“Dit artikel werd inhoudelijk en redactioneel bewerkt en ingekort door de redactie van De Wereld Morgen. Het oorspronkelijke artikel vindt u hier.”
Dat vermindert de problemen van de overblijvende 5 procent niet, maar een correcte weergave van de realiteit is deze reportage niet.
Tuyls interviewt Henrique Capriles Radonski,
gouverneur van de provincie Miranda, de voornaamste provincie van het land. Hij
vermeldt er niet bij dat Capriles is verkozen in vrije, internationaal erkende
verkiezingen, terwijl hij al jaren de leider is van de nationale oppositie
tegen Chávez en Maduro.
Capriles komt in dat korte gesprek nog terug op
zijn nipte nederlaag bij de presidentsverkiezingen van 2013 tegen Maduro, net
na het overlijden van Chávez. Die verkiezingen werden nochtans gehouden op
dezelfde manier als de provinciale verkiezingen (die hij wel won) en door de
VN, door de OESO, door de OVSE en door het Carter Center van gewezen Amerikaans
president Carter als transparant en correct beoordeeld werden. Jimmy Carter
noemde het electorale systeem van Venezuela (ingevoerd door Chávez) het meest
transparante en beste ter wereld.
Capriles zegt bovendien dat hij blij is dat de
VRT hem komt filmen, want in Venezuela zou hij uit de media geweerd worden. Dat
klopt deels wel maar alleen als je de overheidsmedia bedoelt. In de
oppositiemedia is hij immers bijna permanent aanwezig. Die beheersen 80 procent
van de mediamarkt en zijn stevig in oppositiehanden. Op zijn politieke
bijeenkomsten worden filmploegen of journalisten van de staatsmedia de toegang meermaals
de toegang geweigerd.
Henrique Capriles is zoon van een steenrijke
Venezolaanse familie met een bioscoopketen, eigen media en aandelen in de
privévoedingsindustrie. Zijn partij, Primero Justicia (rechtvaardigheid eerst)
ontvangt aanzienlijke fondsen uit de VS. Hij was daarenboven actief betrokken
bij de staatsgreep tegen Chávez in 2002. In België zou een politicus die een
poging tot staatsgreep pleegt en openlijk aanzet tot geweld tegen medestanders
van de regering niet meer verkozen raken als gouverneur, maar levenslang zijn
politieke rechten verliezen. Onder het ‘regime’ van Chávez en Maduro gebeurt
dat niet.
Tijdens beelden van de 1-mei-toespraak van
Maduro meldt “Venezuela-specialist” Tuyls (hij heeft immers twintig jaar terug
een jaar bij een welvarende familie in Valencia gewoond) dat nog slechts 22
procent van de bevolking Maduro zou steunen. Hij zegt niet waar hij die cijfers
haalt maar een recente peiling van maart 2015 van het onafhankelijk Venezolaans
peilingsbureau Hinterlaces http://www.hinterlaces.com/
) geeft alvast andere cijfers (gepubliceerd in de oppositiekrant “El Universal”:
-
de
pro-regeringspartijen halen samen 41 procent van de stemmen, waarvan 39 procent
voor de PSUV van Maduro zelf en 2 procent voor kleinere partijen; - de
oppositiepartijen halen samen 21 procent van de stemmen, geen enkele
oppositiepartij haalt afzonderlijke meer dan 4 procent op zich; - 37
procent van de Venezolanen steunt geen enkele politieke partij; - 74
procent vindt het beleid van Hugo Chávez tijdens zijn regeerperiode positief (deze
peiling werd afgenomen twee jaar na zijn dood); - 59%
procent identificeert zich met de idealen van Chávez, 23 procent met de idealen
van de oppositie; - deze
peiling ondervroeg een representatief staal van 1200 personen en heeft een
foutenmarge van 2,7 procent; daarmee is ze perfect vergelijkbaar met Belgische
peilingen die regelmatig op de VRT worden besproken.
Onafhankelijk internationaal peilingsbureau
International Consulting Services kwam in maart 2015 tot gelijkaardige bevindingen:
- 63,3
procent van de Venezolanen hebben er vertrouwen in dat de regering van Maduro
de problemen zal oplossen (schaarste, inflatie, onveiligheid); 36,2 procent
heeft daar geen vertrouwen in; - mochten
er in maart 2015 verkiezingen geweest zijn dan zou Maduro 55,8 procent van de
stemmen gehaald hebben en de kandidaat van de oppositie 33,7 procent; 9,2
procent was onbeslist; - 71
procent van de ondervraagden had een negatief oordeel over de MUD (de coalitie
van verenigde oppositiepartijen); 27,5 procent had er een positief oordeel
over; - 87,1
procent vond de recente oppositieprotesten gewelddadig, 9,4 procent vond dat
niet.