Foto: Joe Ravi, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0 (More information about the rights of this work, see below article)
Analyse - Morgan Marietta, IPS

Het Amerikaanse Hooggerechtshof gaat weer aan de slag: dit mogen we verwachten

Na een bewogen jaar met controversiële uitspraken begon het Hooggerechtshof deze week met de behandeling van een aantal nieuwe zaken. En het belooft opnieuw een bewogen jaar te worden, schrijft Morgan Marietta, hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de University of Massachusetts Lowell.

donderdag 6 oktober 2022 16:07
Spread the love

 

Het voorbije jaar heeft de nieuwe conservatieve meerderheid binnen het Supreme Court haar invloed te gelde gemaakt, met in juni de vernietiging van het recht op abortus in de VS en de uitbreiding van de wapenrechten.

En er komen nog meer belangrijke zaken aan, onder meer rond affirmative action, lgbtq+-rechten en de controle over de kieswetten. De rechtbank is maandag begonnen met nieuwe hoorzittingen. De zaken worden dit najaar behandeld – de uitspraken worden in het voorjaar van 2023 verwacht.

Ik volg de werking van het hof al jaren, en vermoed dat de uitspraken in die zaken ook eerdere liberale beslissingen van de rechtbank zullen terugdraaien en een meer conservatieve interpretatie van de grondwet zullen tentoonspreiden. Minstens drie van de uitspraken zullen waarschijnlijk een ingrijpende impact hebben in het dagelijkse leven van de Amerikanen.

Affirmative action

Al of niet toegelaten worden tot een universiteit, of een beurs krijgen bijvoorbeeld kan een mensenleven ingrijpend veranderen.

Universiteiten willen een diverse studentenpopulatie, maar het is minder duidelijk welke factoren – zoals ras, etniciteit, geslacht, seksuele identiteit of rijkdom – mee moeten spelen met de beslissing over een toelating van studenten of financiële steun. En als het gaat over de specifieke kenmerken van mensen die over- of ondervertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs, worden de vragen snel netelig.

Het Hooggerechtshof zal op 31 oktober twee rechtszaken behandelen, aangespannen door Students for Fair Admissions. Dat is een organisatie die zich kant tegen affirmative action (programma’s waarin bepaalde groepen, zoals vrouwen en minderheden, extra kansen wordt geboden op de arbeidsmarkt en in scholen, positieve actie in het Nederlands, red.)

De groep stelt dat Harvard en andere scholen studenten van Aziatische komaf schaamteloos discrimineren. Die claim is een voorwendsel om alle voorkeursbehandelingen aan te vallen die gebaseerd zijn op identiteit, inclusief de maatregelen ten gunste van zwarte kandidaat-studenten, die witte Amerikanen zouden benadelen.

De twee zaken – een tegen Harvard en een tegen de Universiteit van North Carolina – hebben zowel betrekking op particuliere als openbare instellingen.

Negen staten hebben momenteel wetten die positieve actie bij toelating tot de universiteit verbieden. De reikwijdte en focus van het bestaande diversiteitsbeleid lopen sterk uiteen.

Universiteiten rechtvaardigen hun diversiteitsbeleid met het Veertiende Amendement en de garantie op “gelijke bescherming van de wetten”, om een voordeel te geven aan historisch onderdrukte groepen.

Maar de tegenstanders van positieve actie stellen dat dat amendement net bedoeld was om raciale neutraliteit te handhaven, en dat alle individuen dus hetzelfde moeten worden behandeld, ongeacht hun ras. In deze visie verbiedt de grondwet overwegingen rond ras in bijna alle beslissingen die individuele vooruitgang beïnvloeden.

Het kernconflict in deze zaak is of die clausule nu de gelijkheid of de rechtvaardigheid beschermt.

Als het gelijkheid is – dezelfde behandeling van alle rassen, hoe dan ook – ondersteunt dit het argument dat universiteiten kandidaten van het ene ras geen voorkeur mogen geven boven het andere.

Maar als blijkt dat het 14e amendement rechtvaardigheid garandeert – of dus probeert om gelijke resultaten voor iedereen te creëren door historisch achtergestelde groepen te bevoordelen – ondersteunt dit het argument dat beleid voor positieve actie grondwettelijk te verdedigen is, en mogelijk zelfs vereist is in openbare instellingen.

In zijn huidige samenstelling is het hof vrijwel zeker voorstander van het argument dat de gelijkebeschermingsclausule gelijkheid onderschrijft, niet rechtvaardigheid.

In een uitspraak van 2007 over openbare middelbare scholen schreef opperrechter John Roberts bijvoorbeeld “de manier om discriminatie op basis van ras te stoppen, is stoppen met discrimineren op basis van ras.”

Lgbtq+-gelijkheid versus religieuze vrijheid

Een andere belangrijke zaak is 303 Creative v. Elenis. Daarin moet het Hooggerechshof zich uitspreken over de vraag of de staatswet een privébedrijf kan dwingen om lgbtq+-klanten te bedienen. De eisers stellen dat het Eerste Amendement van de grondwet hen beschermd om dat uit religieuze overwegingen niet te doen.

De controverse richt zich op een website-ontwerper die met haar bedrijf persoonlijke trouwsites wil aanbieden, alleen niet voor koppels van hetzelfde geslacht. Daarmee overtreedt haar bedrijf de non-discriminatiewetgeving van de staat Colorado.

De zaak komt in de buurt van een al lang bestaand conflict tussen de religieuze vrijheid van een persoon, gegarandeerd door het First  Amendment, en de macht van een staat om de gelijke behandeling van alle burgers af te dwingen.

Maar de vraag die in dit geval wordt gesteld, richt zich op de vrijheid van meningsuiting en artistieke expressie van de website-ontwerper, eerder dan de religieuze motivatie, die eigenlijk de kern van het conflict vormt.

De recente voorbeelden waarin het hof de religieuze vrijheid steunt, suggereren dat de website-ontwerper het pleit zal winnen.

Kieswetten

De derde belangrijke zaak in deze termijn, Moore v. Harper, gaat over de controle van de kieswetten en wat bekend staat als de “theorie van de onafhankelijke staatswetgever”.

De nogal complexe vraag is: controleert alleen de Amerikaanse grondwet de beslissingen van de staatswetgevers controleert met betrekking tot federale kieswetten binnen hun staten, of kunnen ook de grondwetten van staten en rechtbanken toezicht houden op kieswetten die van toepassing zijn op nationale verkiezingen?

De zaak die voorligt, draait om de vraag of het Hooggerechtshof van North Carolina de kieskaarten voor het Congres van de wetgevende macht kan vernietigen en vervangen, omdat de kiesdistricten op die kaarten volgens dat hof zijn gemanipuleerd, en in strijd zijn met de grondwet van de staat.

In een sfeer van politiek wantrouwen en beschuldigingen van verkiezingsfraude moet het Supreme Court dus bepalen wie de federale kieswetten in de staten controleert.

Grondwet onduidelijk

Aanhangers van de theorie van de onafhankelijke staatswetgever wijzen erop dat de grondwet stelt dat de verkiezingsregels voor het Congres “in elke staat door de wetgevende macht daarvan zullen worden voorgeschreven”, en die bevoegdheid dus uitsluitend van toepassing is op de staatswetgevers.

Die interpretatie betekent dus dat de kiesregels niet kunnen worden beperkt door staatsgrondwetten. Die bieden vaak aanvullende bescherming voor “vrije en gelijke” verkiezingen, en kunnen afgedwongen worden door staatsrechtbanken. Enkel de Amerikaanse federale grondwet zou de wetgevende macht van de staat dus kunnen beperken – en dat betekent dat alleen federale rechtbanken, inclusief het Supreme Court, beslissingen kunnen controleren en terugdraaien.

Tegenstanders van die visie stellen dat, hoewel de Amerikaanse Grondwet de staten belast met het toezicht op de kieswet, de gewone ‘checks and balances’ voor die wetgevende machten nog steeds van toepassing zijn. Dat betekent dan dat staatsrechtbanken hun gebruikelijke rol behouden en de wetgevende macht dus kunnen beperken, omdat die niet volledig onafhankelijk is.

Wantrouwen

De bezorgdheid over volledige onafhankelijke staatswetgevers wordt voornamelijk veroorzaakt door twee angsten. Een daarvan is dat, als wetgevers niet gecontroleerd worden, ze discriminerende wetten kunnen opleggen die hun partij ten goede komen – vaak Republikeinen.

De tweede angst is dat de Republikeinse staten kunnen proberen de definitieve lijst van kiesmannen in de presidentsverkiezingen van 2024 te veranderen, voor het geval Donald Trump er de verkiezingen verliest.

Deze zaak gaat ook over vertrouwen – of Amerikanen hun staatswetgevers of staatsrechtbanken vertrouwen om toezicht te houden op legitieme verkiezingen. En dat vertrouwen is schaars onder de Amerikaanse bevolking.

Het jaar bij de rechtbank

De vonnissen in elk van die drie zaken zullen een grote invloed hebben op Amerikaanse levens en waarden, vooral voor universiteitsstudenten, lgbtq+-burgers en mensen met een sterke religieuze overtuiging.

De zaak rond de kieswetten is het meest complex, maar misschien ook wel de meest ingrijpende, omdat ze een weerspiegeling is van de bredere afname van vertrouwen in verkiezingen en de groeiende vermoedens van fraude. Ik ben van mening dat de zaak – hoe ze ook uitdraait – de perceptie van de legitimiteit van veel toekomstige verkiezingsuitslagen zal verminderen.

 


Deze analyse is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.

 

Foto: Joe Ravi, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0 

IPS

take down
the paywall
steun ons nu!