Godzijdank is er een ‘vreselijke  andere’. Identiteit en alteriteit in de verkiezingscampagne.
Nationalisme, Federale verkiezingen -

Godzijdank is er een ‘vreselijke andere’. Identiteit en alteriteit in de verkiezingscampagne.

vrijdag 21 maart 2014 10:36
Spread the love

Houden we vast aan het PS-model of ruilen we het in voor het N-VA-model. Zo luidde de keuze die Bart De Wever ons voorhield bij aanvang van de huidige verkiezingscampagne. De N-VA-voorzitter werd in deze manicheïstische voorstelling van de kiescampagne volmondig bijgetreden door PS-voorzitter Paul Magnette. Beiden voeren sindsdien een verkiezingscampagne gebaseerd op alteriteitsvertogen: het (meestal, niet noodzakelijk) negatief afschilderen van een door jezelf gecreëerde  ‘andere’ om de eigen positie of identiteit te versterken. Goed geprobeerd maar te doorzichtig, oordelen journalisten en commentatoren. Maar toch werkt het. In de Nederlandse verkiezingscampagne van september 2012 brachten de wederzijdse alterificaties van de liberale VVD en de sociaaldemocratische PvdA deze formaties tot recordscores ten koste van andere belagers in het eigen rechtse of linkse kamp.

In de N-VA-representatie is de ‘andere’ die Vlaanderen bedreigt de PS en, bij uitbreiding, een door de PS-gedomineerd Wallonië. Dat krijgt negatieve eigenschappen toebedeeld als mismanagement, gebrek aan verantwoordelijkheidszin, spilzucht, bureaucratie, immobilisme . Met de machtsgreep van de PS op de federale regering, zo klinkt het, heeft deze Waals-socialistische gangreen ook het federale België kapot gewoekerd. Daarmee wordt nog een extra ‘andere’ in leven geroepen: de Vlaamse partijen die een coalitie aangingen met de PS en die geduid worden als in hetzelfde bedje ziek. Geen toeval dat dit laatste aanleiding geeft tot buitengewoon bitsige verwijten van N-VA aan het adres van Open-VLD en vice versa. Sigmund Freud verklaarde dit als ‘het narcisme van het kleinste verschil’: je zet je het hardst af van degene die het meest op je lijkt. Een beetje zoals Beerschot versus Antwerp. Dit discours over de ‘andere’ bespaart de N-VA veel uitleg over de eigen voorstellen want haar ‘model’ kan rechtstreeks afgeleid worden uit de negatie van het PS-model. De N-VA wil de kiezer dus duidelijk maken dat ze staat voor verantwoordelijkheidszin, rigiditeit, goed bestuur, efficiëntie en dynamisme waardoor ‘we’ opnieuw de concurrentie zullen kunnen aangaan met de ‘ons’ omringende landen. Het is een vertoog dat de N-VA in staat stelt moeilijkheden, twijfels en tegenstrijdigheden naar de achtergrond te drukken. De grootste tegenstrijdigheid daarbij is deze: hoe zeg je dat jij alleen het goed voor hebt met je Vlaamse volk terwijl je sociaaleconomische voorstellen een regelrechte ramkraak vormen op de portemonnee van de overgrote meerderheid van deze Vlaamse loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden?

De homogenisering van de ‘andere’ en van je eigen ‘kamp’ moet de kiezer doen geloven dat het N-VA-pakket bestaat uit gewone, redelijke,  normale waarden en voorstellen, ingegeven door het veel geciteerde ‘gezond verstand’. De ‘andere’ wordt hierdoor geabnormaliseerd: hij stelt ongewone, zotte, gevaarlijke zaken voor; is irrationeel en dus in hoge mate onbetrouwbaar. Dat geldt bij uitbreiding ook voor wie in het ‘Vlaamse kamp’ kritisch staat tegenover dit dominante vertoog.

Deze negatieve othering wordt versterkt door de zogenaamd Waalse ‘aard’ historisch te wortelen en te kaderen in een bredere, ‘andere’ cultuur: de Latijnse of Romaanse met z’n vermeende laissez-aller mentaliteit en alomtegenwoordige slordig- en slonzigheid. De verschillen worden vanaf hier quasi ongemerkt geëssentialiseerd en krijgen een etnische inkleuring. Ze zouden eigen zijn aan het ‘hardwerkende’ Vlaamse volk. Met haar Gründlich– en Pünktlichkeit bewijst dat Vlaanderen, aldus het Vlaams-nationalistische vertoog, dat ze aansluit bij een Germaanse cultuur. Of zoals N-VA-voorzitter en Antwerps burgemeester in bijberoep Bart De Wever aan het Franse persagentschap AFP verklaarde: ‘België is een optelsom van twee democratieën (…) De ene democratie wordt gedomineerd door de linkerzijde en de andere, Vlaamse democratie door de N-VA. Vlaanderen wil de Duitse weg volgen – van de hervorming – terwijl Wallonië het Franse voorbeeld van François Hollande wil volgen: uitgaven, uitgaven, uitgaven.’ De taalgrens, zo klinkt het, is een harde cultuurgrens tussen een degelijk Noorden en een Zuiden dat sociaaleconomisch op flanellen benen loopt. Het Noorden kán beter maar mag niet van België; het Zuiden wíl niet beter en klampt zich vast aan België, aldus deze representatie.

Aan PS-zijde is men om dit discours allerminst rouwig en haar voorzitter beaamt gretig: ‘Ja, wij willen in alles het totale omgekeerde van wat de N-VA wil’. Paul Magnette kan er de Waalse kiezer mee overtuigen dat vanuit een door de N-VA geleid Vlaanderen de welvaartstaat met haar sociale zekerheid gevaar loopt. De N-VA wordt afgeschilderd als kil, hardvochtig, besparingsziek, en dus asociaal. Ook in dat discours kan een extrapolatie waargenomen worden naar heel Vlaanderen. Vlamingen zijn in deze representatie dan koppig en stug, overijverig en wat zuur, rechts tot extreem-rechts, waarbij dan de collaboratie van het grootste deel van de Vlaamse beweging met de nazi-bezetter in herinnering wordt gebracht: de reductio ad hitlerum loert er constant achter de deur.

Het moet dan weer alles over de PS zeggen. Die zet zichzelf daarmee neer als de partij van het hart, de solidariteit, de herverdeling en is dus sociaal. En ook de PS voegt er een interne ‘andere’ aan toe: de MR als vehikel van dezelfde waarden en voorstellen als de N-VA in het ‘eigen kamp’. Ook dit levert een verhitte woordenstrijd op waarbij MR-boegbeeld Didier Reynders het PS-Wallonië vergelijkt met Noord-Korea, summum van monolithisch dictatoriaal blok, reductio ad Kim-jong unum. En ja, ook de PS poogt kost wat kost een interpellerende tegenstrijdigheid naar de achtergrond te drukken: hoe kan je je voordoen als de sociale beschermheer van de maatschappelijk zwakkeren als je zelf de maatregelen vorm en inhoud geeft die deze mensen nog dieper in de put werken?

Dat de N-VA met haar spreken over de ‘andere’ het debat in Vlaanderen bepaalt en ook bij ‘ons’ de interne ‘anderen’ in het defensief dringt, blijkt uit de reacties van degenen die politiek het dichtst bij die N-VA staan. Zowel de christendemocratische minister-president Kris Peeters als de liberale voorzitter Gwendolyn Rutten putten zich uit om te stellen dat de PS ‘in Vlaanderen niet bestaat’. Dat weet het kleinste kind, maar impliciet haasten ze zich beiden om vooral niet met de kenmerken geïdentificeerd te worden die de N-VA het ‘Wallonië van de PS’ toebedeelt. De nuance over en de weerstand tegen de beeldvorming van incapabele en quasi corrupte Walen in een armtierige, luie en zieke regio verkleint daarmee zienderogen. Idem dito in Wallonië met het geconstrueerd beeld van een koel, egoïstisch en rechts tot extreem-rechts Vlaanderen. Beide discours hangen een ongenuanceerd, karikaturaal beeld op van de ‘andere’ regio dat hoe langer hoe meer spontaan met negatieve connotaties geassocieerd wordt.

Dit ver-ander-en vervalst, verengt en depolitiseert het debat in beide landsdelen maar zweeft niet in het ijle. Het is uiteraard geënt op verschillende ideologieën en praktijken tussen N-VA en PS. Toch moet genuanceerd worden. Ten gronde schrijven zowel de PS als de N-VA zich in het EU-begrotingsbeleid in. De eerste zegt het wat softer te willen, de andere wil wat versnellen en verdiepen. Inzake buitenlandbeleid doen zich tussen beide evenmin fundamentele verschillen voor. NATO-verplichtingen, militair humanitarisme, voor beide partijen geen probleem. Een nochtans niet onbesproken issue als het asielbeleid speelt ze evenmin uit elkaar en de GAS-boetes, daar staan ze ten gronde ook al allebei achter. De verschillen op het vlak van beleidsopties, die dus kleiner zijn dan beide toegeven, worden uitvergroot tot absolutismen die aan beide zijden de geesten verder van elkaar doen verwijderen.

Dit negatief spreken over de ‘andere’ is niet nieuw. De vorming van zowel de Vlaams-nationale als de Waalse identiteit waren historisch in grote mate de vrucht van dergelijke discours waarbij elk zichzelf representeerde als slachtoffer, mikpunt van aanvallen, pesterij en vernedering door de geabnormaliseerde ‘andere’.  De Franse filosoof Ernest Renan wist in 1882 al dat samen afzien vlotter verenigt dan samen een feestje bouwen. Om een natie te homogeniseren ben je zelfs beter af met rouw dan met triomfen, voegde hij eraan toe. Hoe welvarend Vlaanderen ook moge wezen, Vlaams-nationalistische opiniemakers zullen steeds op zoek gaan naar wat ze vernedert, de spreekwoordelijke kaakslag. Tegenwoordig moet de aanleiding daarvoor al ver gezocht worden. Die kan bestaan uit twee panda’s die in Bergen en niet in de Antwerpse zoo gehuisvest worden. Of het kan een officieel Rode Duivelslied zijn dat niet door de Romeo’s maar wel door Stromae gebracht wordt. Lap, terwijl het hele Vlaams-nationalisme zich opmaakte om de Duivels van de ene naar de andere zege te schreeuwen.

Vincent Scheltiens is historicus en maakt deel uit van PoHis, Centre for Political History, Universiteit Antwerpen

take down
the paywall
steun ons nu!