Het Mister-Beansyndroom

zaterdag 13 april 2013 15:21
Spread the love

(een indirecte commentaar bij de dood van Margaret Thatcher)

Het moderne individu valt altijd opnieuw uit de lucht. Ik weet uit ondervinding dat het niet gemakkelijk is om de westerse fixatie op het ‘individu’, laat staan het ‘subject’, aan studenten uit te leggen. Jonge mensen gaan ook onbewust uit van de oerevidentie van het (uit de lucht vallende) individu. Dus heb ik eertijds een beeld gezocht die het allemaal aanschouwelijk maakt: het begin van de komische serie van Rowan Atkinson, Mister Bean. In een lege, zwarte ruimte laat een ouderwetse theaterschijnwerper een witte cirkel oplichten en plots valt Mister Bean uit de lucht in die lichtcirkel. Hij wordt geïntroduceerd als een soort van buitenstaander, een buitenaards wezen bijna: een atoom zonder anderen, een losgeslagen monade, een eenling zonder gemeenschap. De generiek van Mister Bean kan opgevat worden als niets minder dan de oerscène van het moderne mensbeeld; een komische versie ook van de Heideggeriaanse ‘geworpenheid’.

Het moderne subject is, zoals iedereen weet, een autistisch ego. Van Descartes tot Sartre, van Hobbes over Rousseau tot Thatcher. Descartes: als ik aan alles twijfel is er slechts een onbetwijfelbaar punt dat overblijft, namelijk het ik dat twijfelt. Ergo: Ik denk dus ik ben. Al de rest is onzeker: de buitenwereld is een afgeleide van het denkend subject. Sartre: het ik moet los van elke invloed zijn project uitbouwen, in zijn relatie met de ander moet hij zijn eigen project opdringen of hij verliest zichzelf. De dingen en het bewustzijn staan pal tegenover elkaar: en soi en pour soi, zijn en negatie van het zijn. Hobbes: in de natuurlijke toestand is elk individu soeverein en kan alles doen wat nodig is om te overleven, dus heerst er een oorlog van allen tegen allen. Alleen door een sociaal contract, waarbij alle macht wordt overgedragen aan de ene soeverein, ontstaat er een maatschappij. Rousseau bedacht daar een tegenbeeld van, maar blijft uit hetzelfde vaatje tappen: de oermens, de bon sauvage is een solitair wezen, dat niet eens spreekt en op zichzelf aangewezen rondwaart zonder zich veel van anderen aan te trekken. En pas later, veel later en wel via de idee van privé-eigendom, die alles corrumpeert, ontstaat: het sociaal contract. Thatcher tenslotte wond er geen doekjes om: ‘There is no such thing as society, there are only individuals; individuals and families’.

Zowat het hele moderne denken gaat uit van het individu als absoluut vertrekpunt. In de fenomenologie van Husserl wordt deze punctuele instantie ‘het trancendentaal ego’ genoemd. Het individu, het subject is solitair en pas in een tweede beweging ontdekt hij dat er ook iets is als de anderen, de wereld. Maar het lukt natuurlijk nooit meer om die brug echt te slaan, dat heet in filosofisch jargon ‘solipsisme’ (van solus ipse, alleen zichzelf). Husserl trachtte dat probleem op te lossen door te stellen dat alle bewustzijn een bewustzijn is van iets anders (hij noemde dat de ‘intentionaliteit’) en Merleau Ponty en Levinas trachtten te corrigeren: alle subjectiviteit is intersubjectiviteit. Maar, in de geschiedenis van de moderniteit komt die correctie om zo te zeggen een paar eeuwen te laat. Lacan sprak van een ‘decentrering van het subject’, Foucault beschouwde de mens (als individu, als auteur, als centrum, als subject) in feite als een plooi, een kreuk of een knoop in het weten die moest worden weggestreken, uitgewist, of minstens ontward.

Het stupide van de zaak is dat je aan een kind kan uitleggen dat dit uit de lucht vallen van het individu van a tot z gelogen en totaal naast de kwestie is, ja, een absurde voorstelling van zaken. Eerst is er Gemeenschap. De mens komt letterlijk en figuurlijk voort uit de gemeenschap: letterlijk uit de geslachtsgemeenschap, figuurlijk uit het gezin, de clan, de bende. Nog voor er zelfbewustzijn is, is er de moederborst en de glimlach van de ouders, mensen worden mensen door empathie. De mens groeit uit het sociale. Het individu is een bijproduct, een laattijdige uitvinding, schuim op de golven van het collectief. Maar als je vertrekt van een op zichzelf gesloten ego, dan kom je nooit meer bij de ander aan. De gemeenschap, de maatschappij is dan altijd een afgeleide, een constructie, een contract.

Deze tweede fictie, dat gemeenschap en politieke organisatie een afgeleide zijn, volgt uit de eerste fictie van het uit de lucht vallende individu. Adorno schreef het nog als een grafitti- slogan in de Negative Dialectik : ’Gesellschaft ist vor dem Subjekt’ (De maatschappij komt voor het subject). Dat hij deze oerevidentie met dit soort stelligheid moest neerpoten in een anders zo dialectisch boek, dat bol staat van zinnen die zichzelf in de staart bijten, lijkt me veelzeggend. Hij wilde paal en perk stellen aan de moderne mythologie van de mens als uit de lucht vallende extraterrestrial. Primatoloog Frans De Waal voegde daar recentelijk nog aan toe dat zelfs onze voorouders, de mensapen, wezenlijk empathisch zijn. Dus het sociale is even wezenlijk als ons egoïsme, en misschien zelfs wezenlijker, instinctiever: we zijn immers kuddedieren, sociale wezens.

Filosofisch is het ‘solipsistische subject’ dus grondig gedeconstrueerd en ontmanteld. Maar het vreemde is dat deze achterhaalde filosofische idee van het primaat van het solitaire individu, dat pas in een tweede beweging in een sociale wereld terecht komt, weer helemaal terug is, and with a vengance: het neoliberale ondernemende zelf dat in een eeuwige concurrentiestrijd is gewikkeld met de anderen. De mens is nu niet alleen een ‘gesloten cogito’ maar ook een autistische egoïst. Het filosofisch solipsisme is een socio-politiek egoïsme geworden.

Deze configuratie van het moderne individu als solitair subject, die ik hier in al te grove borstelstreken hebt geschilderd, heb ik, om het aanschouwelijk te maken voor mijn studenten, ‘het Mister-Beansyndroom’ genoemd. Iedereen ziet het onmiddellijk voor zich: het is visueel duidelijk dat Rowan Atkinson uit de lucht valt. Het is meteen ook duidelijk dat deze alien voor eeuwig vreemd en vervreemd onder de mensen zal komen. Hij spreekt ook niet of nauwelijks, hij is een voortalig wezen (zoals de bon sauvage van Rousseau), want spreken leer je van anderen. Taal veronderstelt gemeenschap, is toegang tot gemeenschap, taal is gemeenschappelijk of is niet. Deze beginscène verklaart met andere woorden meteen waarom dit wezen altijd contactgestoord zal zijn. Ja, het moderne subject dat uit de lucht valt, is per definitie contactgestoord.

Het lijkt alsof ik hier al de hele tijd en met veel gedruis, werkelijk een joekel van een open deur aan het intrappen ben. Maar zo is het niet. Althans, hoezeer deze fictie ook al honderdduizend keer is gedeconstrueerd – ze keert telkens terug. En nu lijkt ze zich dus opnieuw en meer dan ooit als ideologische oerevidentie te nestelen tot in de diepste lagen van ons bewustzijn. En wordt ze ook meer en meer de pasmunt van onze sociale verhoudingen. De oerevidentie van het ondernemende zelf: alles is een bedrijf, iedereen ondernemer. Het Mister-Beansyndroom is geen open deur maar de sleutel: de sleutel tot de hegemonie van het neoliberalisme. De sleutel tot de hegenomie van het neoliberalisme is namelijk zijn mensbeeld dat nu dominant en vanzelfsprekend en dus onbespreekbaar is geworden: het egoïstisch subject dat op concurrentiële voet van oorlog staat met de ander. Denk aan het mensbeeld van reality tv spelen zoals expeditie Robinson, dat paradigmatisch is en blijft. Niet toevallig noemde Marx het burgerlijke subject een robinsonade, als contaminatie tussen monade en Robinson Crusoe. Daarom kan men spreken van een syndroom, niet alleen een filosofisch ziektebeeld maar meer en meer ook een sociale pathologie.

Het is deze ideologie van het solipsistische, egoïstische individu die we telkens opnieuw en met engelengeduld, maar ook met ons hele hebben en houden, cum ira et studio, moeten ontmaskeren. We kunnen niet langer toestaan dat het moderne individu altijd opnieuw doet alsof het uit de lucht valt. Want dat uit de lucht vallen is natuurlijk niet onschuldig: maatschappelijk onrecht is, als je uitgaat van universele concurrentie als natuurlijk en dus goed, een noodzakelijk kwaad. Of nog: het is goed om slecht te zijn omdat egoïsme (dus ook hebzucht) en concurrentie natuurlijk zijn. De mythe van het individu verbergt de realiteit van de sociale wantoestanden, nee, erger nog: bepleit die met verve als het enige alternatief, zoals de Iron Lady dat deed, en zoals de neoliberalen dat haar met veel verve tot op heden nadoen. Het Mister-Beansyndroom moet daarom telkens opnieuw aangewezen, opgespoord en bestreden worden. Want het is intussen waarlijk een wereldwijde epidemie geworden. Uitroeien die handel! En wel met wortel en tak.

(‘Anderzijds’, zegt mijn vrouw, die bij correctie vindt dat dit stuk teveel het vingertje opsteekt, ‘moet het wel fijn zijn om iemand als Mister Bean tegen het lijf te lopen’. Hij valt uit de lucht in onnozele onschuld. Alles verbaast hem. Hij monstert de wereld en demonteert de dingen. Hij is immens grappig, juist omwille van die vreemdheid, die vervreemding. Waarom vinden wij kinderen zo heerlijk? Omdat die ook voortdurend uit de lucht vallen, omdat die altijd een beetje buitenaardse wezens zijn. En ze heeft, zoals altijd, ook een punt. Uit de lucht vallen is heerlijk. Lang leve Mister Bean! Maar vergeet Thatcher.)  

take down
the paywall
steun ons nu!