Het engagement van de wetenschapsfilosoof? Psychoanalyse, SKEPP, Vermeersch en biopiraterij

woensdag 7 december 2011 00:27
Spread the love

Met enige zin voor overdrijving eindigde ik in een vorig opiniestukje: ‘Hoed u voor de zelfverklaarde wetenschapsfilosoof’ (Dewereldmorgen.be, woensdag 30 november), geschreven als commentaar op de scheldproza in het stuk van Filip Buekens en Geerdt Magiels over Slavoy Žižek (‘Hoed u voor Slavoj Žižek’, DS 26-27 november), met de vraag of journalisten als Magiels en De Ceulaer misschien de voorlopers van een Vlaamse ‘Fox News’ voor kunst en wetenschap zijn. Frappant genoeg is het één week later alweer prijs in de weekendkrant van De Standaard.

De kruistocht tegen de psychoanalyse

Joël de Ceulaer brengt er het stuk ‘Het front tegen Freud. Is de psychoanalyse een gevaarlijke pseudowetenschap?’ (DS, 3-4 december, p.20-22). Dat hij een kritisch stuk wil brengen over ‘de psychoanalyse’ is zijn goed recht, maar dat hij daarvoor de journalistieke deontologie even aan de kant schuift, dat is problematisch. Het illustreert en typeert ook de behoefte aan ‘de kruistocht’. De aanleiding voor zijn stuk is namelijk geen nieuw wetenschappelijk onderzoek, maar een documentaire over autisme ‘Le Mur’, die vooral tot doel heeft ‘de psychoanalyse’ tegen de muur te zetten. De regisseur, Sophie Robert, zette een val op: met als pretext dat zij een documentaire over autisme wil maken, gaat zij bij een reeks individuen op bezoek en probeert zij hen voor de camera op straffe want wollige uitspraken te betrappen. In de gesprekken die zij daarbij voert, stuurt zij daar blijkbaar ook op aan. Met deze verzameling ‘interviews’ wil ze niet alleen aantonen dat ‘de psychoanalyse’ niet mee met zijn tijd is, maar ook gevaarlijk. In haar strategie kiest ze dus niet voor argumentatie en theoretisch debat, maar voor een soort heksenjacht.

Blijkbaar is de regisseur daarbij ook driest tewerk gegaan want de psychiaters die er in geïnterviewd worden, nemen de moeite om een proces aan te spannen omdat wat ze in een interview vertelde danig verknipt en dubieus gemonteerd werd. Dit bevestigt nogmaals dat het de regisseur er vooral om te doen was een karikatuur van de psychiatrie aan bod te laten komen. Het maakt de documentaire sensationeel en met een rechtszaak erbij is de media aandacht ook ineens op de film gevestigd. De documentaire is misschien verdienstelijk, in die zin dat ze wil aantonen dat er onder psychotherapeuten ook wat afgezwetst wordt. Maar kan men op basis daarvan aantonen dat ‘de psychoanalyse’ verwerpelijk is? Niet dus. Zo zou men bijvoorbeeld ook een documentaire kunnen maken met straffe uitspraken over Darwin en zijn ‘survival of the fittest’. Men hoeft daarvoor zelfs nog niet terug te keren naar het fascistische gebral over eugenetica. Ook op onze universiteiten, weet ik uit persoonlijke ervaring, worden daar soms heel bedenkelijke dingen over verkondigd. Toont dit dat Darwin onzin is? Uiteraard niet. 

Vreemd genoeg stelt De Ceulaer deze documentaire totaal niet in vraag. Integendeel: hij schakelt onmiddellijk over naar de verdediging om daarna zelf ‘het debat’ aan te gaan. We lezen dat de regisseur beweert dat de gemonteerde interviews perfect representatief zijn voor de hedendaagse Franse psychiatrie, dat het proces een aanslag is op de persvrijheid en dat het proces ook nog eens een poging is om het debat over (lees: de kruistocht tegen) de psychoanalyse onmogelijk te maken. Ook al zijn dit de woorden van de regisseur, de lezer kan zich moeilijk van de indruk ontdoen dat De Ceulaer ze kritiekloos en volmondig onderschrijft. Dat levert een bedenkelijk stukje journalistiek op. Bijvoorbeeld:

(1) Een documentairemaker en een journalist weten vandaag blijkbaar wat representatief is voor een sector of een discipline, hoewel de mensen die er hun beroep van gemaakt hebben ondertussen naar de rechter stappen om dit tegen te spreken.

(2) Als dit ‘representatieve beeld’ niet onmiddellijk bevestigd wordt door de experts van een vakgebied, dan mogen zij scheef in beeld worden gezet door hen via montage dingen in de mond te leggen.

(3) De Ceulaer rept met geen woord over het feit dat men deontologisch toch wel alle grenzen overschrijdt als men de geïnterviewden in de val lokt en nadien hun uitspraken bijstuurt of omkeert. Integendeel, enkele paragrafen verder doet hij enigszins hetzelfde (zie infra).

(4) Hij merkt niet op dat er misschien toch wel iets mis zou kunnen zijn met die documentaire als psychiaters een proces aanspannen, goed wetende dat dit veel aandacht zal generen die ze niet willen, maar het er desondanks toch voor over hebben.

(5) Hij laat het na de bedenking te maken dat mediamanipulatie minstens een even groot gevaar is voor de persvrijheid dan een verbod. Of dat ‘persvrijheid’ geen excuus is om als journalist of documentairemaker zomaar wat te verkondigen om dan nadien verontwaardigd te zijn als men er aanstoot aan neemt.

(6) De Ceulaer merkt ook niet op dat de bewering dat ‘de psychiaters het debat willen platleggen met een proces’ niet alleen een verdachtmaking is, maar bovendien betwijfelbaar, aangezien de psychiaters net door dit proces het ‘debat’ in de media zullen aanwakkeren. De documentaire staat intussen al op YouTube.

Dit moeten we er blijkbaar allemaal maar bij nemen want het kappen op de psychoanalyse (‘het debat’) is nu eenmaal een populair en gemakkelijk thema. Helaas leren we door dit oppositiedenken heel weinig bij over de psychoanalyse zelf: de grondvragen, het ontstaan, de evolutie die het doormaakte, de relatie tussen theorie en praktijk, de doodlopende straatjes, het misbruik ervan, de inhoudelijke tekortkomingen en wat men er al dan niet kan aan verhelpen, etc. Ook over de documentaire en het onderwerp ervan, autisme, leren we niets bij.

Ridder van de rede?

In de rest van het stuk gaat De Ceulaer, als ridder van de rede en fan van SKEPP, zelf aan de slag. Hij zegt snel zelf even wat ‘de psychoanalyse’ over autisme te zeggen heeft. Dit met de toepasselijke vermelding ‘Brut samengevat:’ want hij komt niet verder dan een veralgemeende stelling zonder bronvermelding die los van elke context moeilijk anders dan provocerend kan overkomen. Hij voegt er nog fijntjes ‘of zoiets…’ aan toe. ‘Probeer het vooral niet te begrijpen’, vernemen we van een andere ‘autoriteit’, een afvallige van de psychoanalytische clan, en dus iemand ‘die weet waarover hij het heeft’. Opnieuw lezen we nergens een argument, tenzij een ‘autoriteitsargument’, net datgene wat een flinke SKEPP’er ten alle tijden moet vermijden.

Ook de manier waarop autisme in de psychotherapeutische praktijk behandeld wordt, komt nergens aan bod. Het ‘empirisch materiaal’, zeg maar, om een woord te gebruiken waar zelfverklaarde wetenschapsfilosofen steeds van zeggen dat het ontbreekt, terwijl ze het voorhanden ‘materiaal’ niet kennen, niet begrijpen of liever gewoon negeren. Over het feit dat de psychotherapie in de eerste plaats een praktijk is, horen we ook niets. Welke therapie er dan wel aangewezen zou zijn, het blijft onbehandeld. Of de cognitieve gedragstherapie volgens de Ceulaer dan wel een deugdelijke theoretische basis heeft, we hebben er het raden naar.

Vervolgens merkt De Ceulaer op dat het hem ‘ondanks herhaalde pogingen’ niet gelukt is om over de documentaire ‘Le Mur’ een reactie los te krijgen van enkele Belgische psychologen. Maar als er een rechtszaak in Frankrijk loopt, en als bovendien iemand als De Ceulaer je opbelt, is het dan echt zo vreemd dat collega’s psychologen of psychiaters zich onthouden van commentaar, bijvoorbeeld om juridische redenen? Is dat niet net wat je van professionelen verwacht? Dit komt bij De Ceulaer niet op. Of hij verzwijgt het. Zou hij zelf niet beter de uitspraak van de rechter afwachten voor hij mee op de kar springt?

Overigens, wie als therapeut of psycholoog werkzaam is en De Ceulaer aan de lijn krijgt, zal allicht niet happig zijn op een interview. Immers, toen De Ceulaer nog voor Knack werkte, schreef hij enkele jaren terug een lofrede over Le Livre Noir, een verzameling teksten tegen de psychoanalyse, die als recensie moest doorgaan. De vooringenomenheid van ‘de journalist’ was daarin verregaand. Op geen enkel moment werd er even nagedacht over wat de achterliggende intenties van deze auteurs zijn, of ze wel gelijk hadden, en zo ja, of zo een boek wel de juiste manier was om het debat aan te gaan, etc. Integendeel: Knack kopte op de voorpagina: ‘Freud is dood’ met een portret erbij. Moest De Ceulaer toen een opiniestuk geschreven hebben, tot daar aan toe, maar een polemiek onder het excuus van een recensie?

In de rest van het recente stuk in de DS wordt het alleen maar heftiger: de gecultiveerde tweekamp waar ik in mijn vorig opiniestukje over sprak, krijgt weer het volledige podium. Enerzijds voert De Ceulaer Griet Vandermassen op om nog maar eens haar oppervlakkige want louter methodistische kritiek op Freud te herhalen, wat dan in één adem ook als bewijs moet geleden dat een heel vakgebied, waar internationaal decennia lang met vallen en opstaan verder gewerkt werd, allemaal gevaarlijke nonsens is. Vandermassen haar ‘expertise’ gaat bovendien helaas niet veel verder dan filosofie-light over Darwin en feminisme.

Haar ‘studie’ van de psychoanalyse beperkt zich blijkbaar, aangezien referenties en inhoudelijke verwijzingen in haar kritiek bijna volledig ontbreken, tot het lezen van de kritieken erop, zoals auteurs als Filip Buekens en Maarten Boudry die proberen vorm te geven. Vissen in dezelfde vijver, zeg maar. Anderzijds komt Paul Verhaeghe aan bod. Maar die wordt onmiddellijk in het defensief gedrukt. Het komt er uiteindelijk op neer dat hij zich een beetje moet verantwoorden waarom iemand als hem eigenlijk nog ‘mag’ werken aan de Universiteit Gent. Is de ‘science wars’ tussen theoretische strekkingen ooit op een dergelijk ordinaire manier gevoerd? Niet in vakbladen maar in de krant, door bevooroordeelde journalisten die hun airplay in de media gebruiken om hun eigen ideologische voorkeur bevestigd te krijgen? Het lokt wellicht heel wat lezers, maar wil een krant zich echt aan de man brengen met dergelijke stunts?

Fox News Flanders

Het stuk van De Ceulaer is helaas dus eerder een vorm van propaganda dan van journalistiek. De lezer die een degelijke en kritische doorlichting van enkele concrete psychoanalytische aannames of gevalstudies wil, is er aan voor de moeite. Eigenlijk is het wel jammer dat De Standaard deze vrijblijvende uitlaten week na week blijft publiceren. Om terug te komen op de vergelijking met Fox News: daarmee wou ik niet zozeer aangeven dat deze journalisten van neoconservatieve strekking zijn (hoewel hun kampenstrijd vlotjes gerecupereerd wordt door neoliberale agenda’s, zie infra…) maar dat zij, zoals Fox News, er niet langer op uit zijn om de realiteit weer te geven. Ze willen er op ingrijpen en die naar hun hand zetten. Men wil hun publiek een voorstelling van de werkelijkheid aanpraten, een voorstelling die hun sponsors maar al te graag verwerkelijkt zien.

De Tea Party dankt zijn succes bijvoorbeeld grotendeels aan Fox News. De betoging voor het Witte Huis tegen de regering Obama, de zogenaamde ‘Restore Honour Rally’ op 29 augustus 2010, was een initiatief van Fox-commentator Glenn Beck en werd door de zender zwaar gepromoot (en zelfs gefinancierd). De republikeinse politiek van Fox News had immers tot doel om de onvrede die in de V.S. leefde te kanaliseren tegen Obama en zijn plannen met de gezondheidszorg.

De kritiek die de Occupy Wall Street continu krijgt – het is een chaotisch gezelschap met onduidelijke eisen – werd gek genoeg niet tegen de Tea Party geopperd. ‘Herstel eer’ is nochtans bezwaarlijk een concreet thema te noemen. Wel een wervend thema, want wie kan daar nu tegen zijn? Dankzij de Occupy Wall Street beweging is het ongenoegen dat leeft bij de bevolking, mits enkele jaren vertraging, dan toch gericht geraakt op diegenen er in de eerste plaats verantwoordelijk voor zijn. De Tea Party zal je overigens niet snel zien betogen tegen Wall Street – they are up the same street, the same cup of tea.

Om te vermijden dat de gecultiveerde tweekamp tussen ‘goede’ en ‘slechte’ denkers, datgene dus waar de zelfverklaarde wetenschapsfilosofen helaas op uit zijn, nog verder wordt opgevoerd, zou ik in wat volgt wat dieper willen ingaan op de problemen van dit oppositiedenken.

Vermeersch, en daarna bergaf?

Etienne Vermeersch, het grote voorbeeld van de vrienden van het welvoeglijke denken zoals Braeckman, Boudry, Buekens, Vandermassen en De Ceulaer, schreef een deemoedige en heel zinvolle reactie in De Leeswolf (Verbeelding en religie. Nr.8, november, hier online beschikbaar) op een analyse die Marc De Kesel had geschreven (in De leeswolf, Nr. 6) ) naar aanleiding van Dirk Verhofstadts’ In gesprek met Etienne Vermeersch (2011, Houtekiet). In zijn reactie denkt Vermeersch wijselijk mee na over de kern van het probleem van het oppositiedenken: als hij als vrijdenker zijn licht laat schijnen op de religie, dan kan hij moeilijk anders dan tot de slotsom komen dat gelovigen eigenlijk dom zijn.

Vermeersch geeft toe dat hij worstelt met deze houding. Want wat brengt deze conclusie hem eigenlijk bij, los van het feit dat hij daarmee tot een zelfgenoegzaam eindpunt is gekomen, een bevestiging van een oppositie tussen ‘wij’ en ‘zij’? Is het uiteindelijk niet even dom om de anderen simpelweg dom te noemen? Is het niet interessanter om net na te gaan waarom mensen geloven? Wat drijft hen? Wat is de inzet? Waar komt dit vandaan? Waarom volharden mensen er in terwijl zij zelf ook wel weten dat er met hun religie vanuit rationele optiek serieus wat problemen zijn? Door hier over na te denken, komt de atheïst uit bij verbeelding, passie en toewijding. Bij zingeving, levensvragen en filosofische problemen waar hij of zij uiteindelijk ook mee geconfronteerd wordt en dikwijls helemaal geen weg mee weet. De atheïst –stel u voor!- kan hier zelfs nog iets van leren.

Zonder daarbij te willen beweren dat psychonanalyse een religie is (of dat de Franse filosofie een religie is, want die wordt in de kruistocht tegen de psychoanalyse dikwijls in één beweging mee onder vuur genomen), lijkt het mij nuttig dat Braeckman&co zich ook even deze bedenking maken. Hoe komt het bijvoorbeeld dat intellectuelen, studenten of onderzoekers geneigd zijn interesse te hebben voor de onderwerpen en inzichten van psychoanalytisch geïnspireerde auteurs, of voor wat er gebeurt in de klinische praktijk? Is dat een zwakte, een afwijking zelfs, omdat ze simpel van geest zijn, naïef en beïnvloedbaar? Of is het omdat men zijn eigen wereldbeeld en mensbeeld wil toetsen aan, of vormgeven in relatie tot de vragen, schema’s en bedenkingen die psychoanalystische analyses oproepen?

Vermeersch heeft zich in Vlaanderen de voorbeeldrol toegeëigend van de filosoof die bekommerd was om de deugden van een rationeel betoog, maar dan wel om daarmee het gesprek te kunnen aangaan met anderen, of om maatschappelijke problemen aan te kaarten. De nieuwe generatie filosofen die zich zo graag als opvolgers in de traditie van Vermeersch wil inschrijven, is helaas vooral om het eerste bekommerd en vergeet niet zelfden het laatste. Of zoals Natan Hertogen het treffelijk in zijn opiniestuk zei (Žižek en de Vlaamse index, Dewereldmorgen.be, 29 november): vroeger filosofeerde men in Gent over moraal. Nu moraliseert men er over filosofie.

Anders gezegd, men leest auteurs om die op hun rationele deugdelijkheid te wegen, niet zozeer om wat ze te zeggen hebben. Wat dan voor deugdelijkheid moet doorgaan, bepalen ze onderweg zelf wel. Men neemt daarbij zichzelf als standaard en beoordeelt een oeuvre, ongeacht de eigen achtergrond en expertise, op leesbaarheid en gebruikte methodiek. Met leest auteurs, met beweert toch dat men ze leest, maar onderweg wordt er wel voorbij gegaan aan wat iemand eigenlijk zegt en waarom. Wat zijn de nieuwe ideeën? Welk probleem kaart men aan? Hoe formuleert men die problemen? Op welke manier verwoordt men de realiteit? Etc. Natuurlijk is het dikwijls zo dat heel wat auteurs niet denken in de ‘taal’ die wij al kennen. Of dat de geformuleerde gedachten niet onmiddellijk te vatten of te volgen zijn zodat de lezer de voorhanden argumenten soms niet spontaan als ‘argumenten’ kan herkennen. Maar die moeite doe je normaal wel als filosoof. Net die evidentie is bij de volgelingen van Vermeersch blijkbaar weggevallen. En dat is zeer gek. En, eerlijk gezegd, met zulke vrienden vrees ik dat de wetenschap binnenkort geen vijanden meer nodig heeft.

Engagement, iemand?

Neem nu het jong geweld van SKEPP, die zich maar al te graag aan de ‘juiste’ kant van de wetenschappen situeren. Ze voelen zich intellectueel bevestigd in het idee dat zij de erfgenamen van de Verlichting zijn omdat zij de branie hebben om waarzeggers en astrologen ‘te ontmaskeren’. Maar helaas stopt het daar. Heeft het overigens nog zin om zich begin 21ste eeuw interessant te willen maken met een strijd tegen praktijken die uit de 19de eeuw dateren en die vandaag eigenlijk marginaal zijn? Wat is daarentegen hun visie op wat wij vandaag moeten doen om ons collectief vals bewustzijn af te schudden? Wat denken zij over de ecologische, economische en sociale impasses die in een sneltreinvaart op ons afkomen? Wie daar geen tijd voor heeft, bijvoorbeeld omdat men te druk bezig is homeopathie nog maar eens aan dezelfde ‘kritische’ blik te onderwerpen, en toch denkt in de traditie van de Verlichting te staan, maakt zichzelf helaas wat wijs. SKEPP blijft bovendien niet alleen veilig in het hetzelfde cirkeltje draaien. Ze leiden de aandacht van studenten ook af van de werkelijke problemen naar een make-over van een strijd die eigenlijk allang gestreden is.

Bijvoorbeeld, waarom gaan de leden van SKEPP niet eens grondig door op de krachtmeting tussen farmacie en psychotherapie? Want wie de psychotherapie als onzin van tafel wil vegen, speelt bewust of onbewust in de kaarten van een grote en machtige industrie die niet zozeer om onze gezondheid maar wel om onze centen bezorgd is. In dit verband zouden de leden van SKEPP, Vandermassen op kop, het knappe boek dat Paul Verhaeghe hierover schreef eens moeten lezen: Het einde van de psychotherapie (2009, De Bezige Bij). De farmaceutische industrie, is het in het belang van de wetenschap niet eens hoog tijd dat men daar ook eens ‘sceptisch’ over durft zijn? Hoe verloopt de relatie tussen onderzoek en economie? Welk onderzoeksprojecten aan de universiteit worden er gefinancierd? Wie controleert dat? Werken die controleurs vrij van inmenging? Zijn ze wel bevoegd of bekwaam genoeg? Is er publieke controle op? Etc. Iemand? Joël De Ceulaer anders?

Luddisme

Helaas moeten we dit van Johan Braeckman of Maarten Boudry alvast niet verwachten. Tijdens de patattenhistorie werd het immers pijnlijk duidelijk dat zij geen oog hebben voor eventuele economische inmenging in wetenschappelijk onderzoek of voor de gevaren van de commercialisering van de natuur. De bestormers van het veld in Wetteren werd Luddisme verweten, waarmee men bedoelde dat het om onbenullen ging die geen verstand hebben van wetenschap en daarom de technologie lompweg maar wat kapot slaan. Het is echter zeer typerend dat Braeckman en Boudry de term ‘Luddisme’ invullen zoals die voornamelijk in Angelsaksische literatuur voor komt, namelijk als een scheldnaam. Het is bovendien ook niet verwonderlijk dat men net in de Angelsaksische cultuur, doordrongen van grootindustrie en hyperconsumentisme, de ware betekenis van het Luddisme loochent.

In het begin van de 19de eeuw, tijdens de opkomst van de Industriële revolutie in Engeland, riep de historische figuur Ned Ludd de weversgilden op om de vroeg-industriële weefgetouwen kapot te slaan. Hij deed dit niet omdat hij bang was van nieuwe technologie, maar wel omdat hij zich wou verzetten tegen de opkomst van een nieuwe economische kracht die met deze nieuwe technologie de markt en dus de broodwinning wegkaapte van de wevers die thuis met een klassiek weefgetouw werken. Ludd wou met zijn protest vermijden dat de wevers tot de bedelstaf van het proletariaat werden veroordeeld. Het Luddisme is dus een geuzennaam: het is een politieke strijd tegen de doorgaans onrechtvaardige economische belangen die achter nieuwe technologieën schuil gaan. Luddisten zoeken de confrontatie op om de verborgen koordjes van de poppenmeester bloot te leggen.

Moesten Braeckman en Boudry eens iets anders lezen dan Cosmides & Tooby, Dennett, Pinker en Dawkins, waarvan ze nota bene graag de lokale spreekbuis willen zijn, en waarmee ze soms ook discussies importeren die in Europa wat artificieel zijn, dan hadden ze geweten dat Luddisten ook en zelfs in de eerste plaats een politieke strijd voeren. En dat het protest van Field Liberation Movement dus niet noodzakelijk alleen tegen de GGO’s als wetenschappelijk gegeven was gericht. Door de media aandacht die de actie teweeg heeft gebracht, weet de publieke opinie intussen dat het veld in Wetteren mee gefinancierd werd door BASF. Wat er juist in die contracten staat, en of het eigenlijk wel opportuun is dat academisch onderzoek zich met dergelijke contracten inlaat, blijft nog in het ongewisse. Opnieuw iets voor SKEPP of De Ceulaer?

Bovendien, los van de commercie, het onderzoek naar GGO’s brengt weldegelijk grote gevaren voor de biodiversiteit met zich mee en het blijft gek dat Braeckman en Boudry het geen ‘argument’ vinden. Als Vermeersch zich dogmatisch opstelt, dan heeft hij doorgaans nog een punt. Van zijn volgelingen kan blijkbaar helaas niet hetzelfde gezegd worden. Door deze dogmatische houding werpen ze zich op als het academisch PR-team van de biotech-industrie, eerder dan van de hoeders van de biowetenschappen. Greenpeace toonde reeds aan dat het proefveld bij vorige proeven de omliggende velden heeft besmet (zie hier). Desondanks gaan de proeven gewoon door en hebben we een blind vertrouwen in de wetenschappers en academici van UGent. Iets voor De Ceulaer?

Tot slot, wie graag meer wil weten over de commercialisering van onze natuur, de gevaren ervan en wat we er aan kunnen doen, is van harte welkom op de masterclass Realities revisited part 2: Biopiracy and lifeboats op 14 december 2011 in de Kaskcinema. Gratis toegang (http://www.kaskprojecten.be/realitiesrevisited)

take down
the paywall
steun ons nu!