Column - Dyab Abou Jahjah

Het gaat niet over ‘de grenzen van het debat’, maar over dehumanisering

De wekelijkse column van Dyab Abou Jahjah

vrijdag 27 januari 2017 08:59
Spread the love

Ik was vier jaar oud toen ik mijn eerste politieke conversatie had. Ik herinner me hoe ik samen met mijn moeder op het terras van ons huis in het dorpje Hanin zat, in het zuiden van Libanon. Het was een zonnige dag en we verpoosden in de schaduw van de vijgenboom die naast ons terras stond. Het brommende geluid van helikopters achter de heuvels doorbrak de anders zo vreedzame opeenvolging van natuurlijke geluiden en zonnestralen. Mijn moeder wou dat we naar binnengingen, maar ik protesteerde. Ze zei toen tegen me, “Dyab, de Israëlische helikopters naderen, het is veiliger binnen.” Ik herinner me dat ik vroeg waarom? Waarom is het binnen veiliger? “Omdat het slechte mensen zijn die ons kunnen neerschieten”, antwoordde mijn moeder.

Enkele maanden later schoten die slechte mensen wel degelijk op ons. Nadat de Israëli’s en hun lokale collaborateurs ons dorpje vijftig dagen lang van de buitenwereld hadden afgesneden, gingen ze over tot de aanval en een bezetting. Ik herinner me hoe ik samen met mijn moeder moest lopen voor mijn leven, terwijl ze mijn zes maanden oude broertje op haar arm droeg. We renden de heuvels in, samen met andere dorpsbewoners, in de hoop een veilige plek te bereiken. Maar de soldaten kregen ons in het vizier en schoten. Terwijl de kogels ons rond de oren vlogen, zag ik hoe sommige dorpsbewoners geraakt werden en neervielen, nauwelijks enkele centimeters van mij. Ik herinner me de horror van dat moment, hoe ik vertelde aan mijn moeder dat ik bang was en hoe ik tegelijk beschaamd was over mijn eigen angst. De bezetters gingen toen over tot een slachtpartij. Twintig dorpsbewoners werden vermoord, de rest van het dorp werd verjaagd. Noem het gerust etnische zuivering.

In het boek Tussen twee werelden dat ik in 2003 publiceerde, heb ik uitvoerig geschreven over de harde tijden die ik als kind meemaakte. Ik schreef ook over die andere momenten waarop ons huis werd platgebrand of geplunderd. Tot driemaal toe verloren we een huis en een leven, en werden we vluchtelingen in ons eigen land.

Ik leefde onder Israëlische bezetting tussen 1982 en 1985. Ik was een tiener, een student. Op systematische wijze werd ik tegengehouden, aangevallen en geslagen door Israëlische soldaten. Gelukkig hebben de Libanezen verzet geboden en uiteindelijk ook gewonnen tegen Israël. We hebben niet onderhandeld, we hebben niet gesmeekt en we hadden geen illusies. Als een volk hebben we teruggevochten totdat de prijs voor de bezetting te zwaar werd om te dragen voor de bezetter. Dit leidde tot de uiteindelijke bevrijding van ons land in mei van het jaar 2000. Na 24 jaar, konden we teruggaan naar ons vernielde dorp. Het ouderlijk huis werd op exact dezelfde plaats heropgebouwd. We plantten zelf een nieuwe vijgenboom naast het terras. Moest je vandaag ons huis zien, dan zou je nooit kunnen geloven wat we meegemaakt hebben. Het ziet er zo idyllisch en volstrekt rustig uit. Maar we weten beter.

Wat me is bijgebleven is een groot inzicht in wat de Israëlische bezetting betekent, welke tactieken en strategieën er gebruikt worden. Dat geldt voor de hele generatie die de bezetting meemaakte. Het is een ervaring die je niet loslaat. Uiteraard, je leert wel één en ander rationaliseren, zodat je er emotioneel mee om kan en de herinnering kan omgezet worden in een vorm van bewustzijn in plaats van een voortdurende kwelling. En gedurende dat proces groei je. Maar tegelijk blijft de ervaring van de bezetting een deel van wie je bent. Wanneer ik het dus over Israël heb, dan vertrek ik niet vanuit één of ander vooroordeel dat steunt op foutieve informatie. Ik vertolk geen ideologische positie die terugvalt op een dogmatisch wereldbeeld. Mijn meningen en standpunten over de Israëlische bezetting, in Palestina en elders, zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen met de bezetting en het geweld dat er mee gepaard gaat. En aangezien de bezetting van Palestina in wezen een koloniale bezetting is, ben ik me er zeer van bewust dat ze een nog veel extremere vorm aanneemt dan de bezetting die we in Libanon meemaakten. Ik realiseer me dat wat ik ondervond van de Israëlische bezetting niets is in vergelijking met wat de Palestijnen dagelijks moeten meemaken. Als het verzet legitiem was in Libanon, dan is het dat zeker in Palestina.

Maar dan komt De Standaard aandraven met een abstracte notie over de grenzen van het debat. De manier waarop De Standaard de grenzen van het debat bepaalt is inconsistent met de internationale wetgeving. Die garandeert het recht van bezette volkeren om zich te verzetten, ook door middel van gewapende strijd. De manier waarop De Standaard het maatschappelijk debat invult is vooral ook inconsistent als je ziet hoe de krant een structureel podium geeft aan de apologeten van het illegale geweld tegen het Iraakse volk en het Palestijnse volk. Wanneer columnisten van De Standaard in 2003 de illegale oorlog in Irak verdedigden – een oorlog die aan tienduizenden burgers het leven kostte – dan valt dat blijkbaar netjes binnen de grenzen van het debat. Maar het verdedigen van het recht van een bezet volk om zich te verzetten tegen een illegale bezetting niet. De Standaard kan zichzelf misschien gewoon De Dubbele Standaard noemen.

Maar wat ik nog meer aanstootgevend vind, is dat mijn recht als een slachtoffer van het Israëlisch geweld om een stevige positie in te nemen, miskend wordt. Ik heb de misdaden tegen de menselijkheid (want dat is wat etnische zuivering is) van Israël aan den lijve ondervonden. Er hebben misdaden plaatsgevonden tegen mij, mijn familie en mijn volk. En dan word ik berispt omdat ik daar een duidelijke mening over heb.

Het vergt veel van me om hierover openlijk te spreken of te schrijven. Ik ben me ervan bewust dat ik me kwetsbaar opstel door mezelf als slachtoffer voor te stellen. Dat is niet makkelijk, zeker omdat aan Arabische mensen vaak verweten wordt dat ze zich wentelen in een slachtofferrol. Alsof onze ervaringen niet echt zouden zijn, of gefabriceerd worden en we onze eigen herinneringen zouden uitvinden. Maar hoe kunnen we een echt debat hebben zonder de menselijke en emotionele aspecten te benoemen? Je kan je afvragen of het zelfs moreel is om dat deel van het verhaal weg te laten. Het debat reduceren tot een louter politieke of juridische kwestie is niet enkel reductionistisch, het is ook een aanslag op onze menselijkheid, op collectieve herinneringen van een volk dat leed en nog steeds lijdt onder het Israëlische geweld, de bezetting en de onderdrukking. Ook al wordt mijn verhaal gelegitimeerd door internationale wetgeving, toch wordt het als inferieur beschouwd ten opzichte van het verhaal van de agressor die iedere internationale wet met de voeten treedt. Mijn solidariteit met een volk dat het zelfde lot en dezelfde ellende ondergaat door toedoen van dezelfde agressor, wordt niet erkend als een menselijke positie. Het wordt gereduceerd tot een dogmatisch vooroordeel en zelfs tot een vorm van racisme.

Ik word niet alleen verbannen uit wat volgens De Standaard geldt als het debat. Door de actie die De Standaard tegen mij ondernam, draagt ze ook bij tot de criminalisering van mijn standpunt. Mijn standpunt wordt voorgesteld als een blinde steun voor geweld en zelfs gelijkgesteld aan raciale haat. Ik word weggezet als antisemiet. Marie-Cedile Royen deed dat bijvoorbeeld in Le Vif. Maar wat ik in werkelijkheid doe is net het verzet verdedigen tegen een racistische en koloniale bezetting.

Wat De Standaard uitdraagt is geen neutraliteit of respectabiliteit, het is botweg de kant kiezen van de onderdrukker. Op die manier wordt niet alleen mijn menselijkheid ontkend en mijn legitiem recht om het verzet volgens internationaal recht te steunen. Evenzeer wordt mij belet om me op een subjectieve en emotionele wijze te uiten, als een mens die het slachtoffer is geweest van geweld en en de herinneringen daaraan met zich meedraagt. Dit is niet enkel politiek betwistbaar, het is ook moreel verwerpelijk. Het zet me aan de kant als opiniemaker en als mens. Vandaag is het nogal in de mode om mensen die er als ik uitzien te dehumaniseren. Die dehumanisering maakt deel uit van de opstap naar een nieuw historisch drama. De beslissing van De Standaard om de samenwerking met mij te beëindigen is gelinkt aan dezelfde historische dynamiek. Net daarom is de eenzijdige actie van De Standaard veel problematischer en gevaarlijker dan ze op het eerste zicht lijkt.

take down
the paywall
steun ons nu!