Het Koerdische experiment met democratische autonomie

Sinds Abdullah Öcalan, de leider van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), opgesloten zit in de gevangenis op het Turkse eiland Imrali, nam hij geleidelijk aan afstand van het marxisme-leninisme. Hij bekeerde zich tot het libertair-socialistische project van het 'communalisme' onder invloed van denker, schrijver en activist Murray Bookchin. De Koerden in Turkije en Syrië pogen de libertaire ideeën in de praktijk om te zetten.

vrijdag 13 maart 2015 08:56
Spread the love

Öcalan
vertaalde de ideeën van Bookchin naar de Koerdische situatie in een
politiek pamflet met de titel ‘Democratisch Confederalisme’ (2011).
Het werd een soort van draaiboek voor experimenten van autonoom
zelfbestuur en gender- en ecologische vrijheid in Turks Koerdistan
(Noord-Koerdistan) en vooral het Koerdische deel van Syrië (Rojava).

Vanuit
de gevangenis stelde Öcalan in 2005 een verklaring op waarin hij
voor het eerst spreekt van een ‘democratisch confederalisme voor
Koerdistan’. Daarin zet hij zich af tegen het centralisme van ‘de
natiestaat’ en neemt hij ook expliciet afstand van het autoritaire
marxisme-leninisme zoals de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) dat
beleed van bij haar ontstaan tot diep in de jaren 1990.

De PKK-leider
stelt dat het democratisch confederalisme geen staatssysteem is, maar
een democratisch systeem van een volk zonder staat dat
zelfvoorzienend is op alle domeinen van het maatschappelijk leven,
met inbegrip van de economie. In de jaren daarop zou hij vanuit de
kritiek op zowel het kapitalisme als het autoritair socialisme, zijn
ideeën voor een democratisch confederalisme verder ontwikkelen.

In
zijn boek ‘Prison Writings: The PKK and the Kurdish Question in the
21st Century’ (2011) schrijft hij: “Het is duidelijk dat onze
theorie, ons programma en onze praktijk van de jaren 1970 niets
anders voortbracht dan futiel separatisme en geweld. Erger nog, dat
het nationalisme waar we ons tegen dienden te verzetten, ons allemaal
besmette” en “Dogmatisme wordt gevoed door abstracte waarheden
die een gewone manier van denken worden. Van zodra je dergelijke
algemene waarheden in woorden omzet, voel je je als een hogepriester
in dienst van zijn god. Dat was de fout die ik maakte.”

Murray
Bookchin

Öcalan
liet zich sterk inspireren door Murray Bookchin en diens model van de
sociale ecologie, dat een alternatief moet bieden voor de
ontmenselijking en natuurvernietiging van het kapitalisme. Om tot een
ecologische maatschappij te komen was er volgens Bookchin een
verregaande decentralisering van de besluitvorming nodig. Een
besluitvorming op kleine schaal die dicht bij de mensen staat.
Voedselproductie zou op lokaal niveau dienen te gebeuren. Energie
moet opgewekt worden uit hernieuwbare bronnen.

Vandaag klinkt dat
allemaal niet erg nieuw, maar Bookchin ontwikkelde zijn theorieën al
vroeg in de jaren 1960. De nieuwe maatschappij mocht niet gedicteerd
worden door de markt of de staat, maar door beslissingen van mensen
in echte democratische vergaderingen. Bookchin zag geen toekomst meer
in de natiestaat. Die diende ontmanteld te worden, waarna de macht in
handen zou komen van lokale democratische besluitvormingsorganen die
met elkaar verbonden zijn door confederaties. Het is dat concept van
democratisch confederalisme dat Öcalan projecteerde op de Koerdische
situatie.

Militaire campagne

Destijds,
na de val van het Ottomaanse rijk in WOI, oordeelden de koloniale
machten dat er geen Koerdische staat zou komen. Het Koerdische gebied
geraakte opgedeeld over vier landen: Turkije, Irak, Iran en Syrië.
In elk van die landen zou de Koerdische bevolking onderworpen worden
aan een discriminerend systeem, waartegen ze zich organiseerden in
gewapende verzetsbewegingen.

Enkel in Irak en mede als gevolg van
twee Golfoorlogen zouden de Koerden er in slagen verregaande
autonomie te verwerven met een eigen bestuur en parlement. In Turkije
lanceerde de in 1978 opgerichte PKK een harde militaire campagne
tegen de Turkse militairen die in 1980 de macht hadden gegrepen. De
PKK streefde aanvankelijk naar een onafhankelijke linkse republiek
Koerdistan en stond daarmee diametraal tegenover het sterk
centralistische Kemalistische Turkije. Opeenvolgende Turkse
regeringen voerden de repressie tegen het Koerdische
onafhankelijkheidsstreven op en zorgden er voor dat de PKK op de
Amerikaanse en Europese terreurlijsten terechtkwam.

Na jaren van
bloedige strijd, broederstrijd, aanslagen en arbitraire arrestaties
koos de PKK geleidelijk aan voor een geweldloze strategie. Om de
ideologie van het democratisch confederalisme in de praktijk te
brengen werd in 2007 de Groep van Gemeenschappen in Koerdistan (KCK)
opgericht. De KCK moet instaan voor het territoriaal beheer van de
Koerdische regio’s. Behalve de PKK zelf, maakten andere –
ideologisch verwante – partijen uit de buurlanden er deel van uit:
De PJAK (Partij voor een Vrij Leven in Koerdistan) uit Iran, de heel
kleine PÇDK (Partij voor een
Democratische Koerdische Oplossing) in Irak en de PYD (Democratische
Unie Partij) in Syrië.

Parallelle
basisdemocratie in Turks-Koerdistan

In
Turkije organiseerde de PKK vervolgens een parallel bestuurssysteem
in de steden waar ze sterk staat (Hakkari, Sirnak, Mardin,
Diyarbakir, Batman, Van). Er kwamen buurtraden om de besluitvorming
te organiseren rond allerlei maatschappelijke problemen, uitdagingen
en projecten volgens de principes van de basisdemocratie. De
buurtraden staan open voor iedereen. Ze kiezen de déléguées voor
de stadsvergaderingen waarin ook leden van de gemeenteraad zijn
vertegenwoordigd (niet-officieel).

Hoewel de gemeenteraad het
wettelijk besluitvormingsorgaan is, oefenen de parallelle
stadsvergaderingen als gevolg van de deelname van een aantal
gemeenteraadsleden veel invloed uit. Beslissingen op grotere schaal
gebeuren in confederaties van steden en dorpen per provincie.
Helemaal bovenaan prijkt het overkoepelende Democratische
Maatschappij Congres (DTP) waarin vertegenwoordigers zetelen van het
maatschappelijk middenveld, de vakbonden en de politieke partijen
(40%) en afgevaardigden van de lokale stadsvergaderingen (60%) uit de
hele Koerdische regio in Turkije.

Hoewel het in de eerste plaats om
een stedelijk fenomeen gaat, is het in een aantal dorpen dat het
communalisme van Bookchin verder werd uitgewerkt. Vanaf 2010
ontstonden de eerste ‘vredesdorpen’ met projecten in de coöperatieve
economie en waar gestreefd wordt naar een ecologische en
gender-evenwichtige samenleving.

Turkse
repressie

Turkije
reageerde met repressie op de communalistische experimenten. De
conservatieve AKP-regering van Erdogan beschuldigde de KCK ervan een
‘terroristisch’ filiaal te zijn van de PKK. Vanaf 2009 werden
duizenden mensen, onder wie tal van parlementsleden, journalisten en
advocaten, gearresteerd op beschuldiging van lidmaatschap van een
illegale organisatie (artikel 314 van het Turkse strafwetboek).
Hoewel sinds het voorjaar van 2014 verschillende vrijspraken volgden
in KCK-processen, zitten er nog altijd veel betrokkenen achter de
tralies.

Onder
druk van Europa en mensenrechtenorganisaties versoepelde het Turkse
parlement de anti-terrorismewetgeving, maar tot vandaag blijft
Turkije de PKK en aanverwante organisaties als een terroristische
beweging zien. Ook voor de EU en de VS is dat vooralsnog zo. Het
experiment voor ‘democratische autonomie’ in Turks Koerdistan wordt
hier enigszins door bemoeilijkt, maar verhindert niet dat in tal van
wijken discussies en seminaries worden gehouden om het project verder
te realiseren.

In
het Turks parlement verdedigt de
pro-Koerdische Democratische Regio’s Partij (DBP), die sinds
afgelopen voorjaar geallieerd is met de Turkse Democratische
Volkspartij (HDP), een systeem dat een mengvorm is van
representatieve en directe democratie. De partij stelt de oprichting
voor van 20 autonome regio’s in heel Turkije die de directe
bestuurlijke bevoegdheid verwerven over “onderwijs,
gezondheidszorg, cultuur, landbouw, industrie, sociale diensten,
veiligheid, vrouwenzaken, jongeren en sport” terwijl de staat de
verantwoordelijkheid mag behouden voor “buitenlandse zaken,
financiën en defensie”. De Turkse AKP-regering wil daar evenwel
niets van weten en weigert discussies over de democratische autonomie
te koppelen aan de zoektocht naar een politieke oplossing van het
aanslepende conflict met de PKK.

Democratische
autonomie in Rojava

Door
omstandigheden kreeg het Koerdische project van democratisch
confederalisme vooral vaste voet in Noord-Syrië. Als gevolg van de
bloedige Syrische burgeroorlog verzwakte het centrale gezag in de
afgelegen noordelijke Koerdische regio’s aan de Turkse en Iraakse
grens. Vanaf de zomer van 2012 nam de lokale bevolking het bestuur
over in de drie Syrisch-Koerdische gebieden: Afrin, Kobani en Jezire.
Samen vormen ze het Syrische West-Koerdistan of Rojava. Om te
vermijden dat de terugtrekking uit Rojava van de Syrische staat
(leger en administratie) in chaos zou uitmonden, nam de Beweging voor
een Democratische Maatschappij (Tev-Dem), met de steun van de
Syrisch-Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) en de PKK (beide
lid van de KCK) het heft in handen.




Tev-Dem
is een burgerbeweging die van bij het begin van de volksprotesten in
de context van de Arabische Lente (2011), snel aan populariteit won.
Na het vertrek van het centrale regime richtten activisten van
Tev-Dem tal van groepen, comités en communes op in dorpen en steden.
Die hielden zich bezig met zowat alle maatschappelijke thema’s:
vrouwenzaken, economie, handel, milieu, onderwijs, gezondheidszorg,
de opvang van families van martelaren en zelfs diplomatieke relaties
met de buitenwereld.

Op korte termijn slaagde deze volksbeweging erin
om een succesvol alternatief bestuur te organiseren. Ook militair
wist de beweging zich stevig te organiseren met de oprichting van
‘zelfverdedigingseenheden’ (YPG). Dat was noodzakelijk omdat de
Islamitische Staat (IS) zijn oog had laten vallen op een van de
Koerdische regio’s: Kobani.

IS lanceerde een zwaar offensief waarbij
het aanvankelijk heel wat terrein veroverde. Ondanks het militair
overwicht van IS en een vijandig gezind Turkije, dat de PYD als een
aan PKK-afdeling beschouwt en bijgevolg de grens sloot voor
Koerdische strijders en wapens met bestemming Kobani, bleken de
Koerdische zelfverdedigingseenheden in staat om goed stand te houden.
Daarbij viel vooral de doeltreffendheid en slagkracht van de
vrouwelijke eenheden op. Vrouwen
spelen ook een rol in de strijd tegen verkrachting en huiselijk
geweld waarvoor een speciale eenheid met uitsluitend vrouwen is
opgericht.

Sociaal
contract

Het
is vooral de positie en de kracht van de vrouwen die de revolutie van
Rojava -een maatschappij die zich tot voor kort kenmerkte als een
feodale sociale organisatie- zo opvallend maakt. Zij krijgen een
prominente plaats in het ‘Handvest voor een sociaal contract’
dat in januari 2014 van kracht werd en sindsdien geldt als een soort
grondwet voor de Syrisch-Koerdische gebieden.

Het gaat zonder meer om
een unieke tekst met verregaande revolutionaire principes, waarvan
een aantal al toegepast worden in de praktijk. “Mannen en vrouwen
zijn gelijk volgens de wet. Het Handvest garandeert dat er werk wordt
gemaakt van de effectieve realisatie van gelijkheid van vrouwen en
van een evenwicht in de mandaten in de publieke instellingen, waarbij
gender-discriminatie wordt geëlimineerd” (art 28). Zo worden de
drie ‘autonome kantons’ Afrin, Kobani en Jazere bestuurd door een
vrouwelijk en mannelijk co-voorzitterschap. Het Handvest incorporeert
ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag
rond Burgerrechten en Politieke rechten en het Verdrag rond
Economische, Sociale en Culturele rechten.

De
preambule van het Handvest vat het politiek experiment in Rojava
wellicht het best samen: “Onder het Handvest zijn wij, de bevolking
van de Autonome Regio’s, verenigd in de geest van verzoening, en
pluralistische en democratische participatie, zodat iedereen zich
vrij kan uitdrukken in het publieke leven. Door de uitbouw van een
maatschappij die vrij is van autoritarisme, militarisme, centralisme
en de interventie van religieuze autoriteiten in publieke zaken,
erkent het Handvest de territoriale integriteit van Syrië en streeft
het naar het bewaren van de binnenlandse en internationale vrede. Met
dit Handvest roepen we een politiek systeem en civiele administratie
uit, gebaseerd op een sociaal contract dat de rijke mozaïek van
Syrië -dat zich in een overgangsfase van dictatuur, burgeroorlog en
vernietiging bevindt- verzoent met een nieuwe democratische
maatschappij waarin het burgerlijk leven en de sociale
rechtvaardigheid worden beschermd.”

De
in 2003 opgerichte Syrisch-Koerdische Democratische Unie Partij
(PYD), de politieke motor achter de transformatie in Rojava, had zich
voordien al verbonden met andere linkse Syrische oppositiepartijen
die deel uitmaken van het Nationaal Coördinatiecomité voor een
Democratische Verandering. Dit is een Syrisch oppositieplatform dat
zich van bij het begin van de opstand tegen Assad, gekenmerkt heeft
door zijn hardnekkig verzet tegen de militarisering van het interne
conflict, tegen elke buitenlandse militaire inmenging en door zijn
uitdrukkelijk streven naar een pluralistische, democratische
maatschappij.

Hoewel de omstandigheden de PYD dwongen om naar de
wapens te grijpen, blijft het naar eigen zeggen de voorkeur geven aan
een geweldloze aanpak waar mogelijk. Het gebruik van geweld moet
bovendien beperkt blijven tot zelfverdediging. Dat komt ook duidelijk
naar voor tijdens de bijeenkomsten van de verschillende lokale
wijkraden.

Geen
revolutionair paradijs

Elke
grote verandering gebeurt met vallen en opstaan. Binnen de
conservatieve Koerdische gemeenschap zijn er ook krachten die niet zo
enthousiast zijn over de progressieve koers die nu wordt gevaren in
Rojava. Maar in de Syrische oorlogsrealiteit en ondanks de Turkse
boycot, lijkt het systeem goed stand te houden en wordt alle
mogelijke creativiteit aangewend.

Traditioneel is het Koerdische
gebied in Syrië een belangrijke graan- en olieproducent, wat een
aantal voordelen oplevert. De prijs van brood wordt erg laag
gehouden. Olie wordt op kleine schaal geraffineerd, maar het verbruik
is lager dan het aanbod, waardoor er ook een deel kan verkocht
worden. Er is wel een gebrek aan elektriciteit in Rojava omdat de
meeste elektriciteitscentrales in gebieden liggen die veroverd zijn
door IS. Ondanks dat er maar enkele uren per dag elektriciteit
beschikbaar is, wordt de prijs ervan eveneens erg laag gehouden.

Ook
andere diensten worden gratis of goedkoop geleverd. De vraag is of
dit vol te houden valt. Veel goederen die tot in de Koerdische streek
geraken zijn smokkelwaar vanuit andere landen. Andere goederen komen
uit Syrië zelf, maar die vallen erg duur uit omdat het leger of
andere militaire groepen er hoge taksen op heffen.

De
oorlog is voor de Koerden in Syrië een opportuniteit om
maatschappelijk en bestuurlijk vanaf nul te beginnen, maar zorgt ook
voor heel wat uitdagingen wat betreft de slaagkansen van dit toch wel
erg unieke project. De tijd zal uitwijzen of deze vorm van radicale
democratie en zelfbeheer kan overleven. 

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Vrede

take down
the paywall
steun ons nu!