Hans Achterhuis (lezersvanstavast.blogpost.com)
Boekrecensie -

Hans Achterhuis’ ‘De kunst van het vreedzaam vechten’ heet … tegenspreken

Walter Lotens las 'De kunst van het vreedzaam vechten, een zoektocht naar de bronnen van geweldbeteugeling', het recentste werk van Nederlands filosoof Hans Achterhuis, de man die de 'onbetwistbare absolute waarheden' van de tijd in vraag blijft stellen.

woensdag 19 augustus 2015 14:16
Spread the love

‘De
behoefte om te denken kan nooit worden gestild door zogenaamd vast omschreven
inzichten. Als dat nodig is moet je ingaan tegen de gangbare mening, en ook
soms tegen je eigen mening.’  

‘Tegendenken’ 

Dat zei
toenmalig ‘Denker des Vaderlands’ Hans Achterhuis tegen journalist Peter Henk
Steenhuis in het zeer toegankelijke boekje ‘Tegendenken’. Het is een typische
uitspraak van deze Nederlandse filosoof met een vaag maoïstisch verleden. Denk
maar aan zijn boek ‘Filosofen van de derde wereld’ uit 1975 waarin hij via
portretten van Mao Zedong en Ernesto Che Guevara revolutionair geweld
legitimeerde.  

Voor
Achterhuis moet filosofie, zoals bij de Duitse filosoof van de Gentse school Rudolf
Boehm – zie zijn ‘Kritiek der grondslagen van onze tijd’ – in de eerste plaats
kritiek leveren en dat betekent voor Achterhuis niet alleen kritisch zijn ten
opzichte van de tijdgeest, maar ook ten opzichte van zijn eigen denken.  

Het
moet gezegd, Achterhuis is nooit te beroerd geweest om zijn ongelijk toe te
geven. Dat heet dan ‘voortschrijdend inzicht’, iets waar vele politici nog
nooit van hebben gehoord. Zij houden het liever bij politieke daadkracht dan
bij eerlijke denkkracht.  

In
‘Zonder vrienden geen filosofie’ citeert Achterhuis met instemming de
Amerikaanse socioloog Nathan Glazer: “Er is niets dat de geest scherper
concentreert op een vraagstuk dan de ontdekking dat men het bij het verkeerde
eind heeft”. (p.48) Zo geeft Achterhuis in zijn boek ‘Utopie’ ruiterlijk toe
dat hij zich in de conclusies van zijn lijvig werk ‘De erfenis van de utopie’
veel te pessimistisch uitgelaten heeft over de toekomst van het utopisch
denken.  

Er is
zeker toekomst voor het utopisch denken van andersglobalisten en recentere
bewegingen van onderuit, maar niet voor het neoliberalisme dat hij in zijn
veelgelezen ‘De utopie van de vrije markt’ uit 2010 als een ideologie
ontmaskert.  

Beteugeling
van geweld  




De
nieuwe kanjer ‘De kunst van het vreedzaam
vechten, een zoektocht naar de bronnen van geweldbeteugeling’ die nu
voorligt heeft hij geschreven samen met vriend en collega, de andragoloog en
filosoof Nico Koning. Het is een verder denken over een thema waar Achterhuis
al jaren mee bezig is. Dit boek kan worden beschouwd als een voortzetting van
‘Met alle geweld’, dat een erudiete expeditie was naar de bronnen van geweld.  

Zoals
de ondertitel luidt is dit ‘een zoektocht naar de beteugeling van geweld’. Hoe
doe je dat? Dankzij welke instituties, praktijken en ideeën is het mogelijk geworden
op beschaafdere manieren met elkaar te botsen?  

Ook nu
weer werpt Hans Achterhuis zich, in het gezelschap van co-auteur Nico Koning, op
als een tegendraads denker. Rousseau, Marx en Engels, en met hen een aantal
beroemde antropologen en paleo-archeologen beweerden dat in de prehistorische
jagers/verzamelaarssamenlevingetjes een vreedzame gelijkheid zou bestaan hebben
en dat het geweld in de loop van de geschiedenis der mensheid massaal is
toegenomen.  

In
tegenstelling daarmee poneren de twee auteurs dat de moderne mens geleerd heeft
om op een vreedzamer manier met conflicten te kunnen omgaan. Dat klinkt eerder
ongeloofwaardig in het jaar 2015 dat de bloedige slag bij Waterloo van 1815 herdacht
wordt en Denemarken uitpakt met de veel bekeken televisiereeks ‘1864’ waarin
het Pruisische leger een ware slachting aanricht in de oorlog tegen Denemarken.
 

Achterhuis
en Koning verwijzen voor hun stelling onder meer naar de antropoloog Jared
Diamond die in ‘The world until Yesterday’ een aantal stammenoorlogen
beschrijft die niet als onschuldige schermutselingen kunnen worden afgedaan.
Vooral niet als ze geëxtrapoleerd worden naar hedendaagse moderne
samenlevingen.  

“De
moordpartijen die bijvoorbeeld op 4 juni 1966 vielen (in de Dani-oorlog)
vormden vijf procent van de overvallen groep. Om datzelfde percentage in een
moderne samenleving te bereiken, zouden er bij de aanslag op het World Trade
Center in plaats van 2996 zo’n vijftien miljoen slachtoffers hebben moeten
vallen.  De kans op een natuurlijke dood in onze samenleving is vele
malen groter dan in vroegere samenlevingen”, schrijven de auteurs. (p. 211).  

Aangenomen wordt dat de twintigste eeuw de
bloedigste ooit was in de geschiedenis, maar dat is niet zo. Daarvoor verwijzen
ze ook naar het werk van Steven Pinker. In zijn studie ‘Ons betere ik’
stelt deze sociaalpsycholoog dat we door de eeuwen heen steeds minder
gewelddadig zijn geworden, ondanks dat we in de huidige tijd beschikken over
hypermoderne wapens. Vele malen doeltreffender om een groot aantal mensen
tegelijkertijd te vernietigen dan met een zwaard, sabel of musket. Pinker
beweert dan ook optimistisch dat we leven in de ‘meest vreedzame alle mogelijke
werelden’. 

De
auteurs sluiten zich aan bij deze conclusie en ze lopen met deze opmerkelijke stelling
niet over een dag ijs, maar onderzoeken hiervoor ook ander materiaal over
traditionele samenlevingen en hun voorgangers, de groepen van primaten,
bijeengebracht door archeologen, mythologen, religiewetenschappers, historici,
antropologen, biologen en ethologen.  

Mimetische
begeerte 

Namen
noemen en verwijzingen naar studies in een grondig werk als deze heeft weinig
zin. Dit boek bulkt van de verwijzingen naar studies die beide erudiete heren
onderzocht hebben.

Als er
dan enkele namen moeten genoemd worden dan is het zeker die van de Franse
literatuurwetenschapper en filosoof René Girard, van de kritische priester Ivan
Illich, maar ook van de Franse existentialist Albert Camus en de Duitse filosofe
Hanna Ahrendt. Het zijn al heel lang ‘metgezellen’ in het denken van
Achterhuis. Ze komen ook in zijn ‘Zonder vrienden geen filosofie’ uitvoerig aan
bod.  

In ‘De
kunst van het vreedzaam vechten’ is het toch vooral René Girard en zijn begrip
‘mimetische begeerte[1]’ dat het
zwaarste doorweegt. Het gaat om imitatiegedrag, om het fenomeen dat individuen
gedragingen overnemen die ze bij andere mensen waarnemen.  

Volgens
Girard zijn mensen de meest empathische en mimetische dieren, die zich
voortdurend oriënteren op hun soortgenoten. Girard denkt dat gelijkheid leidt tot toename van geweld. Het
begeerde object (bijvoorbeeld een kunstvoorwerp, een huis of een partner) wordt
begeerlijker naarmate het door voor ons belangrijke anderen wordt begeerd. De
vondst van Girard is dat we niet willen wat
we zelf willen, maar dat we verlangens naäpen van hen naar wie we opkijken.  

Achterhuis en Koning gaan
een heel eind mee in die theorie van de mimetische begeerte, ook met Girards
zondebokmechanisme, maar met zijn katholieke vroomheid en zijn apocalyptiek
weten ze geen blijf. Ook dat is eigen aan Hans Achterhuis die zich aangetrokken
voelt tot ‘ongemakkelijke filosofen’ omdat ze hem verplichten eigen
vanzelfsprekende, vaak breed maatschappelijk gedragen vooronderstellingen onder
vuur te nemen.  

Vos en leeuw  

Om de
centrale stelling van het boek te illustreren verwijzen Achterhuis en Koning eveneens
uitvoerig naar Machiavelli en zijn ‘Il principe’ Als voorbeeld vertrekken
ze van het misschien  beroemdste
citaat uit dit beruchte boek.  

In het
achttiende hoofdstuk stelt Machiavelli dat de vorst om succesvol politiek te
bedrijven ‘zich met dierlijke middelen moet kunnen verdedigen’ en dus moet
leren ‘van de vos en de leeuw’. Want een leeuw staat machteloos tegen vallen en
een vos staat machteloos tegen wolven.  Men dient dus vos te zijn om vallen te ontwaren en leeuw om
de wolven weg te houden.  

Wat
betekent deze passage uit Machiavelli? Volgens beide auteurs wordt te vaak
vergeten dat de Italiaanse schrijver zijn beroemde dierenvergelijking door een
restrictieve opmerking vooraf laat gaan: ‘Men dient te weten dat men op twee
manieren strijden kan: ten eerste met wetten, ten tweede met geweld. De eerste
manier is eigen aan de mens, de tweede aan het dier.’  

Speelvelden
van vreedzaam vechten 

Machiavelli
gaat volgens hen vooral op zoek naar de menselijke manier van vechten en daarin
zijn Hans Achterhuis en Nico Koning Machiavelli hem gevolgd met hun analyses
over de instituties en speelvelden van vreedzaam vechten. Naast de wet
analyseren zij in dit boek ook de markt, de sport, de democratie, het vrije
woord, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en opvoeding en onderwijs als
wegen tot mondigheid, als verworvenheden van de moderniteit.  

Zij
zijn pleitbezorgers van geciviliseerde speelvelden om conflicten te beslissen. “Zo
treden duizenden leraren, sociale werkers, agenten, vrijwilligers en anderen
binnen onze landsgrenzen dagelijks op als veerkrachtige buffers tussen botsende
beschavingen. Ze spelen een meestal onderschatte geweldbeteugelende rol en
gebruiken daarbij meer of minder effectieve verleidingsstrategieën.” (p. 26) 

Burgerverzet

Vreedzaam leven als privépersoon is echter niet genoeg. Er
zal ook gestreden moeten worden.  Willen
we, zo wordt gesteld, met moreel gezag een tegenwicht bieden aan haatzaaiers en
geweldpredikers, dan is een gezamenlijk ‘offensief’ nodig van opvoeders,
leerkrachten en ouders.

Om vanuit de beschutting van de eigen privéwereld de
publieke ruimte te betreden, is moed nodig, zo stelde ook de filosofe Hannah
Arendt. Deze deugd hebben strijders in het verleden  altijd beoefend, tegenwoordig geldt zij ook voor gewone
burgers, voegen Hans Achterhuis en Nico Koning eraan toe.

Zij voegen er nog veel meer aan toe –  het boek telt 672 bladzijden! – zoveel zelfs
dat ik enkele weken nodig gehad heb om het boek te lezen en nog veel meer tijd
om het te laten doordringen en om er intellectueel op te kunnen kauwen. De auteurs maken immers gebruik van zeer uitgebreid
en verscheiden bronnenmateriaal. Van het Gilgamesj-epos, Homerus, de Griekse
tragedieschrijvers, de Bijbel tot eigentijdse literatuur waarmee het onderwerp
diepgaand wordt uitgespit.

Pen en potlood als wapen

Toch vindt Hans Achterhuis zelf dat er alvast een belangrijk
hoofdstuk ontbreekt in het boek. Dat zei hij dit jaar tijdens zijn lezing
‘Vrede en democratie: de kunst van het vreedzaam vechten?’, die hij hield voor
het Vlaams Vredesinstituut in het Vlaams parlement. In zijn uiteenzetting
verwees hij naar de moorddadige aanslag op de Charlie Hebdo redactie in Parijs.

In de vele commentaren daarop waren volgens hem de centrale
ideeën en begrippen van het boek aanwezig. “Wij vechten terug, maar wel op onze
manier,” luidde bijvoorbeeld de kop boven het redactionele commentaar van De
Volkskrant. De pennen en potloden zijn onze wapens, was de boodschap. “Waar
jullie machinegeweren leegschieten op weerlozen, antwoorden wij door
principieel vast te houden aan onze achting voor het woord, het enige juiste
middel om conflicten op te lossen.”

En hij besluit: “Dit soort gevecht moet overal in de
publieke ruimte plaats vinden. Wanneer ik het beeld van de mens als strijder in
ons boek als uitgangspunt neem, hebben we het vooral over deze ruimte. Het gaat
ons niet in de eerste plaats om een privé-moraal, maar om een publieke houding.
Vergeleken met vroegere traditionele samenlevingen kent onze moderne
maatschappij veel speelvelden, waar het vreedzaam vechten beoefend kan en moet worden.”

Held van de terugtocht

De
kunst van het vreedzaam vechten zit volgens de auteurs in het plaats geven aan
en het ontwikkelen van tegenspraak. Daarvoor moet een beschaafde ruimte aangeboden
worden zoals de cover van dit boek suggereert, waarop twee figuren rustig
discussiërend in een boksring tegenover elkaar zitten.  Dat is niet alleen een filosofische,
maar ook een politieke boodschap. 

Hans
Achterhuis is en blijft een ‘tegendenker’, ook weer in dit boek. “Wat is
filosofie vandaag de dag als ze geen kritische zelfwerkzaamheid van het denken
is? En als ze in plaats van te rechtvaardigen wat men al weet, geen poging is
te weten te komen hoe en in hoeverre het mogelijk zou zijn anders te denken?”
vroeg Michel Foucault, ook een van die ‘ongemakkelijke’ filosofische vrienden
van Achterhuis,  zich af in ‘Het
gebruik van de lust’.  

Het mag
dus niet verbazen dat ‘De kunst van het vreedzaam vechten’ genomineerd is voor de shortlist van de Socrates
Wisselbeker voor het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende
Nederlandstalige filosofieboek (een prijs die Achterhuis trouwens al twee keer
gewonnen heeft).  

Criticus
Stephen Sanders verwees in de Volkskrant naar Hans Magnus Enzensberger: “Voor mij
is Hans Achterhuis in Nederland de grote, filosofische held van de terugtocht,
omdat hij consequent zijn oude ideeën ontmantelt, zonder daar nieuwe absolute
zekerheden voor in de plaats te stellen. Hij is de Denker van de Dilemma’s
geworden – en dat is een geuzennaam.”

Dat
vind ik ook.  

Hans Achterhuis & Nico
Koning, De kunst van het vreedzaam vechten, een zoektocht naar de bronnen van
geweldbeteugeling
, Lemniscaat, Rotterdam, 2014, 669 blz. ISBN 9789047702191


[1] ‘mimetische
begeerte’ = het verlangen om een waargenomen werkelijkheid na te bootsen.

take down
the paywall
steun ons nu!