Gevraagd: Sterke vakbonden voor een betere wereld

Gevraagd: Sterke vakbonden voor een betere wereld

vrijdag 16 september 2016 20:30
Spread the love

Jef Mariën, Omer Mommaerts, Anne Dhooghe, Willy Verbeek

We hebben het er nu wel mee gehad. Met de ranzige opmerkingen dat de vakbonden ouderwets zijn, conservatief, zich vastklampen aan de macht, deel van ‘het systeem’ zijn geworden en geen perspectief meer bieden voor de zo noodzakelijke veranderingen. Wij geloven dat strijdbare, emancipatorische en politiek onafhankelijke vakbonden belangrijke bondgenoten zijn in de transitie naar een solidaire en rechtvaardige samenleving.

Strijdbaar

Vakbonden zijn van oudsher een tegenbeweging. Verenigingen waar mensen zich collectief organiseren tegen onrecht, onderdrukking en een samenleving op het oog hebben waarin elke mens aan zijn trekken komt. Vakbonden zijn dwarsliggers die de bestaande onrechtvaardige structuren bestrijden en met hun acties naar een wereld toewerken waarin ‘het goede leven’ voor iedereen dichterbij komt. Het is dan ook niet meer dan normaal dat vakbonden zich vandaag bijvoorbeeld verzetten tegen besparingen in de sociale zekerheid, tegen een mogelijke afschaffing van de 38-urenwerkweek, een verregaande vorm van flexibiliteit en tegen een loonstop die enkel de werknemers en de uitkeringsgerechtigden treft. Waarom wordt dat verzet oubollig, contraproductief en conservatief genoemd? Omdat wij niet naar het verleden kijken en onze blik op de toekomst richten, stelt de regering daar tegenover. Dat is modern en progressief. En de vakbonden kunnen daar aan mee werken als ze zich ‘redelijk’ opstellen, als ze niet meer terugplooien op ‘verworven rechten’ maar resoluut meedenken over een nieuwe en moderne ‘marktdynamiek’. Bedoeling is dat de bedrijven meer ‘zuurstof’ krijgen. Dat wil zeggen dat de kosten moeten dalen en de winsten moeten stijgen. Dat lijkt ons echter absoluut geen nieuwe dynamiek maar veeleer ‘nieuwe wijn in oude zakken’. De ‘loonkost’ is de bedrijven altijd al een doorn in het oog geweest en de arbeidsduur (nog zo’n heikel punt) moet soepel kunnen georganiseerd worden om de winst te kunnen opdrijven. Laten we ons dus geen illusies maken. Want wat zei minister Peeters letterlijk bij zijn voorstel om de 38-urenwerkweek af te schaffen? “De productie, omzet en winstmarge moeten omhoog, de kosten omlaag”. Omdat de vakbonden dat niet pikken worden ze weggezet als oubollig en conservatief. Maar de nieuwe toekomst die de huidige regering voor ogen heeft is er een waarin de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal grondig gewijzigd worden, in het voordeel van het kapitaal natuurlijk. Je kan de vakbonden onmogelijk vragen daaraan mee te werken.

Emancipatorisch

De geplande hervorming van de arbeidsmarkt, op maat van de bedrijven, en de aankondiging van een verdere loonstop, zet de strijd over ‘arbeid en beloning’, als van oudsher, weer op scherp. Net rond deze thema’s is in dit land een systeem opgebouwd dat na WOI stilaan vorm kreeg en een institutioneel beslag kreeg met het Sociaal Pact van 1944. Het sociaal overleg dat daaruit volgde tussen werknemers en werkgevers (paritair) en met de regering(en) als derde partner (soms als facilitator, scheidsrechter of solo-slimspeler) bepaalde de sociale politiek. Dat overleg ligt vandaag zwaar onder vuur. Door de vakbonden zelf die vaststellen dat het eigenlijk niet meer functioneert, door de critici van de vakbonden die de rol van dat overleg en de plaats daarin van de vakbonden op de korrel nemen. De sociale partners zouden zich een te groot (en buiten alle verhoudingen) aandeel in de besluitvormingsmacht verworven hebben. De overheid heeft hen a.h.w. het monopolie gegeven om de sociaaleconomische ontwikkeling in dit land te sturen. Ze zijn zo geïntegreerd geraakt in de overheids- en staatsstructuren dat ze zelf ‘deel van het systeem’ zijn geworden. Daarbij vergeten ze niet zichzelf te bedienen. Het ‘eigen belang’, het verstevigen van de eigen positie, neemt het over van het ‘algemeen belang’. ‘Corporatisten’, zijn het dus geworden.

Dat is een serieuze beschuldiging die enige nuance verdient. Het Belgisch overlegmodel heeft de werknemer (regelingen rond loon- en arbeidsvoorwaarden), de arbeidersbeweging (organisatorisch) maar ook de brede samenleving (de welvaarts- en verzorgingsstaat, de sociale zekerheid) geen windeieren gelegd. Maar hebben de vakbonden te veel macht verworven? Stellen zij zich in de plaats van de overheid en de politici? Wat ons betreft niet en het klopt ook niet met de realiteit. Dat de arbeidersbeweging op zoveel mogelijk plaatsen een vinger in de pap heeft, is voor ons ook geen probleem. Vakbonden hebben immers de verdomde plicht om –daar waar het kan- een voet tussen de deur te steken om sociaaleconomische rechten af te dwingen en de zo fel gewenste economische democratie dichter bij te brengen. Van meet af aan hebben de vakbonden onrecht en onderdrukking aangeklaagd en de lijnen uitgezet voor meer solidariteit en rechtvaardigheid. Werknemers moeten greep krijgen op hun arbeid, om zich daar als mens in te ontplooien en volwaardig te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Daar entte zich een mens- en wereldbeeld op. Een solidaire samenleving die via herverdelende rechtvaardigheid iedereen aan zijn trekken laat komen en mensen ‘rechtop’, niet geketend en als gelijken kunnen samenleven. Het is altijd de bedoeling van de vakbeweging geweest om via het afdwingen van sociaaleconomische rechten de deur open te breken naar economische democratie. Economische democratie staat dan voor emancipatie, ontvoogding en democratie in de zin van een samenleving van ‘vrijen en gelijken’ maar ook voor herverdeling volgens het motto: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.

Commentatoren allerhande, opiniemakers, burgerbewegingen en politici zouden het begrip ‘economische democratie’ wel eens wat meer onder de aandacht mogen brengen. Want alle mooie wensen over rechtvaardigheid, democratie of gelijkheid maken geen schijn van kans als er geen economische gelijkheid bestaat. Of met andere woorden: zonder economische democratie bestaat er geen rechtvaardigheid, geen gelijkheid en is de politieke democratie inhoudsloos. Dus hebben de vakbonden alle redenen van de wereld om op straat en in de cenakels van de macht die economische democratie af te dwingen. En er is nog werk aan de winkel. Is er dan niks bereikt? Toch wel. De vakbonden stonden mee aan de wieg van de welvaarts- en verzorgingsstaat. Ze hebben gewogen op de politieke besluitvorming en sociaaleconomische rechten uit de brand kunnen slepen inzake loon- en arbeidsvoorwaarden. Ze hebben een beslissende rol gespeeld in de opbouw van de sociale zekerheid die velen ons benijden maar waar nu zware bressen in geslagen worden en (nog) niet toereikend genoeg is om van universele bescherming te kunnen spreken. Maar is dat de schuld van de vakbeweging? Helemaal niet. Want van de oorspronkelijke doelstelling van de vakbonden om de wereld van de arbeid en de economie, van de brede maatschappelijke behoeften, te onttrekken aan de vrije markt, aan de privébelangen, aan het kapitalisme, is jammer genoeg nog niet veel van in huis gekomen. De deur naar de economische democratie wordt nog steeds angstvallig dichtgetimmerd door de financiële en economische machtscentra. Wie zei daar weer dat de vakbonden over te veel macht beschikken?

Politiek onafhankelijk

Hebben de critici van de vakbonden dan helemaal geen been om op te staan? Toch wel. In de poging om greep te krijgen op de sociaaleconomische ontwikkelingen hebben de twee grote vakbonden in het verleden hun lot verbonden aan de sociaaldemocratische en de christendemocratische partijen. Dat heeft zijn voordelen gehad maar daar is ook een keerzijde aan. Na verloop van tijd ontstond er als het ware een ‘osmose’ tussen politiek, partijpolitiek en arbeidersbeweging. Vakbonden en ziekenfondsen leverden kabinetsmedewerkers die na verloop van tijd weer terugkeerden (als partijsoldaat) of kregen weer een ander mandaat in andere overheidsdiensten of parastatale instellingen. Partijleden werden dan weer gedropt in vakbondsmiddens en ziekenfondsen waardoor de grens wel flinterdun werd. Vandaag nemen we daar meer en meer afstand van. Als de visie en het concrete beleid van de partijen niet meer sporen met de doelstellingen van de arbeidersbeweging, dan moet de organisatorische band doorgeknipt worden. Het ‘samengaan’ van partij en vakbond heeft in het verleden wel wat opgeleverd in termen van organisatie en de realisatie van sociaaleconomische eisenbundels, maar de belangrijkste legitieme verzuchtingen van de arbeidersbeweging hebben in dat ‘samenspel’ geen schijn van een kans gekregen. Echt verwonderd hoeven we daar niet over te zijn, want we weten dat het neoliberalisme niet alleen gretig ingang vond in de ondernemingen, maar ook zijn weg vond in de partijen waarmee de vakbonden zich verbonden hadden. En wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien.

Wij maken hier geenszins het proces van alle vakbonden. Als ‘Beweging’ hopen wij dat de christelijke arbeidersbeweging zijn les heeft geleerd. Fratsen zoals de Arco-affaire kunnen we in de toekomst missen als kiespijn. En we zijn daar redelijk gerust in. De arbeidersbeweging is dan wel oud en volgens velen nog steeds verzuild, ze is niet versleten, ze heeft nog steeds een toekomst. Uiteraard moeten de vakbonden hun opdracht in het licht van het veranderende maatschappelijke krachtenveld tegen het licht houden. De consequenties voor organisatievorm en strategie mogen niet uit de weg worden gegaan. Heroriënteren dringt zich op als het overleg wordt uitgehold en de strijd gecriminaliseerd. Er zal flink moeten gediscussieerd worden. Met welke wervende alternatieven kunnen we de mobilisatie en slagkracht opvoeren? Wat is het maatschappelijk en politiek project dat we willen uitdragen? De vakbonden beschikken over vele duizenden militanten waarvan een groot deel ook nog eens sterkhouder is, of alleszins actief betrokken is, in tal van actiegroepen, wijkcomités, sociale organisaties rond armoedebestrijding, welzijn, vrede, milieu, ontwikkelingssamenwerking, enz. Dat is een immens sociaal kapitaal waar je een eind mee op pad kan. Daar gaat een kracht en een dynamiek van uit die velen ons benijden. Zij zijn de go-between tussen het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ middenveld. Binnen de vakbonden houden zij de vinger aan de pols van wat er leeft in het brede middenveld, in dat middenveld injecteren zij de strijd voor solidariteit en herverdelende rechtvaardigheid.

Lang hebben de vakbonden ingezet op samenwerking met politieke partijen om hun sociaaleconomische eisen kracht bij te zetten. En ze zijn mede door die partijen groot geworden, maar vandaag, stelt Jaak Brepoels vast (Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn?), blijven ze politiek verweesd achter. Is dat een probleem? Op het eerste zicht wel want de eisen van de arbeidersbeweging moeten ook een politiek verlengstuk krijgen. De sociaaldemocratische en christendemocratische partijen vervullen die rol vandaag niet meer. Dus is het uitkijken naar politici en andere politieke partijen die consequent de doelstellingen van de arbeidersbeweging trachten te realiseren. Is dat naïef? We zullen zien. Maar we hoeven daarom niet te wachten om nieuwe krachtsverhoudingen op te bouwen van onderuit, in nauwe samenwerking met andere progressieve bewegingen in het kritische middenveld.

take down
the paywall
steun ons nu!