxv

Etienne
Lebeau, van de studiedienst van de CNE (Centrale Nationale des
Employés, de werknemerscentrale van de christelijke vakbond) heeft
dit aangetoond – tijdens een middagdebat in Brussel op 17 maart, de
Midi
d’Econosphères
.
Privébedrijven vermijden productie-investeringen, volgens Lebeau,
“en zullen dat blijven doen zolang een stevig economisch herstel in
de eurozone uitblijft, vooral in de zwaar getroffen landen”.
Volgens hem “proberen actoren (gezinnen en bedrijven) hun
financiële balans te herstellen. Vandaar dat er veel wordt gespaard,
dat er nu schulden worden terugbetaald en dat de consumptie en de
privé-investeringen worden afgeremd”.xxvi
Van een periode waarin “bedrijven streefden naar groei en hun winst
herinvesteerden” zijn we geëvolueerd naar een situatie waarin
bedrijven niet meer investeren maar het ingehouden kapitaal als winst
uitkeren aan de aandeelhouders.xxvii
Het ongeloof in de privé-sector is dus wijd verspreid. Waarom zou
hij nu ineens wèl in reële productie investeren ? Het heeft veel
weg van een Bijbels verhaal, zoals dat van “de mirakuleuze
vermenigvuldiging van broden en vissen”.xxviii

Het
taboe van openbare investeringen verbreken

Als
de privésector niet wil investeren, dan moet de publieke sector de
motor van economisch herstel zijn. Dat is ook wat econoom Paul De
Grauwe schrijft in Le
Soir
,
kort na de publicatie van het plan-Juncker. “Er bestaat geen
twijfel over”, aldus De Grauw, “dat Europa meer publieke
investeringen nodig heeft”. Maar hem valt het op dat “het
plan-Juncker niet zodanig is opgesteld dat het ook publieke
investeringen aanmoedigt”.xxix

Etienne
Lebeau vindt argumenten voor meer publieke investeringen bij het
International Muntfonds (IMF). Dit laatste heeft in oktober 2014 zijn
“Perspectieven voor de wereldeconomie” gepubliceerd. Daarin stelt
het IMF “dat dit het geschikte moment is voor nieuwe investeringen
in de infrastructuur”, onder andere omdat de interestvoet laag is.
Het IMF zegt ookt dat meer openbare investeringen, vooral in de
infrastructuur, een sterk effect hebben op de productie in periodes
van economische vertraging èn wanneer die openbare investering wordt
gefinancierd met een lening.xxx
De openbare sector moet dus investeren, aldus het Internationaal
Muntfonds, en zou daarvoor leningen moeten aangaan.

Belfius
komt met hetzelfde verhaal. De Belgische staatsbank zegt onomwonden
dat “publieke investeringen de economie op twee manieren
stimuleren: ze doen de vraag toenemen en dus ook het Bruto
Binnenlands Product (BBP), en ze hebben een langetermijneffect op de
“aanbodzijde” van de economie.xxxi

Maar
op wat IMF en Belfius zeggen, rust in de Europese Unie een taboe. De
lidstaten zijn verplicht te besparen en moeten zich onderwerpen aan
de zogenaamde orthodoxie van het Stabiliteits- en Groeipact. Dat Pact
bepaalt dat een lidstaat geen openbare schuld mag hebben die hoger is
dan 60% van het BBP, èn dat het tekort op de begroting ten hoogste
3% van het BBP mag bedragen. Die rigiditeit houdt de lidstaten tegen
om noodzakelijke investeringen uit te voeren, laat staan dat ze
leningen zouden aangaan om die investeringen te financieren. Maar
investeren is wel nodig, wil men het land en de openbare
dienstverlening op peil houden.

Het
resultaat kan je overal in België zien, aan de lamentabele staat van
vele wegen, aan het grote gebrek aan sociale woningen of scholen, aan
de besparingen in het openbaar vervoer. Ons land staat er belabberd
voor. Als we alle publieke investeringen tesamen nemen (min de
afschrijvingen), schrijft Belfius, dan staat België op de 20ste
plaats in de lijst van de Organisatie van Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO), ver achter Frankrijk of Nederland.

Het
economisch herstel zit dus vast. De privésector heeft geld maar
investeert het niet. De openbare sector investeert niet meer want
terwijl de grote privé-ondernemingen en belastingsontwijking doen,
moet de overheid besparen. Uit die impasse geraken, zeggen de
progressieve experten nu, kan alleen maar als het taboe op het
aangaan van schulden door de overheid wordt opgeheven. Etienne
Lebeau: “Schulden aangaan is geen probleem, als het maar dit dient
om nuttige investeringen te financieren. Dan zal een schuld immers
goede activa opleveren”.xxxii
Pas de zogenaamde Gulden Regel in de openbare boekhouding toe, zegt
iemand als Etienne Lebeau. Die regel houdt in dat openbare
investeringen apart worden geboekt en niet bij de openbare schuld en
het deficiet worden gerekend. Dit veronderstelt dus een andere
openbare boekhouding dan degene die de Europese Commissie nu oplegt.

Critici
schuiven ook al sinds meerdere jaren andere, alternatieve
herstelplannen naar voren. Velen vinden Juncker lang niet ambitieus
genoeg. 315 miljard euro op drie jaar tijd – als dat geld al
gemobiliseerd kan worden – betekent slechts 105 miljard euro per
jaar of 0,6% van het BBP, volgens een berekening van de Franse
Économistes
Atterrés
.
Maar het Europese vakverbond (EVV/CES) vraagt dat 2% van het BBP aan
investeringen gebeuren, gespreid over tien jaar, of een totaalbedrag
van 2.600 miljard euro.xxxiii
In zijn Plan, voorgesteld eind 2013, voorziet het EVV dat zo’n
injectie 11 miljoen nieuwe banen zou moeten creëren tegen 2015, èn
aanzienlijke bijkomende inkomsten voor de lidstaten. Het EVV maakt
geen duidelijk onderscheid tussen publieke en privésector om dat
resultaat te behalen, maar pleit wel voor de toepassing van de Gulden
Regel door te zeggen dat de geïnvesteerde bedragen buiten de
berekening van het begrotingstekort en de schuld moeten worden
gehouden”.xxxiv

Het
meest ambitieuze herstelplan dateert van 2013. Het gaat over het
Investment-led
Recovery and Convergence Programme
(IRCP)”,
een onderdeel van een uitgebreider plan, een Europese New
Deal

volgens zijn auteurs, van wie de bekendste Yanis Varoufakis is. Die
laatste, huidig minister van Financiën in de Griekse regering, was
op het moment van de publicatie professor in economische theorie aan
de universiteit van Athene en de Lyndon
B. Johnson School of Public Affairs

aan de universiteit van Texas te Austin, Verenigde Staten.

Een
eerste versie van de tekst stamt uit 2010. Het heet A
Modest Proposal for Resolving the Eurozone Crisis.
Maar
bescheiden is het niet. De Europese Commissie, vinden de auteurs,
heeft gefaald in haar aanpak van de economische crisis na 2008. Hun
visie is uitgesproken Europees : “de recessie omkeren, de Europese
integratie versterken, het vertrouwen herstellen in de publieke
sector en de engagementen van de Europese Verdragen voor het
levensniveau en de sociaal-economische cohesie van de EU uitvoeren.xxxv
Maar het
IRCP verschilt fundamenteel van het plan-Juncker omdat voor de
financiering niet op de goodwill van de privé-sector wordt gerekend
: de financiering moet juist “volledig via een publiek kanaal
(gebeuren), door de uitgifte van obligaties door de EIB”.xxxvi
Die financiering, bestemd voor grote infrastructuurwerken en om
innoverende KMO’s te steunen, zou kunnen oplopen niet tot 0,2% van
het Europese BBP (zoals het Plan Juncker voorziet), niet tot 2%
(volgens het EVV) maar tot 8% van het BBP in de eurozone. Dit gaat
dus veel verder dan het plan-Juncker. Om dat objectief te halen, is
er volgens het IRCP wel een groot obstakel, namelijk het keurslijf
van de EU-regels voor begroting en schuld.

Varoufakis
en zijn collega’s zullen andere technische obstakels moeten
overwinnen, maar vooral het verzet van de politieke partijen die in
geen geval willen dat de openbare sector actief de Europese
economische motor aanzwengelt. Er liggen alternatieven op tafel, het
debat is open, het plan-Juncker is niet langer onaantastbaar.

Dit
artikel is oorspronkelijk
in het Frans gepubliceerd
op de website van Gresea, Groupe de Recherche pour une Stratégie
Economique Alternative en voor De Wereld Morgen vertaald en bewerkt.

Voetnoten:

i
Juncker won de Europese verkiezingen van 25 mei 2014 als
lijsttrekker van de Europese Volkspartij (EVP). Dat blok groepeert
Europese centrumrechtse partijen, zoals de Franse UMP van Nicolas
Sarkozy, de Duitse CDU van Angela Merkel, de Spaanse PP van Mariano
Rajoy, maar ook de Belgische CD&V en de Franstalige CDH.

iiJuncker,
Jean-Claude, A New Start for Europe : My Agenda for Jobs, Growth,
Fairness and Democratic Change. Political Guidelines for the next
European Commission. Opening Statement in the European Parliament
Plenary Session,

Straatsburg, 15 juli 2014.

iiiJuncker, Jean-Claude, A new start for Europe.
Opening Statement in the European Parliament Plenary Session
,
Straatsburg, 15 juli 2014.

ivJuncker, Jean-Claude, Investir en Europe.
Discours devant le Parlement européen
,
Straatsburg, 26 november 2014.

v
Het vast kapitaal van de EU-28 werd gereduceerd van 3039 miljard
euro in 2007 tot 2606 miljard euro in 2013 (Pourquoi un plan
d’investissement pour l’UE ? Fiche
d’information-1
, Europese Commissie,
24 november 2014).

viPourquoi un plan d’investissement pour l’UE
? Fiche d’information-1
, Europese
Commissie, 24 november 2014.

viiAn employment oriented investment strategy for
Europe, International Labour Organization
,
Genève, 2015, 45p.

viiihttp://bit.ly/1bz4g3b

ixEU begint investeringsoffensief voor meer werk en groei,
Europese Commissie, Straatsburg26 november 2014; Waar
komt het geld vandaan? Factsheet 2
,
Europese Commissie, 24
november 2015.

xJuncker, Jean-Claude, Investir en Europe, o.c.

xiSpecial Task Force (Member states, Commission,
EIB) on investment in the EU – Annex 2 Project lists from Member
States and the Commission, PART 1
.

xiiSRIW: Société Régionale d’Investissement
de Wallonie
; SoCoFe:
Société de Cofinancement (dans le monde) Energétique
.

xiiiThe European Fund for Strategic Investments
(EFSI). Questions and Answers,
Europese
Commissie, januari 2015, 21p.

xiv
De obstakels die de publieke investering belemmeren zijn, volgens
BusinessEurope:

“onzekerheid”
(1. Economische en politieke onzekerheid. 2. Onzekerheid over
reglementeringen en administratieve criteria), de transactiekost (3.
Hoge energieprijzen en veiligheid van bevoorrading. 4.
Niet-competitieve belastingregimes. 5. Rigiditeit van de
arbeidsmarkt en niet-compatibiliteit van competenties), de
financiering (6. Moeilijk te verkrijgen financieringen. 7. Moeilijke
mobilisering van de EU-fondsen), toegang tot de markt (8. Obstakels
tot de eenmaking van de markt. 9. Afwezigheid van een ambitieus
EU-beleid voor handel en directe buitenlandse investeringen),
engagement van de openbare sector (10. Moeilijkheden voor een
publiek-privaat engagement vooral in infrastructuurprojecten),
risico’s (11. Gebrek aan een ondersteuningsbeleid bij risico’s
die worden genomen voor innovatie), 12. Gebrek aan een
concurrentiebeleid van de EU gericht op de verbetering van het
concurrentievermogen).

In
originele versie: UNCERTAINTY 1.
Economic and political uncertainty 2. Regulatory uncertainty and
administrative burdens COSTS OF DOING BUSINESS 3. High energy prices
and security of supply 4. Uncompetitive tax regimes 5. Rigidity of
labour markets and skills mismatch FINANCING 6. Difficult access to
finance 7. Difficult mobilisation of EU funds MARKET ACCESS 8.
Barriers to single market 9. Absence of an ambitious EU policy on
trade and foreign direct investment PUBLIC-SECTOR ENGAGEMENT 10.
Difficulties in public-private engagement, particularly for
infrastructure projects RISK-TAKING 11. Lack of a supportive policy
for risk-taking in innovation 12. Lack of a competitiveness-oriented
EU competition policy). BusinessEurope expectations from an EU
investment plan
, november 2014, p.9

xvExpectations from an EU investment plan,
BusinessEurope,
november 2014.

xvi
De lijst van “hervormingen” opgesteld door BusinessEurope is
lang en wordt regelmatig bijgewerkt (om ze nog langer te maken). Om
u ervan te overtuigen, kijkt u best naar Reform Barometer van
BusinessEurope, lente 2015, waarvan de ondertitel luidt
“Consistente hervormingen ontbreken in Europa”.

xvii
Emma Marcegaglia, voorzitster van BusinessEurope,
Building a common approach to a new
start for social dialogue. High level conference “a new start for
social dialogue”,
BusinessEurope,
Brussel, 5 maart 2015

xviii
Zie bijvoorbeeld de presentatie van Etienne Lebeau (CNE-CSC) tijdens
de 21e Midi d’Econosphères op 19 maart te Brussel,
http://bit.ly/1HpLsRO

xix
ILO, o.c., p.12

xx
ILO, o.c., p.14.

xxiPlender, John, The corporate aristocracy
holding out against fiscal revolution, Financial Times
,
3 maart 2015.

xxiiHow to Unlock That Stashed Foreign Cash, New
York Times
, 23 maart 2013.

xxiiiShear, Michael, Obama Proposes Tax for Upgrade
of Infrastructure, New York Times
, 2
februari 2015.

xxivMoody’s : EMEA companies maintain huge cash
pile of $1.06 trillion in 2014, Moody’s Global Credit Research,

17 december 2014.

xxvEuropean Economic Forecast. Winter 2015,
Europese Commissie, januari 2015,
p.22.

xxviLebeau, Etienne, Le plan Juncker, présentation
faite au Midi d’Econosphères, 17 mars 2014.
Link:
http://bit.ly/1HpLsRO

xxviiDallery, Thomas & Auvray, Tristan &
Rigot, Sandra, Au-delà du plan Juncker, Les économistes atterrés
,
december 2014, p.3.

xxviii
Dit sarkasme komt van de kritische Duitse academicus Wolfgang
Streeck. Zie : Leen, Michiel, Kapitalisme in blessuretijd, De
Standaard, 25 april 2015, p.E9.

xxixDe Grauwe, Paul, Le plan Juncker n’est pas
structuré de manière à encourager l’investissement public, Le
Soir,
3 december 2014.

xxxPerspectives de l’économie mondiale. Nuages
et incertitudes de l’après-crise, Fonds monétaire
internationale
, oktober 2014, p.

xxxiL’importance des investissements publics
pour l’économie. Analyse thématique Finances locales, Belfius
research
, maart 2015.

xxxii
Lebeau, Etienne, o.c.

xxxiiiDéclaration de la CES sur le plan
d’investissement au niveau de l’Union européenne. Adoptée lors
de la réunion du Comité exécutif, Confédération européenne
syndicale, Bruxelles, 2-3 décembre 2014 ; Janssen, Ronald, Le plan
d’investissement européen : un nouveau début pour l’Europe,
présentation faite au Midi d’Éconosphères, 17 mars 2015. En
ligne : http://bit.ly/1HpLsRO

xxxivUne nouvelle voie pour l’Europe : Plan de la
CES pour l’investissement, une croissance durable et des emplois
de qualité. Adopté à la réunion du Comité exécutif, CES
,
Brussel, 7 november 2013.

xxxvVaroufakis, Yanis & Holland, Stuart &
Galbraith, James K. Galbraith, A Modest Proposal for Resolving the
Eurozone Crisis. Version 4.0,
juli 2013.

xxxvi
Lebeau, Etienne, o.c.

take down
the paywall
steun ons nu!