De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

“HAK AF DIE KOP!” *

“HAK AF DIE KOP!” *

vrijdag 20 november 2020 22:43
Spread the love

 

* Roald Dahl, Gruwelijke rijmen, De Fontein, 1982

COLUMN

De moord op Samuel Paty werd door de meeste mensen ervaren als een enorme schok. Niet alleen door de dood van de leraar, maar ook door de manier waarop hij werd omgebracht: zijn hoofd werd afgesneden, maar ook op straat gelegd en het beeld ervan werd via digitale media verspreid. Ik probeerde de emoties die dat bij mij opriep wat onder controle te krijgen, maar dat viel niet mee. Allerlei herinneringen doken op…

 

Zoals die aan de eerste keer dat ik over onthoofdingen hoorde, in de zesde klas van de lagere school. De meester had het over Belgisch Kongo, en vertelde hoe zwarten (nee, geen zwarten, dat heette toen nog ne…) de hoofden van twee Belgische militairen afhakten en op spiesen prikten, en zo exposeerden dat ze van ver te zien waren. Een afstotelijk volkje, die zwarten! Dat bleek ook uit een boek uit de klasbibliotheek dat ik las. Het ging over luipaardmensen, zwarten die ’s nachts, vermomd als luipaard en met metalen klauwen, mensen aanvielen en verminkten. Luguber allemaal.

 

Dat was wel niet de enige gruwel in de leerstof. Er was ook nog de Gewijde Geschiedenis, met bloedstollende martelingen uit het Oude Testament. Echt afgehard werd ik niet door al die educatieve confrontaties met horror. Toen we in datzelfde jaar op schoolreis gingen en in Gent het Gravensteen bezochten, bevond ik me opeens, totaal onvoorbereid, in een folter- en executiekamer. We kregen uitleg: executiezwaarden, duimschroeven, akelige instrumenten allerhande, en als hoogtepunt: een guillotine. Verschrikt rende ik weg.

 

Een tijd later moest ik van mijn ouders iets gaan afhalen in een sjiek huis in Sint-Job-in-’t Goor. Ik moest even wachten in de gang, en daar hing een ingelijste prent. Ze toonde een menigte volk, met in het midden een schavot en daarop een guillotine met een vastgebonden lichaam. De beul stond ernaast en hield het afgesneden hoofd omhoog om het te tonen aan de massa om hem heen. “Exécution de Robespierre”. Ik verstijfde, en was blij toen ik de gang kon verlaten. Het zou vele jaren duren eer ik mij in staat voelde om iets te lezen over de Franse Revolutie.

 

Naarmate ik ouder werd, leerde ik wel mijn emoties wat onder controle te krijgen bij het zien van dergelijke taferelen en de instrumenten die ze toonden. Ik dwong mezelf de guillotine in het Gruuthuzemuseum van Brugge te bekijken (hoewel niet lang).

 

Maar mijn relatie tot executies en folteringen blijft dubbelzinnig: ik blijf er boeken over kopen, inmiddels vullen die een paar planken in mijn bibliotheek, maar lees ze nauwelijks, en sommige heb ik zelfs nog niet ingekeken. De geschiedenis van de inquisitie, van de scherprechter, de concentratiekampen, Breendonk, Gilles de Rais, La sale guerre … Ik blijf hangen tussen willen weten en verdringen. Dat geldt ook voor de onthoofdingen in Saoedi-Arabië of die door IS: ik wil ze niet zien, vermijd alle filmpjes die die zaken tonen.

 

Baden-Powell jaagt op mensen

 

Maar in de nasleep van de onthoofding van Samuel Paty verschenen er oude foto’s op mijn computerscherm. Van Franse koloniale militairen met afgesneden hoofden van zwarten, van Arabieren, van Aziaten. De executie van Paty blijkt dan een echo van wat een courante praktijk was: niet alleen het ombrengen van de vijand, maar ook het verminken en exposeren van zijn lichaam of onderdelen daarvan. Ik bladerde wat in een recent boek over de band tussen de fotografie en oorlogen en executies. (1 ) De illustraties tonen hoe executies, lijken op het slagveld, triomferende strijders met afgesneden hoofden van vijanden…  een onderwerp van de fotografie werden.

 

Ik bleef, als ex-padvinder, hangen bij de pagina’s over Baden-Powell, die in 1907 de scouting-jeugdbeweging stichtte. Hij vertrekt in 1896 als militair naar Zuid-Afrika en neemt zijn “kodak” mee: een camera van de firma Eastman Kodak, type “Bulldog”. Hij komt terecht in een guerilla-oorlog, waarin een officieel leger strijdt tegen een verdoken vijand die vanuit hinderlagen toeslaat. Als er zo’n tegenstander vanuit een boom op hem schiet, schiet hij die uit de boom. “… hij bleef niet lang in die boom”, heet het eufemistisch. Baden-Powell maakt een foto van de dode vijand als souvenir. Maar het jaar daarna neemt hij het plaatje op in zijn boek “The Matabele Campaign” uit 1897. Blijkbaar was er een publiek voor dit soort illustratie, en stoorde die niet de gevoeligheden van de lezers.

 

Ik kende Baden-Powell als een oorlogsmisdadiger, die, zonder daartoe gemachtigd te zijn, de zwarte chef Uwini via een schijnproces liet ter dood veroordelen en doodschieten. Maar Baden-Powell kwam daarmee weg omdat de militaire overheid hem dekte. (2) Nu lees ik hoe hij de oorlog in Afrika beschrijft als een jacht: “De langste marsen lijken kort als je jaagt op wild (…) je geweer is geladen, al je zintuigen staan scherp om het wild te zien (…), leeuw, luipaard, everzwijn, antilope of n… (…) je weet nooit wat er gaat opduiken.” (a.w. p. 274) De zwarte als af te schieten wild? Ik blader in een ander boek, over de uitroeiingspraktijken in de kolonies en de koloniale oorlogen. (3) Een hoofdstuk gaat over de animalisering en bestialisering van de gekoloniseerden: zwarten worden voorgesteld als huisdieren, Arabieren als wilde beesten.

 

Frankrijk onthoofdt Afrikanen

 

In een ander hoofdstuk kom ik bij het onderwerp “Folteringen, verminkingen, schendingen”. De Franse kolonel Lucien De Montagnac laat in 1843 tijdens de veroveringsoorlog in Noord-Afrika een gesneuvelde vijand het hoofd afslaan en de handen afsnijden. Het hoofd prikt hij op zijn bajonet en een hand bindt hij aan de loop van een geweer, en zo keert hij terug van de strijd, triomfantelijk. Hij stuurt het hoofd en de hand als bewijs van zijn succesvolle missie naar een generaal in een naburig kamp. Die reageert zeer positief, en het helpt Montagnacs carrière vooruit. De generaal belooft namelijk de Minister van Oorlog in te lichten en verordent de promotie van Montagnac tot luitenant-kolonel.

 

De auteur van het boek geeft als commentaar dat het bij die verminkingen dus niet gaat om ontsporingen of stiekeme wraakzucht en ook niet om geïsoleerde gevallen, maar om een gangbare praktijk die in de militaire hiërarchie algemeen bekend was en werd aangemoedigd. En, zo zegt de auteur: “(…) de “Arabieren” worden altijd behandeld als wilde beesten, die, als ze gedood zijn, achtergelaten worden nadat men hun hoofd heeft weggenomen om te bewijzen hoe succesvol een klopjacht was, die eindigde met een overwinning.” (a.w. p. 157)

 

Montagnac weet precies wat de psychologische kant van zijn oorlogsvoering is. Een in de strijd gesneuvelde Arabier kan als een held vereerd worden, en de vijand versterken door een aangewakkerde strijdlust bij zijn medestanders. Maar door het hoofd en de handen weg te nemen wordt hij onherkenbaar en verandert in een anoniem, vernederd kadaver. Bij de fysieke dood komt door de verminking ook nog een symbolische dood, de gesneuvelde is niemand.

 

In 1845 valt Montagnac met zijn troepen in een hinderlaag van de emir Abdelkader. Zijn lijk wordt in stukken gehakt, zijn hoofd en de hoofden van zijn 250 soldaten worden afgehakt en met honing ingesmeerd om ze te conserveren. Er wordt een overwinningsfeest rond de bijeengezette koppen gehouden, en de emir stuurt ze naar de vorst van Marokko, als bewijs van zijn macht. (4)

 

Frankrijk: de selectieve verontwaardiging

 

De macabere onthoofding van Samuel Paty heeft een uitgebreide historische traditie. Ze verenigt in zich de vernedering door de verminking van het lichaam en het gebruik van het hoofd als schouwspel van triomf voor de onthoofder en vernedering van zijn entourage, maar nu met digitale middelen, dus snel en wereldwijd. Ook al is hij doodgeschoten, de moordenaar heeft zijn doel bereikt en triomfeert, en dat kan niet worden ongedaan gemaakt.

 

In de emoties over de dood van Paty speelt natuurlijk nog iets anders mee: het gebeuren is vlakbij, het zou ook ons kunnen overkomen. De gekwetste Franse ziel is heel wat minder bekommerd om folteringen, verminkingen en executies die zich ver weg afspelen, in Afrika bijvoorbeeld, en die niet-witte mensen treffen. De door de Franse troepen in Mali omgebrachte jihadi’s krijgen weinig of geen aandacht. Hun lot laat de publieke opinie net zo onverschillig als dat van de Arabieren die het slachtoffer werden van de genocidaire Montagnac.

 

De misbruiken van  de Franse kolonisatie in Afrika (willekeurige arrestaties, mishandeling, foltering, gevangenschap zonder beschuldiging of proces, executie in het wilde weg…) worden nu voortgezet in staten waarmee Frankrijk zich allieert, maar  Frankrijk kijkt weg. In zijn boek “Une guerre perdue” bekritiseert Marc-Antoine Perouse de Montclos het meten met twee maten van de Franse overheid en van de Franse publieke opinie. Kritiek op de wreedheden (zoals onthoofdingen) door jihadisten is er ruimschoots, maar de even onaanvaardbare misbruiken bij de bondgenoten van Frankrijk zijn geen probleem. “In 2017 bijvoorbeeld, heeft een rapport van Amnesty International aangetoond dat de veiligheidsdiensten regelmatig dorpelingen die ze ervan verdachten Boko Haram te steunen, folterden. In dezelfde kazerne bevonden zich Franse en Amerikaanse militairen die niets zouden hebben gezien of gehoord. In plaats van een staatsschandaal leidde de zaak alleen maar tot … een oorverdovende stilte.” (5)

 

Een kras voorbeeld, ook uit 2017, dat pas in mei 2020 juridisch afgewikkeld geraakte, is dat van Ibrahim Bello, een achttienjarige die in Kameroen “ondervraagd” werd door de politie wegens een beschuldiging van poging tot autodiefstal. Na de ondervraging moesten zijn beide benen geamputeerd worden en had hij een verlamde arm. (Bij het “gesprek” werd er o.a. met de machete en met elektrische schokken gewerkt.) Er is een consortium van 23 NGO’s dat zich achter de zaak van Bello zette, en dat zeer ontevreden is met het vonnis: een te lage vergoeding voor de gefolterde, en geen of te lage straffen – ver beneden het wettelijk minimum – voor de betrokken politieagenten. De NGO’S willen dit geval aangrijpen om verder actie te voeren tegen de schending van mensenrechten in Kameroen. (6)

 

De verontwaardiging over de ‘barbaarse’ moord op Paty zou dus evenzeer moeten gelden voor de barbaarse daden van Frankrijks bondgenoten in Afrika, maar daarvan is onder president Macron, die nochtans rijkelijk begiftigd is met verontwaardiging, geen sprake.

 

(1 ) Daniel Foliard, Combattre, punir, photographier, Empires coloniaux, 1890-1914, La Découverte, september 2020.

(2 ) Tim Jeal, Baden-Powell, Pimlico, 1995 (herdruk), p. 181-184.

(3)  Olivier Le Cour Grandmaison, Coloniser, Exterminer, Sur la guerre et l’État colonial, Fayard, juli 2020.

(4)  https://books.google.fr/books?id=n1QOAAAAQAAJ&pg=PA455&dq=cranes+troph%C3%A9es+turcs+en+alg%C3%A9rie#v=onepage&q=cranes%20troph%C3%A9es%20turcs%20en%20alg%C3%A9rie&f=false  p. 460 e.v.

(5) Marc-Antoine Perouse de Montclos, Une guerre perdue, La France au Sahel, JC Lattès, januari 2020, p. 255.

(6) https://www.amnesty.org/en/latest/campaigns/2017/07/cameroon-torture-chambers/ ;

https://www.voaafrique.com/a/demande-de-justice-pour-ibrahim-bello-tortur%C3%A9-par-la-police-camerounaise/5448950.html  ;

zie ook:  http://pointafrique7.com/cameroun-quatre-militaires-condamnes-a-10-ans-de-prison-pour-lexecution-sommaire-de-deux-femmes-et-de-leurs-enfants/

 

 

 

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!