Het antiracisme van de oppervlakkigheden

Het antiracisme van de oppervlakkigheden

zondag 13 november 2016 13:58
Spread the love

De Pietendiscussie: zucht. Sinds Jan Nederveen Pieterse in 1990 zijn “Wit over Zwart” publiceerde en met boek en expo de boer opging, is het thema van de Zwarte Piet als icoon van een niet-verwerkt kolonialisme, dat hedendaags banaal racisme is geworden, niet meer weg te halen. Het is een jaarlijks ritueel dat rond 11 november (de aankomst van de Sint) losbarst, en als strovuur weer uitdooft van zodra de pakjes op 6 december geopend zijn.

Jaar na jaar krijgen we een debat met een bijzonder transparante structuur. In het ene hoek staat het anti-Pietenkamp, die wijzen op het racistische en stigmatiserende karakter van Zwarte Piet – de jonge, domme maar vrolijke knecht van de blanke oude Sint. Aan de andere kant heb je het pro-Pietenkamp, degenen die zeggen dat het gewoon “een traditie” is, niks met racisme te maken heeft (het schoorsteenverhaal), en dat zij die een niet-zwarte Piet eisen zeurpieten zijn.

*****

Voorafgaand.

Vanzelfsprekend heeft het anti-Pietenkamp gelijk wanneer ze wijzen op de racistische en koloniale eigenschappen van het zwarte-Pietenmodel. Daar hoeft geen discussie over te bestaan, lees gewoon de oude klassieker van Nederveen Pieterse nog eens. Ik ging overigens destijds, in dezelfde periode, zelf de hort op met lezingen over antiracisme waarin Zwarte Piet een thema was (net als Kuifje, Chiquita bananen en Pele), en ik voerde in 2000 het vak “Racisme en Beeldvorming” in als verplicht vak voor Afrikanisten aan de UGent, omdat men hedendaags Afrika niet kan begrijpen zonder de racistische geschiedenis van onze Afrika-kennis mee te nemen. De invoering van dat vak kostte me hevige strijd in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Om U maar te zeggen dat ik al een tijdje op de hoogte ben van de gevoeligheden. Dat is één.

Ten tweede, ik sluit me al decennia aan bij een rijpe onderzoekstraditie die racisme ziet als ideologisch: een denkpatroon dat harde belangen rationaliseert, en dat bovendien een “kennisleer” is: het is een bril doorheen dewelke we de werkelijkheid filteren en begrijpen. Concreet: racisme leidt tot de vanzelfsprekende, als feitelijk voorgestelde aanname dat bepaalde groepen mensen, evident en van nature, minder goed of beter zijn in bepaalde dingen, en daardoor, evident en van nature gediscrimineerd mogen worden. Discriminatie, in racistisch perspectief, is gewoon het in stand houden van een bepaalde natuurlijke orde, meer is het niet.

Vermits die orde in elk aspect van het leven zit, strekt racisme zich dus ook uit over elk aspect des levens: de grote dingen zowel als de details. Vandaar, nogmaals, de tegenstanders van de Zwarte Piet hebben gelijk wanneer ze dat detail bestrijden en er de racistische grond van aanklagen.

Er is echter een derde punt. Laat ons dat, wat technisch, de “reële configuratie” van het antiracisme noemen: de manier waarop men in de feiten in dit land antiracistische actie pleegt te voeren. En daarover wil ik het hebben.

*****

Die manier is al decennia lang selectief. Meer bepaald: ze is gericht op details en ze vermijdt de grote en diepere structuren. Meer nog, ze stelt de strijd over details voor als de strijd over de grote structuren. En daar scheiden onze wegen zich.

Immers, wie de grotere patronen van deze debatten bekijkt (iets wat ik, professioneel, al heel lang doe, en waarin ik ook behoorlijk goed ben), die ziet het volgende.

De strijd over de details wordt gevoerd op het terrein van de tegenstrever – denk nu niet alleen aan Piet, maar ook aan de Burkini, de hoofddoek, de “levensbeschouwelijke symbolen”, het al dan niet handje schudden, en zo meer. Vermits het debat gevoerd wordt binnen de “comfort zone” van de tegenstrever, wordt het spel ook gespeeld volgens de regels van de tegenstrever, en kan het bijgevolg nooit gewonnen worden. Immers, wie bepaalde details verheft tot structurele zaken, moet dulden dat andere details als tegenargument tot de meest onwankelbare (rechtse) principes verheven worden. En die moet eveneens dulden dat het debat constant vernauwd wordt tot enkel-dit-concrete-ding en deze-concrete-mens. Rechts heeft, wat dat betreft, een uiterst krachtige reeks argumenten, waartegen links enkel gemopper kan laten horen. En links krijgt dan ook jaar na jaar klappen om de oren in dit telkens weerkerende rituele debat.

Waar rechts zich véél minder lekker voelt, daarentegen, is in de zone van de “harde” thema’s. De rechtse comfortzone ligt in de sfeer van identiteit, het wie-we-zijn domein, het domein van het kleine alledaagse en triviale gedrag dat kan worden opgeblazen tot bewijs van fundamentele onaanvaardbaarheid. Van zodra het domein verschuift naar zaken zoals diepe en blijvende ongelijkheden op de arbeidsmarkt, de huisvesting, armoede, onderwijs, burgerrechten, burgerlijke vrijheden, en zo meer, dan staat die rechterzijde doorgaans met de mond vol tanden. Want daarin kan men

  • de zaken niet tot één enkel geval of persoon of groep vernauwen, en
  • zich enkel, als bottom line van rechtse argumentatie, prijs geven als iemand die op racistische gronden discriminatie bepleit.

Dit zijn dus debatten die rechts verliest.

Het zijn bovendien debatten waarin precies het algemene karakter van het probleem een sterkte is. Wie spreekt over discriminatie op de arbeidsmarkt, spreekt niet enkel over mensen met een andere herkomst als slachtoffers. Ook vrouwen, ouderen, mensen met een beperking, lager opgeleide mensen, mensen met een niet-perfect uiterlijk zijn er slachtoffers. Het argument van de identiteit en het wij-zij verhaal dat eraan vast hangt, kunnen dus niet worden uitgespeeld. We staan in dat soort debatten dus véél sterker.

Om het nog eens héél precies te stellen: wanneer men inziet dat discriminatie op grond van herkomst slechts één specifieke vorm is van een veel ruimer structureel mechanisme van discriminatie en uitsluiting, dan gaat het niet meer over “onze Vlaamse aard”, maar wel over kapitalisme, neoliberalisme, en sociale rechtvaardigheid. En dat is de “comfort zone” van links (of zou dat moeten zijn).

Dat betekent natuurlijk niet dat men geen specifieke actie tegen specifieke vormen van discriminatie moet voeren. Het betekent dat men ze zo snel mogelijk moet voeren op het eigen terrein – dat van het algemene en structurele. Tegen kindjes op Radio 1 die een Piet liefst zwart hebben, kan men immers nooit op.

*****

Vermits links, zoals ik zei, deze debatten over details ten gronde niet kan winnen, gaat men idiote en nijdige argumenten hanteren die alsnog een gevoel geven dat men “iets” wint. Ik geef twee voorbeelden.

  • Jij bent nu eenmaal gewoon een “blanke, hoogopgeleide man” en dus moet je maar zwijgen over racisme. Immers, jij zal nooit begrijpen hoe het aanvoelt om gediscrimineerd te worden, dus je hebt geen recht van spreken. Je bent geen legitieme stem in dit debat.
  •  Dit debat is een lakmoesproef voor “de ware aard” van mensen. Wie DIT debat weigert te voeren op DEZE heel bepaalde manier, die geeft zich bloot als een racist. En wordt bijgevolg ontvriend op Facebook en geblokkeerd op Twitter.

Het eerste argument ontkent solidariteit: het gegeven dat men ook als niet-direct betrokkene de verwevenheid van belangen kan begrijpen, en op die manier legitiem actie kan voeren rond een thema dat “van anderen” is. Ik heb werk en een modaal inkomen, maar toch ga ik actie voeren tegen werkloosheid en armoede. Het is elitair – elk thema behoort uitsluitend toe aan de direct betrokkene – en discrimineert – elke niet-direct betrokkene speelt een tweederangs rol. Het maakt solidaire en massale sociale actie onmogelijk. Veel succes ermee, zou ik zeggen.

Het tweede argument is, pardon my French, idioot of crapuleus. Het is dogmatisch, want enkel ik heb gelijk, en bovendien doctrinair, want wie mijn mening niet deelt is – fundamenteel, niet gewoon deze ene keer of rond dit thema – een slecht persoon. Het beargumenteerde meningsverschil bestaat plots niet meer – en men gebruikt net dezelfde identiteislogica als de tegenstrever, een onderscheid tussen de “juiste” en “foute” mensen. Ik heb het aantal persoonlijke beledigingen op mijn Facebook pagina over dit thema niet geteld. Maar feit was dat ik nogal wat oordelen over mijn fundamentele persoonlijkheidskenmerken heb mogen lezen. Ik ben blijkbaar een racist, hautain en arrogant, ongevoelig en zonder empathie – kortom, ik ben gewoon een blanke, hoogopgeleide man.

Ook hier zeg ik: veel succes ermee.

*****

Ik heb elders in het lang en breed beschreven hoe de linkerzijde in dit land zich rond 1990 uiteen liet spelen door Paula D’Hondt en haar integratieconcept. Het grootste deel van de linkerzijde steunde D’Hondt zonder enige nuance, want zij werd gezien als de kracht die het Vlaams Blok (toen net doorgebroken) zou indijken.

Dat integratieconcept stelde dat “onze” samenleving (de autochtone, dus) zich “open” zou opstellen voor alles wat “soft” was: cultuur, muziek, cuisine, poëzie. Tegelijkertijd plaatste Paula D’Hondt het stemrecht voor allochtonen in de koelkast – de “harde” gelijke rechten, die tevoren jarenlang in zowat elke regeerverklaring waren opgenomen maar nooit gestemd waren geraakt.

Slechts een heel kleine fractie van links bepleitte die gelijke rechten, het stemrecht, en bekritiseerde D’Hondt. Ze werden aangevallen, heftig, ad hominem en brutaal, en niet door extreemrechts maar wel door dat andere links (Etienne Vermeersch op kop) dat vond dat we die burgerrechten maar moesten doodzwijgen omdat het Blok anders nog verder zou groeien. Links hield toen op met de strijd voor harde structurele gelijkheid, en begaf zich in een orgie van multiculturele buurtfeesten, Arabische muziek, Turkse kookkunst en gespreksgroepen over de rol van de vrouw binnen de Islam.

Dertien opeenvolgende verkiezingsoverwinningen van het Blok/Belang later, in 2006, bezorgde de toekenning van stemrecht aan allochtonen (in 2004) de allereerste electorale nederlaag aan Filip Dewinter. Patrick Janssens haalde de Antwerpse sjerp binnen dankzij vele duizenden stemmen van een nieuw allochtoon electoraat. Dat, schandelijk, anderhalf decennium had moeten wachten op rechten die in een democratische staat absoluut evident zouden moeten zijn, maar die door het grootste deel van links als “niet opportuun” waren weggezet, en voorbehouden voor ons autochtone zelf. Om de racisten van de macht te houden gingen we zelf discriminaties bepleiten, en om de identiteitspolitiek te bestrijden gingen we ze zelf uitbundig voeren. Het hele paradigma van racisme en antiracisme was netjes mee naar rechts verschoven – wat we bij de Burkini-debatten mooi hebben gezien. Goed bezig.

Ik zie nu net het zelfde gebeuren. Links dat zich over banaliteiten uiteen laat spelen, van standpunten over details een strijd over de morele en politieke zuiverheid maakt en een halszaak voor persoonlijke vriendschap, en intussen vreselijk loom en lui is als het gaat over de grote structurele ongelijkheden waarvan Zwarte Piet maar één piepklein afgeleid symptoom is, en een heel erg onbelangrijk eentje. En zo zit men bezig over “onze” volksziel en tradities, over Piet al dan niet een Afrikaan was en al dan niet een knecht. De tegenpartij lacht zich intussen een breuk. En wie denkt dat een overwinning over details ook een overwinning inhoudt over de grote racistische structuren in onze samenleving, die banaliseert racisme. Het stemt me triest.

*****

Het gonst van de geruchten dat in de context van de Brexit-onderhandelingen wel eens de “herijking” van de Conventie van Genève op tafel zou kunnen komen. Lees: de afschaffing of minstens de strenge beperking van het vluchtelingenstatuut. Immers, ook Trump heeft het niet zo begrepen op vluchtelingen en migratie-met-rechten, en de Oosteuropese regeringen binnen de EU zouden daarmee wat gekalmeerd kunnen worden.

De vele duizenden – en laat me even oneerbiedig zijn – Zwarte Pieten die per stoomboot of rubberboot de kusten van Europa bereiken, verliezen daarmee hun mensenrechten. Ze zijn vanaf dat moment eigenlijk geen mens meer zoals wij, blanke autochtonen van Europa, met onze volksaard die we niet bedreigd willen weten. Ze zijn dan ook wettelijk Untermenschen.

Ik hoop dat zij die zich de afgelopen dagen onuitputtelijk hebben getoond in de debatten over het Pietenpact nog wat adem overhouden om ook hier met intense heftigheid te protesteren en actie te voeren. Het is wat minder sexy als thema, en het ligt wat “gevoeliger” zoals dat heet. Net zoals het stemrecht voor allochtonen in de jaren negentig dus.

Ik hoop eveneens dat zij die zich beroepen op de gevoelens van niet-blanke mensen omtrent Zwarte Piet ook de niet-blanke straatveger, of de Senegalese postbedeler die rond vijf uur in de ochtend de reclamefolders in de bus stopt eens aanspreken, en hen vragen naar hun statuut, hun loon, en hun gevoelens daarbij.

Want die selectiviteit in antiracistische actie, dat engagement voor alles wat onbenullig en symbolisch is, gekoppeld aan die vermoeide en geërgerde blikken wanneer het over grotere dingen gaat – dat maakt me al een kwarteeuw heel moedeloos.

Voer dus maar voluit antiracistische actie, mensen, maar niet enkel rond Zwarte Piet.

take down
the paywall
steun ons nu!